Home / Publicaties / Parkeernormen moeten voortaan in bestemmingsplan worden...

Parkeernormen moeten voortaan in bestemmingsplan worden opgenomen

17/02/2015

In bestemmingsplannen moeten voortaan ook parkeernormen worden opgenomen. In de meeste gemeenten is de parkeerregeling nu opgenomen in de bouwverordening. In de Reparatiewet BZK is bepaald dat de bouwverordening geen stedenbouwkundige voorschriften – waaronder voorschriften mbt parkeren – meer mag bevatten. Voor bestaande bestemmingsplannen geldt een overgangstermijn tot 1 juli 2018. Voor nieuwe bestemmingsplannen vervalt de parkeerbepaling uit de bouwverordening na vaststelling.

Conform de Model-bouwverordening van de VNG hebben de meeste gemeenten in de bouwverordening (artikel 2.5.30) bepaald dat, kort gezegd, als de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, in voldoende parkeergelegenheid voor auto's moet worden voorzien. De parkeernormen zelf zijn dan meestal opgenomen in een afzonderlijke Parkeernota, die is gekoppeld aan deze bepaling in de bouwverordening. De aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen moet o.a. worden getoetst aan de bouwverordening (artikel 2.10 lid 1 sub b Wabo) en daarbij komt dan dus ook aan de orde of het bouwplan in voldoende parkeergelegenheid voorziet. Indien de aanvraag in strijd is met artikel 2.5.30 bouwverordening, dan moet de omgevingsvergunning voor het bouwen – behoudens een ontheffing op grond van artikel 2.5.30 lid 4 bouwverordening – worden geweigerd.

Dit systeem moet worden veranderd. Op 29 november 2014 trad in werking de 'Reparatiewet BZK 2014'.[1] In deze wet is o.a bepaald dat artikel 8 lid 5 Woningwet vervalt. Ingevolge dit artikel kunnen in de bouwverordening stedenbouwkundige voorschriften – waaronder voorschriften m.b.t. parkeren – worden opgenomen. Met de intrekking van artikel 8 lid 5 Woningwet, vervalt de grondslag voor artikel 2.5.30 van de bouwverordening.

Nu de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening, en daarmee de parkeerregeling uit artikel 2.5.30, komt te vervallen moet de parkeerregeling in het bestemmingsplan worden geregeld en, na inwerkingtreding van de Omgevingswet, in het omgevingsplan.

Het was al veel eerder de bedoeling om de stedenbouwkundige voorschriften uit de bouwverordening – waaronder de parkeerregeling – te laten vervallen. Bij de invoering van de Wro [2] in 2008 was al beoogd om de mogelijkheid van stedenbouwkundige voorschriften in de bouwverordening te laten vervallen. Deze bepalingen zijn toen niet in werking getreden en in de 'Reparatiewet BZK 2014' zijn deze bepalingen ingetrokken. Reden daarvoor was dat er bij veel gemeenten vragen rezen over de wijze waarop het parkeren in het bestemmingsplan zou kunnen worden geregeld. Het was de vraag of de flexibele wijze waarop de parkeerregeling was vormgegeven in de bouwverordening ook mogelijk zou zijn in een bestemmingsplan.

Om tegemoet te komen aan de wens uit de praktijk om de in een bestemmingsplan op te nemen parkeernormen via beleidsregels verder uit te werken, zoals nu gebeurt via de regeling in de bouwverordening, is per 1 november 2014 een dergelijke bevoegdheid in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. In artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro is bepaald:

"Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan regels bevatten: a. waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels."

De grondslag voor de parkeerregeling in de bouwverordening vervalt niet onmiddellijk, de wetgever heeft een overgangstermijn opgenomen van bijna 5 jaar, tot 1 juli 2018. Deze periode is bedoeld om gemeenten de tijd te geven om hun bestemmingsplannen aan te passen. Voor bestaande bestemmingsplannen kan artikel 2.5.30 bouwverordening nog tot 1 juli 2018 worden gehanteerd. Voor bestemmingsplannen die na 29 november 2014 worden vastgesteld vervalt artikel 2.5.30 bouwverordening en moet de parkeerregeling in het bestemmingsplan worden opgenomen. Dit is bepaald in het nieuwe artikel 133 van de Woningwet. 

Het is dus van belang om na te gaan of in bestemmingsplannen die thans in voorbereiding zijn een parkeerregeling is opgenomen, aangezien na vaststelling van dat bestemmingsplan de parkeerbepaling uit de bouwverordening vervalt. Voor bestaande bestemmingsplannen, die voor 1 juli 2018 nog niet hoeven te worden geactualiseerd en die geen parkeernormen bevatten, dient tijdig voor 1 juli 2018 een paraplubestemmingsplan te worden vastgesteld.
[1] 'Wet van 19 november 2014 tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningrijkrelaties'
[2] Art. 8.17 Invoeringswet Wro, Stb. 2008, 180 en art. XVI van de VROM Reparatiewet (Veegwet), Stb. 2009, 297

Auteurs

Erika Samuels Brusse