Home / Publicaties / Belastingplan 2013: Versterking voorrecht van de...

Belastingplan 2013: Versterking voorrecht van de fiscus

20/09/2012

Op Prinsjesdag werd het Belastingplan 2013 gepresenteerd. Het plan bevat een verstrekkend voorstel om de positie van de Belastingdienst te versterken ten opzichte van zekerheidsgerechtigden en derden zoals leasemaatschappijen en leveranciers van zaken onder eigendomsvoorbehoud. Het plan doet alarmbellen bij deze partijen rinkelen.

De wet kent een rangorde tussen verschillende schuldeisers. Aan de Belastingdienst is een hoge preferentie toegekend. Deze preferentie is lager dan de voorrangspositie van banken die zekerheidsrechten hebben bedongen, maar kan hoger zijn indien de Belastingdienst zelf tijdig invorderingsmaatregelen treft. Voor het beïnvloeden van de rangorde kan de Belastingdienst zich beroepen op het fiscale bodemvoorrecht. Buiten faillissement van de belastingschuldige dient de Belastingdienst eerst invorderingsmaatregelen te nemen door beslaglegging om deze sterkere positie ten opzichte van de zekerheidsgerechtigde te effectueren. Als die stap wordt gezet kan de Belastingdienst zich voor belastingen zoals loon- en omzetbelasting met voorrang verhalen op bodemzaken (inventaris, computers, machines e.d.) waarop door de belastingschuldige ten behoeve van de bank een bezitloos pandrecht werd gevestigd. Uitgangspunt is dan ook dat de Belastingdienst buiten faillissement door eigen handelingen haar verhaalspositie kan versterken.

Daarnaast kan de Belastingdienst via het fiscale bodemrecht ook verhaal zoeken op bodemzaken die eigendom zijn van derden. Aan derden in eigendom toebehorende zaken worden dan geëxecuteerd voor belastingschulden van een ander. Deze derde kan slechts in een beperkt aantal gevallen executie voorkomen. Hier geldt dat de Belastingdienst altijd eerst beslag dient te leggen om deze sterke positie af te dwingen.

Een door de wetgever noodzakelijk geachte voorwaarde voor verhaal door de Belastingdienst is dat de zaken zich op de bodem, dat wil zeggen in de bedrijfsruimte, van de belastingschuldige bevinden. Als dat niet het geval is, kan de Belastingdienst geen invorderingsmaatregelen treffen. Door tijdig zaken van de bodem te verwijderen kan de Belastingdienst geen invorderingsmaatregelen treffen. Een bekende manier om dit te doen is het toepassen van een bodemverhuurconstructie.

De wetgever merkt dit handelen van zekerheidsgerechtigden en derden aan als verijdelingsconstructies die het bodemrecht en het bodemvoorrecht een tandeloze tijger doen worden. Deze handelwijze past echter geheel binnen het wettelijke systeem en is in rechtspraak toegestaan.

Het wetsvoorstel zoals opgenomen in het Belastingplan 2013 houdt in dat de zekerheidsgerechtigde of de derde verplicht wordt om de Ontvanger te informeren over zijn voornemen zijn recht op bodemzaken uit te oefenen, dan wel hem te informeren over zijn voornemen om handelingen te verrichten waardoor de zaken niet meer als bodemzaken kwalificeren. De Ontvanger wordt vervolgens een termijn van vier weken gegund om beslag te leggen. Als de Ontvanger laat weten dat niet te zullen doen of na het verstrijken van vier weken zonder dat de Ontvanger een keuze heeft gemaakt, kan de zekerheidsgerechtigde of de derde zijn rechten uitoefenen. Als deze regels niet in acht worden genomen, dient de executiewaarde aan de Ontvanger te worden afgedragen zodat de Ontvanger zich alsnog op (de opbrengst van) die zaken kan verhalen.

Afhankelijk van het perspectief zal anders gedacht worden over de wenselijkheid en de rechtvaardigheid van de in het wetsvoorstel opgenomen versterking van de positie van de Belastingdienst. Mocht het wetsvoorstel worden aangenomen, dan zullen zekerheidsgerechtigden en derden nog sterker rekening moeten gaan houden met de positie van de fiscus. Dit zal invloed hebben op de financierbaarheid van ondernemingen.

Belastingplan 2013
kamerstuk | 18-09-2012 | Pdf-bestand, 2,2 MB

Auteurs

David Bos