Home / Publications / Europese regelingen voor de autobranche worden ge...

Europese regelingen voor de autobranche worden gecompliceerder

06/01/2010

Voor de distributie van automobielen gelden van oudsher speciale concurrentieregels, die ervoor moeten zorgen dat er een bepaalde marktordening heerst, waarbij een afweging wordt gemaakt tussen de bescherming van de belangen van de fabrikanten en dealers enerzijds en de consumenten anderzijds.

Voor de autobranche gelden niet de algemene regels die de EU heeft vastgesteld op het gebied van concurrentie hetgeen te maken heeft met de oligopolistische marktstructuur van de automobiel sector en de bijzondere organisatie van de distributie.

Producenten distribueren hun producten via zogenaamde selectieve distributiesystemen, dat betekent met behulp van specifiek door hen uitgezochte dealers. Wil men tot een netwerk behoren en daarmee dealer van een bepaald merk zijn, moet men aan een reeks van kwaliteitskenmerken voldoen, die door de fabrikant worden voorgeschreven. Dergelijke voorschriften zijn te karakteriseren als concurrentiebeperkingen, die in principe dus onder het kartelverbod van het EU verdrag vallen. Daarvoor was het nodig om een generieke vrijstelling te verkrijgen, een zogenaamde groepsvrijstelling.

In de loop van dit jaar zal de Europese Commissie de concurrentieregels voor de autobranche aanpassen.

De oude groepsvrijstellingsverordening die in mei ten einde loopt, zal voor bepaalde terreinen geheel afgeschaft worden en voor andere terreinen vervangen worden.

Ook is de Commissie van plan nieuwe richtlijnen voor de toepassing van concurrentieregels in de branche te geven.

Hoewel er sprake is van ingrijpende veranderingen, is de commotie ditmaal minder groot dan in 2002. Destijds had de Europese commissie voor de autohandel nieuwe concurrentieregels in de vorm van een groepsvrijstellingsverordening vastgesteld. De fabrikanten waren vooral tegen de toen beoogde liberalisering gekant, omdat die verordening ten doel had de handelaren en de vrije werkplaatsen te bevrijden uit de dwangbuis waarin ze door de fabrikanten gaandeweg gedwongen waren.

Omdat een dergelijke liberalisering ditmaal niet op het programma staat, veroorzaakt de aanstaande regeling minder deining dan in 2002; het gaat nu ook niet zozeer om liberalisering van de markt dan wel om een differentiatie van de regels.

De thans bestaande groepsvrijstelling beschermt in zoverre nu de handelaren en de vrije werkplaatsen, omdat gewaarborgd is, dat de handelaren thans meerdere automerken onder een dak mogen aanbieden en dat de vrije werkplaatsen recht hebben op toegang tot alle technische informatie die benodigd is om het onderhoud te kunnen plegen aan merkvoertuigen. Bovendien is geregeld, dat de fabrikanten een werkplaats niet meer kunnen verplichten slechts dure originele fabrieksonderdelen te kopen en in te bouwen. De werkplaatsen kunnen bovendien vervangingsdelen ook direct van de toeleveranciers van de fabrieken betrekken. Tenslotte biedt de groepsvrijstelling regelingen, die de dealer beschermen voor onrechtvaardige opzegging van de dealercontracten door de fabrikanten.

Voortaan wil de commissie onderscheid maken tussen enerzijds de autodistributie, de zogenaamde primaire markt, en anderzijds de secundaire markt, die van de reparatie en het onderhoud.

Voor de distributie is volgens de commissie voortaan geen eigen groepsvrijstelling meer vereist, omdat de concurrentie op die markt intussen sterk ontwikkeld is, ten gevolge waarvan de autoprijzen zijn gedaald. Daarom kunnen voor deze primaire markt de speciale regelingen van de auto groepsvrijstelling na een overgangsperiode van nog een drietal jaren compleet afgeschaft worden en vervangen worden door de algemene groepsvrijstellingsverordening, die in verband daarmee wel enigszins geactualiseerd zal worden.

Speciale kenmerken van de autodistributie, bijvoorbeeld ten aanzien van de distributie van meerdere merken onder een dak, dienen dan in specifieke uitvoeringsregels te worden vastgelegd. Maar deze regels missen het verbindende karakter van de regels uit de groepsvrijstelling rechtstreeks, maar bevatten slechts aanwijzingen voor de toepassing van de groepsvrijstellingsverordening.

Voor de secundaire markt, de markt van de reparaties en het onderhoud, is de EU van plan een nieuwe groepsvrijstellingsverordening te introduceren omdat op dat terrein de concurrentie nog te weinig ontwikkeld is.

De markt is meestal beperkt tot een bepaald merk, waarbij de vrije werkplaatsen in de regel gebruik moeten maken van originele onderdelen, die slecht te verkrijgen zijn via de fabrikant of via het dealernetwerk. Onder deze vrijstelling zouden in de toekomst echter slechts afspraken tussen marktpartijen vallen, van wie het marktaandeel 30% niet overstijgt. Tot dusverre ging het om 40%. Het door de commissie beoogde doel is in principe niet omstreden: fabrikanten mogen niet in een positie komen dat men informatie kan achterhouden die werkplaatsen voor reparaties en onderhoud nodig hebben; dealerwerkplaatsen krijgen voortaan met een sterkere concurrentie te maken van de kant van de vrije werkplaatsen.

Het is echter die 30% grens die voor kritiek zorgt, omdat niet duidelijk is, hoe deze marktaandelen precies moeten worden berekend op welke schakel in de distributieketen, bijvoorbeeld is het productie, distributie of reparatie waar deze betrekking heeft. Het MKB verwacht in verband met deze ontwikkelingen een toestand van rechtsonzekerheid.

Afgewacht dient toch te worden in hoeverre de bestaande kritiek van de verschillende partijen haar weerslag zal hebben op de uiteindelijk tot stand te brengen regeling. Zodra later in het jaar hierover meer bekend is, wordt u hierover nader geïnformeerd.