Home / Publicaties / Ook vergoeding van kosten bijstand in bestuurlijke...

Ook vergoeding van kosten bijstand in bestuurlijke fase onteigeningsprocedure

11/03/2015

Een onteigeningsprocedure kent twee fasen: de bestuurlijke (of administratieve) fase en de gerechtelijke fase. De bestuurlijke fase is gericht op de totstandkoming van een onteigeningstitel: het Koninklijk Besluit tot onteigening. Eerst nadat dit onteigenings-KB geslagen is, kan de gerechtelijke fase een aanvang nemen. In deze fase wordt door de rechtbank de onteigening uitgesproken en de schadeloosstelling vastgesteld.

Degene die met een onteigening wordt geconfronteerd, moet zich in de gerechtelijke fase laten bijstaan ('vertegenwoordigen') door een advocaat. Het is daarnaast zeer gebruikelijk dat een onteigeningsdeskundige wordt ingeschakeld om ten behoeve van de onteigende input te leveren voor de (beoordeling van) de schadeloosstellingsaspecten. Maar ook al in de bestuurlijke fase (en soms zelfs daarvóór) pleegt de aspirant-onteigende zich van juridische en andere deskundige bijstand te voorzien om zijn belangen te behartigen tegenover de overheid die, indien minnelijke verwerving mocht mislukken, voornemens is tot onteigening over te gaan.

Artikel 50 lid 1 van de Onteigeningswet (Ow) bepaalt dat 'de kosten van het proces' (in beginsel) ten laste komen van de onteigenende partij. Uit artikel 50 lid 4 Ow volgt dat onder de kosten van het proces mede zijn begrepen kosten van rechtsbijstand of andere deskundige bijstand, die naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs door verweerders of derde belanghebbenden zijn gemaakt. De jurisprudentie heeft dit laatste aldus nader ingevuld, dat de rechter moet toetsen of de kosten redelijkerwijs zijn gemaakt én of deze binnen een redelijke omvang zijn gebleven (de zogeheten 'dubbele redelijkheidstoets').

De vraag was tot voor kort, of onder het begrip 'kosten van het proces' ook de kosten vallen die de aspirant-onteigende heeft gemaakt voor juridische en andere deskundige bijstand in de bestuurlijke fase. De lagere rechtspraak oordeelde hierover verschillend. Onlangs heeft de Hoge Raad aan die onzekerheid een eind gemaakt door te oordelen dat (ook) de kosten van bijstand in de bestuurlijke fase voor vergoeding in aanmerking komen. Daartoe overwoog de Hoge Raad – samengevat - het volgende:

  1. De aan een onteigeningsbesluit voorafgaande bestuurlijke procedure is een voorbereidingsprocedure, die als zodanig losstaat van het geding tot onteigening. De Algemene wet bestuursrecht biedt echter geen mogelijkheid voor een kostenveroordeling in zo'n voorbereidingsprocedure.
  2. Het recht van eigendom is een door het EVRM gewaarborgd grondrecht. Onteigening is een zeer ingrijpend instrument. De procedure ter voorbereiding van een onteigeningsbesluit kan daarom wat betreft de rechtvaardiging van het inschakelen van deskundige bijstand niet zonder meer met andere bestuurlijke voorbereidingsprocedures worden gelijkgesteld.
  3. Het verweer in de bestuurlijke fase staat in een onmiskenbaar rechtstreeks verband met het onteigeningsgeding. De rechtbank mag zelfs in beginsel geen acht slaan op verweren tegen de onteigening die niet in de bestuurlijke fase naar voren zijn gebracht. Deskundige bijstand in de bestuurlijke fase kan dus noodzakelijk zijn om effectief verweer in rechte te kunnen voeren.
  4. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 50 lid 4 Ow volgt dat kosten van rechtsbijstand en bijstand door andere deskundigen voor vergoeding in aanmerking komen, ongeacht of die kosten voor of tijdens het onteigeningsgeding voor de rechtbank zijn gemaakt, en dat aan de vergoeding van deze kosten geen nadere eis is gesteld dan dat zij naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid zijn gemaakt. Deze wetsgeschiedenis laat toe dat ook de kosten van bijstand in de bestuurlijke fase worden aangemerkt als preprocessuele kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

De Hoge Raad voegde hier nog wel aan toe dat dit niet betekent dat de kosten van bijstand in de bestuurlijke fase steeds (in volle omvang) dienen te worden vergoed, omdat de rechter nog wel de 'dubbele redelijkheidstoets' moet verrichten en daarbij een grote vrijheid heeft.

Voor de onteigende is dit een welkom helder oordeel.

Auteurs

Portret vanRobert Lucassen
Robert Lucassen