Home / Publicaties / Executie van zaken: vaarwel opbrengst BTW-compone...

Executie van zaken: vaarwel opbrengst BTW-component

10/01/2008

Per 1 januari 2008 is verandering gekomen in de op basis van het Rentekas-arrest bestaande mogelijkheid voor een executerende pand- of hypotheekhouder om zich te verhalen op de opbrengst inclusief omzetbelasting van een verpande of verhypothekeerde zaak. De pand- of hypotheekhouder mocht zich verhalen op de omzetbelasting, terwijl de pand- of hypotheekgever die omzetbelasting moest afdragen zonder dat deze de opbrengst feitelijk in handen kreeg. In de praktijk werd dit ook toegepast in geval van executoriale verkoop door beslagleggende schuldeisers.

Regelmatig bleek de inning van de omzetbelasting niet mogelijk, maar diende de fiscus wel een vooraftrek van de betaalde omzetbelasting door de koper toe te staan. In geval van faillissement ontstond bijvoorbeeld een boedelvordering van de fiscus ter hoogte van de omzetbelastingcomponent in de (ver)koopprijs bij executoriale verkoop door de pand- of hypotheekgever als separatist. Dit was gunstig voor een executerende pand- of hypotheekhouder die wel verhaal kon nemen op de omzetbelastingcomponent, maar deze zelf niet hoefde te voldoen.

Door de recente invoering per 1 januari 2008 van een verleggingsregeling in het Uitvoeringsbesluit Omzetbelasting 1968 is dit financiële voordeel voor de executerende pand- of hypotheekhouder of schuldeiser bij verkoop aan een ondernemer komen te vervallen. Samengevat houdt de wijziging in dat - in geval van een executieverkoop van een roerende of onroerende zaak in opdracht van een zekerheidsgerechtigde of van een onroerende zaak door een beslagleggende schuldeiser die over een executoriale titel beschikt - de heffing van omzetbelasting wordt verlegd naar de koper. Overigens lijkt uit de Nota van toelichting op de wijziging van dit besluit te volgen dat ook bij executoriale verkoop van roerende zaken door een beslaglegger sprake zou dienen te zijn van toepassing van de verleggingsregeling. Dit is echter niet als zodanig in het betreffende besluit opgenomen.

Op de factuur naar aanleiding van de transactie dient te worden aangetekend: "Omzetbelasting verlegd". In de praktijk wordt door de fiscus op deze wijze voorkomen dat de BTW-opbrengst ten goede komt aan de executerende schuldeiser, pand- of hypotheekhouder in plaats van aan de fiscus. Blijkens de Nota van toelichting was dit een doorn in het oog van de fiscus die meent dat er voor een dergelijke achterstelling van de fiscus ten opzichte van executerende partijen geen enkele rechtvaardiging bestaat.

In de praktijk is voor een pand- of hypotheekhouder dan ook van belang om bij de calculatie van de dekkingspositie rekening te houden met deze nieuwe regeling. Een te verwachten executieopbrengst zal thans lager uitvallen dan men op basis van de oude regeling had voorzien.

Relevante wetgeving: Aanpassing van het Uitvoeringsbesluit Omzetbelasting 1968 op basis van het Besluit van 20 december 2007 tot wijziging van enige fiscale Uitvoeringsbesluiten (Stcr. 2007, 573).