Home / Publicaties / Ontslagvergoeding? Maar ik “habe nichts!”

Ontslagvergoeding? Maar ik “habe nichts!”

15/09/2009

De kantonrechter dient, op verzoek van werkgever, rekening te houden met de slechte financiële positie van de werkgever bij het vaststellen van de hoogte van de ontbindingsvergoeding voor de werknemer. De werkgever moet in de ontbindingsprocedure dan wel stellen en bewijzen dat er sprake is van een slechte financiële positie.

Indien de kantonrechter na een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst, meestal van werkgever, de arbeidsovereenkomst ontbindt, kent de kantonrechter een vergoeding aan de werknemer toe naar billijkheid. Deze vergoeding is een som geld. De vergoeding wordt berekend volgens de formule AxBxC. Hierin is A het aantal gewogen dienstjaren, B is de maandelijkse beloning (bruto maandsalaris vermeerderd met vaste looncomponenten) en C is de correctiefactor.

Totstandkoming correctiefactor
De correctiefactor C bedraagt "1" bij een "neutrale"ontbinding, dat wil zeggen indien werkgever en werknemer beiden niets te verwijten valt of mogelijk "evenveel" te verwijten valt. De kantonrechter kan van de correctiefactor "1" afwijken - zowel naar boven als naar benenden - om de hoogte van de vergoeding bij te stellen. De kantonrechter zal dit doen indien bijkomende omstandigheden moeten worden meegewogen in de hoogte van de vergoeding. Dit is regelmatig het geval.
In het geval van verwijtbaar gedrag van werkgever of werknemer zal de kantonrechter de correctiefactor aanpassen om zo de vergoeding te wijzigen ten gunste van de partij die geleden heeft onder het verwijtbare gedrag van de andere partij. Ook andere bijzondere omstandigheden, zoals de (slechte) financiële positie van de werkgever of de afwijkende arbeidsmarktpositie van de werknemer, kunnen door middel van de aanpassing van de C-factor tot uitdrukking worden gebracht in de hoogte van de vergoeding. Het is hierbij wel van belang om te vermelden dat de hoogte van de vergoeding, in welke situatie dan ook, niet meer mag bedragen dan de maximale inkomensschade van de werknemer tot de leeftijd van 65 jaar.

Habe nichts of habe wenig
Indien de werkgever zich beroept op zijn slechte financiële positie om de kantonrechter te bewegen een lagere vergoeding toe te kennen, voert een werkgever een "habe nichts- of habe wenig"-verweer. In het geval van een habe nichts-verweer stelt de werkgever zich op het standpunt dat het onmogelijk is om een ontbindingsvergoeding te betalen, omdat de werkgever deze vergoeding financieel niet kan dragen zonder dat dit desastreuze gevolgen heeft voor de onderneming. Indien een werkgever een habe wenig-verweer voert, stelt de werkgever zich op het standpunt dat er alleen een geringe vergoeding betaald kan worden, omdat anders het voortbestaan van de onderneming in gevaar komt.

Om de kantonrechter te overtuigen moet een werkgever de gestelde slechte financiële positie afdoende bewijzen. In dat kader verwacht de kantonrechter van een werkgever dat hij jaarstukken overlegt zoals een balans en een winst- en verliesrekening over de laatste drie boekjaren, voorzien van een heldere toelichting, en een prognose over de komende zes maanden. Verder moet de werkgever een behoorlijke toelichting op de urgentie en omvang van het verlagen van de ontbindingsvergoeding verstrekken. Alleen na ontvangst van deze stukken kan een kantonrechter een beroep op een lagere vergoeding verantwoord kunnen beoordelen en zal een passende beslissing over de hoogte van de toe te kennen vergoeding (kunnen) worden genomen.

Beroep niet snel gehonoreerd
In de praktijk blijkt dat kantonrechters een beroep om geen of een geringe vergoeding toe te kennen niet snel honoreren. De reden hiervoor is onder andere gelegen in het feit dat het toekennen van een lagere vergoeding verstrekkende gevolgen heeft voor de werknemer die zijn baan en inkomen verliest. Verder onderbouwen veel werkgevers het standpunt habe nichts of habe wenig te weinig overtuigend.

Samenvatting
Het is dus mogelijk om de kantonrechter bij de ontbinding van een arbeidsovereenkomst van een werknemer te verzoeken bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding, rekening te houden met de slechte financiële positie. Indien ervoor wordt gekozen om dit verweer te voeren, zal een werkgever uitgebreid inzicht moeten geven in de financiële positie om de kantonrechter te overtuigen van de noodzaak een "lage" vergoeding toe te kennen, omdat het toekennen van een "hogere" vergoeding verstrekkende gevolgen zou hebben voor de bedrijfsvoering. Alleen wanneer overtuigend wordt gesteld en bewezen dat het toekennen van een vergoeding onherstelbare gevolgen voor een onderneming en haar overige werknemers heeft, zal een kantonrechter het verweer meewegen in de hoogte van de vergoeding. Het is dus van belang het verzoekschrift en de zitting grondig voor te bereiden en een kantonrechter, en daarmee ook de wederpartij, inzicht te geven in de slechte financiële situatie. Dit is niet altijd wenselijk maar noodzakelijk indien een werkgever wil bereiken dat de kantonrechter de hoogte van de vergoeding aanpast.