Home / Publicaties / Economische eigendom. Bewijs. Wenk onder HR, 9 november...

Economische eigendom. Bewijs. Wenk onder HR, 9 november 2018

28/01/2019

Jasper Kampherbeek en Mariëlle de Blok zijn redactioneel medewerker van het tijdschrift Rechtspraak Notariaat (RN).

Heeft een economische eigenaar voldoende gesteld om economische eigendom aan te tonen en de levering van juridische eigendom af te dwingen?

Wenk in RN 2019/4, ECLI:NL:HR:2018:2068

Het onderhavige arrest toont aan dat in de praktijk het begrip economisch eigendom nog steeds springlevend is; dit ondanks dat een economische eigendomsoverdracht niet meer fiscaal aantrekkelijk is doordat het een belastbaar feit is voor de overdrachtsbelasting. In het verleden zijn tal van (register)goederen in economische zin met name om fiscale redenen overgedragen. Maar zoals de uitspraak leert zijn er ook andere redenen om economisch eigendom te willen creëren. Veelal werden deze economische leveringen schriftelijk gedocumenteerd. In sommige gevallen is dit echter niet gebeurd. In dat geval dient de economische eigendomsoverdracht middels bewijsvoering te worden aangetoond; zeker in geval van een geschil tussen juridisch en economisch eigenaar. Gelet op het onderhavige arrest kan dit bewijs in de volle breedte worden aangevoerd en zijn alle omstandigheden van het geval relevant. Een en ander is gelijk aan het aantonen van een overeenkomst. Van economisch eigendom is sprake als het economisch belang van een zaak berust bij een ander dan de eigenaar in civielrechtelijke zin. Economisch eigendom wordt in de Wet op Belastingen van Rechtsverkeer omschreven als "een samenstel van rechten en verplichtingen met betrekking tot onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen, dat een belang bij die zaken of rechten vertegenwoordigt. Het belang omvat ten minste enig risico van waardeverandering en komt toe aan een ander dan de eigenaar of beperkt gerechtigde. De verkrijging van uitsluitend het recht op levering wordt niet aangemerkt als verkrijging van economische eigendom". Hier lijkt de in deze casus gevoerde bewijsvoering bij aan te knopen. Een economisch eigenaar dient in ieder geval aan te tonen dat hij de lusten/lasten geniet van het (register)goed. Gelet op de onderhavige uitspraak zijn er in casu genoeg feiten die dit aantonen. Er worden met name feiten aangevoerd waaruit volgt dat de economisch eigenaar inderdaad de lasten draagt van het onderhavige registergoed, te weten het aangaan, betalen en aflossen van de hypothecaire lening, het betalen van de eigenaarslasten (onder andere OZB) en het aftrekken van de rente over de leningen in de belastingaangiftes voor de financiering van een eigen woning. Het bewijs lijkt hiermee relatief makkelijk te leveren; hetgeen ook niet verwonderlijk zou moeten zijn gelet op het feit dat rechtshandelingen als gevolg van de ruime fiscale definitie relatief snel als een economische eigendomsoverdracht zijn te kwalificeren en daarmee als een belastbaar feit onder de fiscale wetgeving. De economisch eigenaar dient er wel op bedacht te zijn dat bij de levering van de juridische eigendom overdrachtsbelasting verschuldigd kan zijn. Dit speelt met name indien bij de verkrijging van de economisch eigendom geen overdrachtsbelasting is betaald. Hier zal in principe sprake van zijn bij economische eigendomsoverdrachten waar de onderhavige casus op ziet en er geleverd moet worden aan de economisch eigenaar. In dit kader wordt nog verwezen naar de zaak Leune Bouw/Hoogheemraadschap, waarin de Hoge Raad oordeelde dat een economisch eigenaar onder bepaalde omstandigheden bezitter kan zijn van een perceel en dat deze door verjaring de juridische eigendom van het perceel kan verkrijgen. Indien juridisch en economisch eigenaar een goede verstandhouding hebben wordt meestal de juridisch eigendom pas (naast de economisch eigendom) geleverd zodra de economisch eigenaar de woning wenst te verkopen aan een derde; de verkrijging door deze derde is immers sowieso een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting. Tot slot verdient het aanbeveling om een economische eigendomsoverdracht goed te documenteren. Vanuit bewijsrechtelijk oogpunt verdient een notariële akte de voorkeur. Gelet op art. 3:17 lid 2 BW is deze akte echter niet in te schrijven in de openbare registers. Naast het minimaliseren van een vervreemdingsrisico door de juridisch eigenaar aan een derde (bijvoorbeeld als een gevolg van faillissement) is het vestigen van een zekerheidshypotheek als onderdeel van de economische eigendomsoverdracht een mogelijkheid om de econoom in het rechtsverkeer kenbaar te maken. Een notaris die een economische eigendomsoverdracht begeleidt doet er goed aan betrokken partijen hierop te wijzen. Ook vanuit fiscaal oogpunt verdient een notariële akte de voorkeur. Indien sprake is van de verkrijging van economische eigendom van onroerend goed terwijl daarvoor geen notariële akte is opgemaakt, dient de vervreemder van het economisch eigendom daarvan binnen twee weken nadat de verkrijging heeft plaatsgevonden aan de inspecteur melding te maken. Het niet voldoen aan de meldingsplicht kan een geldboete tot gevolg hebben. De meldingsplicht van de vervreemder is niet van toepassing indien een notariële akte is opgemaakt. De notaris zal dan de akte ter registratie aanbieden.

Auteurs

Portret vanJasper Kampherbeek
Jasper Kampherbeek
Partner
Amsterdam
Portret vanMariëlle Blok
Marielle de Blok
Counsel
Amsterdam