Home / Publicaties / De reikwijdte van het concurrentiebeding

De reikwijdte van het concurrentiebeding

12/02/2015

Onlangs heeft de rechtbank Noord-Holland zich uitgelaten over de vraag op welke wijze de reikwijdte van een concurrentiebeding dient te worden uitgelegd. Het ging in deze zaak om het volgende.

Uitspraak rechtbank Noord-Holland

De werknemer is in 2006 in dienst getreden bij werkgever in de functie van statutair directeur. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. De reikwijdte van het concurrentiebeding is geënt op de zinsnede "the same branch of industry".

Met ingang van 1 augustus 2014 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden beëindigd. In de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat het concurrentiebeding onverkort van toepassing zou blijven. De werknemer is vervolgens een eigen bedrijf gestart. Dit bedrijf biedt soortgelijke producten aan als werkgever.

Hierop is werkgever een kort geding gestart waarin zij vordert dat werknemer zijn activiteiten, waarmee hij het tussen hem en werkgever overeengekomen concurrentiebeding overtreedt, per direct dient te staken. Daarnaast vordert werkgever om (in het kader van geleden schade) werknemer te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan werkgever te betalen een bedrag aan voorschot van € 145.000,--, althans een in goede justitie te bepalen bedrag.

De primaire vraag die door de voorzieningenrechter dient te worden beantwoord, is hoe de zinsnede "the same branche of industry" dient te worden uitgelegd. In dat kader overweegt de voorzieningenrechter dat de omstreden bepalingen van het concurrentiebeding in beginsel dienen te worden uitgelegd volgens/op basis van de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de woorden "branche of industry". Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van het concurrentiebeding de door de werknemer gegeven lezing. Die lezing houdt in dat onder "branche of industry" moet worden verstaan een drogisterij/gezondheidswinkel.

Bij de beoordeling van de vraag in welke bedrijfstak werkgever dan wel het bedrijf van werknemer moet worden geplaatst, dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter te worden gekeken naar de feitelijke activiteiten van de bedrijven en niet naar de SBI-codes waaronder de bedrijven zich hebben laten registreren bij de Kamer van Koophandel.

In dit kader overweegt de voorzieningenrechter dat van werkgever mag worden verwacht, nu zij zich lastig in een bepaalde bedrijfstak laat plaatsen, dat zij in een concurrentiebeding voor haar werknemers duidelijk omschrijft wat daaronder valt.

Nu het bedrijf van werknemer naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet binnen de binnen dezelfde bedrijfstak valt als waarbinnen werkgever moet worden geplaatst, acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat werknemer niet in strijd met het concurrentiebeding heeft gehandeld.

Lijn in de rechtspraak

De rechtspraak geeft geen eenduidig beeld op welke wijze (de reikwijdte van) een concurrentiebeding dient te worden uitgelegd. In sommige uitspraken is bepaald dat een concurrentiebeding zoveel mogelijk letterlijk dient te worden uitgelegd. Als uit de bewoordingen geen duidelijke interpretatie kan worden afgeleid, dan dient het beding – op grond van de contra preferentum regel – ten nadele van de sterkere partij (de werkgever) te worden uitgelegd.

Net als de onderhavige uitspraak zoeken de meeste uitspraken echter aansluiting bij het Haviltex-criterium, waarbij de reikwijdte van het beding aan de hand van een aantal gezichtspunten dient te worden uitgelegd. Pas als na de toepassing van dit criterium het concurrentiebeding voor meer dan één uitleg vatbaar is of onduidelijk blijft, zou het redelijk zijn om het beding niet in het nadeel van de werknemer uit te leggen.

Conclusie

In de onderhavige uitspraak is door de rechter het Haviltex-criterium toegepast. Het is in dat kader interessant dat de rechter gewicht toekent aan de feitelijke gang van zaken, in plaats van af te gaan op de SBI-codes waaronder de bedrijven zich hebben laten registreren bij de Kamer van Koophandel.

Deze uitspraak bevestigt eens te meer dat werkgevers bij het opnemen van een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst goed moeten bedenken wat zij met het concurrentiebeding beogen. Zoals recent door het hof Den Bosch is geoordeeld, gaat het bij een concurrentiebeding immers om het beschermen van het bedrijfsdebiet/bedrijfsbelang van werkgever en dus niet om het voorkomen dat een werknemer elders (lees: een concurrent) in dienst treedt. De inhoud en de reikwijde van het concurrentiebeding dienen hierop te worden toegespitst.

Auteurs

Frank Verlaan