Home / Publicaties / De grenzen van de zorgplicht

De grenzen van de zorgplicht

Aansprakelijkheid van accountants jegens derden

16/03/2009

De accountant dient zich bij de uitoefening van zijn beroep te houden aan allerlei wettelijke regels en gedragsnormen. Bovendien heeft hij een zorgplicht jegens zijn opdrachtgever om als een redelijk handelend accountant op te treden. De zaak Vie d'Or waarin de Hoge Raad een accountant jegens derden aansprakelijk achtte, heeft veel stof doen opwaaien. Hoe reëel is dit risico?

1. Werkzaamheden van de accountant

De accountant dient bij de uitoefening van zijn werkzaamheden in het algemeen te handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht. Wanneer hij in die zorgplicht tekortschiet, kan hij jegens zijn cliënt aansprakelijk zijn voor de daaruit voortvloeiende schade.

Een accountant kan echter ook jegens derden aansprakelijk zijn. Deze aansprakelijkheid kan in beginsel uitsluitend ontstaan met betrekking tot werkzaamheden, waarvan het resultaat een zekere externe werking heeft: derden moeten kennis kunnen nemen van het resultaat van de werkzaamheden en moeten daarop kunnen vertrouwen. Een dergelijke externe werking komt in ieder geval toe aan de controle van de jaarrekening en de goedkeuring daarvan.

Achterliggende gedachte is, dat de taak van de accountant mede een wezenlijk publiek belang dient. De belangen die met de taakuitoefening zijn gediend, zijn niet beperkt tot die van de rechtspersoon om wiens verslag en jaarrekening het gaat.

2. De norm voor aansprakelijkheid jegens derden: het arrest Vie d'Or

Volgens de Hoge Raad (in de zaak Vie d'Or, oktober 2006) moeten bij de beoordeling van de vraag of de accountant in een bepaald geval jegens een derde aansprakelijk is, alle omstandigheden van het geval worden meegewogen. Daarbij spelen volgens de Hoge Raad in ieder geval de volgende vragen een belangrijke rol.

1) heeft de accountant zich gehouden aan de regels (nationaal en Europees) die voor de desbetreffende werkzaamheden bestaan?
2) welke norm is geschonden en wat is de ernst van de schending?
3) welke maatregelen heeft de accountant getroffen en welke informatie aan zijn cliënt verschaft?
4) in hoeverre was de daadwerkelijk geleden schade vooraf voorzienbaar?
5) in verband met deze voorzienbaarheid: heeft de accountant redelijke (controle)maatregelen genomen, respectievelijk waarschuwingen afgegeven, ter voorkoming van de schade?

3. Rechtspraak na Vie d'Or

Hoe worden de normen van de zaak Vie d'Or in de lagere rechtspraak toegepast? In het volgende zal ik in hoofdlijnen een tweetal relevante uitspraken behandelen.

Ceteco
De rechtbank Utrecht heeft in de Ceteco-uitspraak (december 2008) de externe werking zo uitgewerkt, dat een vordering tegen een accountant op grond van het schenden van een zorgplicht jegens derden, alleen kan slagen wanneer die derden hebben gehandeld op basis van een door de accountants gecontroleerde jaarrekening.

De rechtbank geeft verder nadere invulling aan criterium 5) van Vie d'Or: de waarschuwingsplicht van een accountant gaat volgens de rechtbank in beginsel niet zover, dat hij het publiek dan wel alle hem bekende debiteuren op de hoogte dient te stellen, indien de bestuurders en/of commissarissen van de accountant - in de visie van de accountant - niet adequaat handelen ten aanzien van gegeven waarschuwingen.

Steens / Crossroads c.s.
In deze uitspraak heeft de rechtbank te Rotterdam (oktober 2008) overwogen dat de reikwijdte van de zorgplicht van de accountant groter is, wanneer hij werkzaamheden verricht in het kader van zijn wettelijk opgedragen taak, dan wanneer hij werkzaamheden verricht die daarbuiten vallen. Bij werkzaamheden die niet toezien op de hem wettelijk opgedragen taak, zoals het opstellen van een samenstellingsverklaring, geldt de zorgplicht in beginsel uitsluitend ten opzichte van zijn opdrachtgever. De samenstellingsverklaring dient immers als een intern document te worden beschouwd in de relatie tussen de accountant en zijn opdrachtgever, waarop derden in beginsel geen beroep kunnen doen.

Ten aanzien van controlewerkzaamheden geldt, nu het daarbij wél gaat om een wettelijk opgedragen taak van de accountant, doorgaans wél een zekere zorgplicht van de accountant jegens derden. Daarvan zal normaalgesproken pas sprake zijn als de accountant had kunnen voorzien dat de desbetreffende derde in haar (financiële) besluitvorming op de juistheid van de informatie zou vertrouwen in de mate waarin zij daarop feitelijk heeft vertrouwd.

4. Conclusie

In de lagere rechtspraak na Vie d'Or is het beeld bevestigd dat de accountant slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen wegens het schenden van zijn zorgplicht jegens derden aansprakelijk zal worden geacht. Aansprakelijkheid zal eerder worden aangenomen voor werkzaamheden waarvan het resultaat externe werking heeft