Home / Publicaties / Meer rechtsbescherming tegen informatieverzoeken van...

Meer rechtsbescherming tegen informatieverzoeken van de fiscus: Fopspeen of dooie mus?

26/09/2011

Op 1 juli jl. is in werking getreden de Wet houdende bepalingen "ten behoeve van de rechtsbescherming met betrekking tot de administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus". Deze wetswijziging is tot stand gekomen op initiatief van de kamerleden Dezentjé Hamming-Bleumink en Crone. De wetswijziging heeft nieuwe mogelijkheden geïntroduceerd voor bezwaar en beroep tegen onderzoeks- en controlehandelingen door de fiscus. Maar de vraag is wat de belastingplichtige - en zijn accountant - nu precies met deze wetswijziging opschieten.

Het nieuwe systeem: de "informatiebeschikking"
Stel, een belastingplichtige krijgt een informatieverzoek van de inspecteur. Volgens de belastingplichtige is dat informatieverzoek onrechtmatig, bijvoorbeeld omdat het verzoek in strijd is met een wettelijke of verdragsrechtelijke bepaling. Als de belastingplichtige op die grond besluit om niet aan het informatieverzoek te voldoen, dan neemt hij een behoorlijk groot risico: hij loopt de kans dat hij strafrechtelijk wordt vervolgd omdat hij niet aan zijn wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie heeft voldaan (art. 68, lid 1, onder a. AWR). Daarenboven kan de inspecteur besluiten "ambtshalve" aanslagen op te leggen, waarbij het dan aan de belastingplichtige is om te bewijzen dat die aanslagen onjuist zijn. Deze nadelige gevolgen kan de belastingplichtige alleen vermijden, als de rechter (de strafrechter of de belastingrechter die oordeelt over de juistheid van de aanslag) het met hem eens is dat de inspecteur bij zijn informatieverzoek buiten zijn boekje is gegaan. Maar óf uiteindelijk de rechter hem gelijk zal geven, kan de belastingplichtige natuurlijk niet voorspellen op het moment dat hij voor de keuze staat om wél of níet mee te werken aan een (onrechtmatig) informatieverzoek van de inspecteur. Onder die omstandigheden zullen de meeste belastingplichtigen er voor kiezen om dan maar morrend akkoord te gaan met het verzoek van de inspecteur.

Het doel van het initiatiefnemers van het wetsvoorstel was om in dit soort situaties belastingplichtigen meer rechtsbescherming te bieden. De wijze waarop dit uiteindelijk gestalte heeft gekregen, is door middel van de "informatiebeschikking". Kort samengevat ziet dat nieuwe systeem er als volgt uit:

Onder de nieuwe regeling kan een belastingplichtige, die een informatieverzoek van de inspecteur krijgt dat hij onrechtmatig acht, besluiten om niet aan dat informatieverzoek te voldoen. Daarop kan de inspecteur dan in een afzonderlijke beschikking vaststellen dat de belastingplichtige niet voldoet aan zijn verplichting tot het verstrekken van informatie (nieuw art. 52a AWR)

Tegen deze vaststellings- of informatiebeschikking staat voor de belastingplichtige vervolgens bezwaar en beroep open. Als in die procedure de rechter oordeelt dat de belastingplichtige ongelijk heeft, dan krijgt de belastingplichtige van de rechter een termijn om alsnog aan de informatieverplichting te voldoen (nieuw art. 27e, lid 2 AWR). Als de belastingplichtige vervolgens inderdaad aan die verplichting voldoet, dan kan ook geen sprake meer zijn van omkering van de bewijslast bij een later op te leggen aanslag. Maar let op: als de rechter oordeelt dat de belastingplichtige met zijn bezwaar en beroep tegen de informatiebeschikking "misbruik van procesrecht" heeft gemaakt, dan wordt geen nieuwe termijn verleend.

Besluit de belastingplichtige om geen bezwaar en beroep in te stellen tegen de informatiebeschikking (of wordt het beroep door de rechter verworpen zonder dat een nieuwe termijn wordt verleend om aan het informatieverzoek te voldoen), dan wordt de beschikking onherroepelijk. Het gevolg daarvan is dan weer, dat de bewijslast tegen een latere aanslag ten nadele van de belastingplichtige wordt omgekeerd (art. 25, lid 3 en 27e lid 1 AWR)

Een laatste mogelijkheid is dat de inspecteur er voor kiest om het er bij te laten zitten. Geconfronteerd met een weigering van de belastingplichtige kan hij besluiten geen informatiebeschikking uit te vaardigen. In dat geval is er ook geen omkering van de bewijslast, als de inspecteur vervolgens een aanslag oplegt.

Bespreking van de nieuwe regeling
Op het eerste gezicht lijkt de nieuwe regeling een grote stap voorwaarts in de rechtsbescherming van belastingplichtigen. Maar bij nadere beschouwing blijkt dat nogal tegen te vallen. Wij wijzen daartoe op de volgende 3 punten:

1. De regeling van de informatiebeschikking is niet van toepassing op onderzoeken bij derden. Alleen het niet-nakomen van informatieverplichtingen door de belastingplichtige zelf kan aanleiding zijn voor een voor bezwaar en beroep vatbare informatiebeschikking van de inspecteur. Wordt een informatieverzoek gericht aan een derde - bijvoorbeeld de accountant van de belastingplichtige - dan geldt dat de derde als vanouds verplicht is aan het informatieverzoek te voldoen. De enige tegemoetkoming die derden in dit verband hebben gekregen is, dat zij vergoeding kunnen vorderen van de kosten die gemoeid zijn geweest met het voldoen aan een onrechtmatig opgelegde informatieverplichting.

2. De wetswijziging heeft geen veranderingen gebracht in de strafbepalingen van de AWR. Art. 68, lid 1, onder a. AWR luidt ook na de wetswijziging: "degene die ingevolge de belastingwet verplicht is tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, en deze niet, onjuist of onvolledig verstrekt, wordt gestraft met....". De belastingplichtige, die weigert te voldoen aan een informatieverzoek van de inspecteur, begaat daarom nog steeds een strafbaar feit. Hoe zich dit verhoudt met de nieuwe regeling van de informatiebeschikking, is in de wetsgeschiedenis niet aan de orde gekomen, en is ook overigens onduidelijk. Betoogd kan worden dat de nieuwe regeling strafvervolging voor een weigering om mee te werken blokkeert, maar uiteindelijk zal het laatste woord op dit punt aan de strafrechter zijn.

3. Voor welk probleem biedt de nieuwe regeling nu eigenlijk een oplossing? De informatiebevoegdheden van de fiscus zijn zó ruim, dat in het algemeen voor bijna elk verzoek wel een wettelijke basis gevonden kan worden. Daarbij moet de bestuursrechter, als hij moet oordelen in een beroep tegen een informatiebeschikking, beoordelen of de gevraagde gegevens "van belang kunnen zijn" voor de belastingheffing (want zó luidt art. 47 AWR). Dat is natuurlijk al snel het geval. Maar mogelijk kan de nieuwe regeling een dam opwerpen tegen al te schaamteloze "fishing expeditions" door de fiscus. Informatieverzoeken waarmee extreem veel informatie moet worden overgedragen (bijvoorbeeld: "ik wil al het emailverkeer van alle personeelsleden over de afgelopen 5 jaar") zouden door de bestuursrechter mogelijk als onredelijk - en dus: onrechtmatig - kunnen worden aangemerkt. In dat soort extreme situaties kan de nieuwe regeling mogelijk helpen om de fiscus binnen de grenzen van wet en redelijkheid te laten opereren.

Auteurs

Dian Brouwer
Rien van Dieren