Home / Publicaties / Modelrecht en technische vormgeving

Modelrecht en technische vormgeving

14/03/2008

Technische en functionele vormgeving staan op gespannen voet met modelrechtelijke bescherming. Een modelrecht beschermt het uiterlijk van een product dat nieuw is en een eigen karakter heeft. Belangrijke uitzondering daarop zijn de uiterlijke kenmerken van een product die uitsluitend door de technische functie worden bepaald. Zoals zo vaak in het recht speelt ook hier weer de vraag van de afbakening: waar ligt in het modelrecht precies de grens tussen beschermde niet-technische en onbeschermde technische vormgeving. Uit recente rechtspraak blijkt dat het modelrecht in sommige gevallen geen garantie is voor bescherming.

Apparaatgerichte en resultaatgerichte leer

In juridische kring wordt in dit verband een onderscheid gemaakt tussen de apparaatgerichte en de resultaatgerichte leer. In de apparaatgerichte leer is de modelrechtelijke uitzondering het grootst en dient ieder vormgevingselement aan een product dat technisch of functioneel van aard is van modelbescherming uitgesloten te worden. Dit in tegenstelling tot de resultaatgerichte leer, waarin wel modelbescherming voor technische of functionele vormgeving van een product openstaat, zolang er maar alternatieve vormgeving voor dit product mogelijk is zonder dat daarmee afbreuk wordt gedaan aan de technische of functionele bruikbaarheid van het product.

Philips/Remington uitspraak van het Europese Hof

Hoewel bovenstaande discussie wat academisch aandoet, is deze zaak niet zonder praktisch belang en wordt hierover veelvuldig en langdurig geprocedeerd. Met betrekking tot vormmerken waar een soortgelijke problematiek speelt, volgde het Europese Hof op 18 juni 2002 in de Philips/Remington zaak de apparaatgerichte benadering. Het Hof oordeelde dat zij alternatieven voor een overwegend technische en functionele vormgeving (te weten het 3 koppen scheerapparaat van Philips) niet relevant achtte. De vraag resteerde of deze merkenrechtelijke uitspraak ook richtinggevend kan zijn voor soortgelijke modelrechtelijke zaken.

Enanef/Eurosolar uitspraak van Rechtbank Den Haag

De rechtbank Den Haag oordeelde onlangs op 4 maart 2008 met betrekking tot een fitnesstrainingapparaat in bevestigende zin. Het trainingsapparaat voor stevige been- en buikspieren was als model gedeponeerd en bezat onmiskenbaar technische of functionele vormgevingselementen, terwijl ook talrijke alternatieve vormen voor dit apparaat mogelijk waren waarmee hetzelfde technische en functionele resultaat kon worden bereikt.

De rechtbank stond dan ook voor de principiële keuze of zij in deze Europese modelrechtelijke zaak de apparaatgerichte leer, in het verlengde van de Philips/Remington-zaak, zou toepassen, of toch de resultaatgerichte leer zou toepassen.

De rechtbank oordeelde onomwonden dat zij in deze zaak de apparaatgerichte maatstaf als uitgangspunt nam. Zij meende dat deze maatstaf zich nog meer dan in het merkenrecht leent om het modelrecht af te bakenen van andere intellectuele eigendomsrechten, met name het octrooirecht. Wanneer technische of functionele vormgeving van een product niet beschermd is door een octrooirecht, dan kan het volgens de rechtbank niet zo zijn dat deze vormgeving enkel is voorbehouden aan de modelrechthebbende, zelfs niet indien er andere vormgegeven equivalenten beschikbaar zouden zijn.

Conclusie voor de praktijk

De (voorlopige) conclusie van de rechtbank was dat het modelrecht in deze niet geldig was. Op die grond werden de vorderingen afgewezen. De uitspraak is gewezen door de rechtbank Den Haag, die ondermeer is aangewezen als de rechtbank waarvoor alle gemeenschapsmodelrechtzaken zich moeten afspelen. De uitspraak is daardoor van extra praktisch belang.

Iedere inbreukmaker op een modelrecht voor een technisch getint product, kan dus de apparaatgerichte leer in stelling brengen als verweer tegen inbreukvorderingen. De rechthebbende op een dusdanig model doet er verstandig aan zich vooraf de vraag te stellen of bescherming van de technische of functionele vormgeving niet beter gerealiseerd kan worden door middel van een octrooiaanvraag dan door het aanvragen van een modelrecht.

Auteurs

Portret vanWillem Hoorneman
Willem Hoorneman
Managing Partner
Amsterdam