Home / Publicaties / Prejudiciële beslissing in verband met verhaalsbeding...

Prejudiciële beslissing in verband met verhaalsbeding met betrekking tot bestuurlijke boetes

24/03/2016

Hoge Raad 11 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3568

In dit arrest beantwoordde de Hoge Raad de volgende prejudiciële vraag van het hof Den Bosch: "Is een contractuele bepaling, waarvan nakoming wordt gevorderd, voor zover die bepaling betrekking heeft op de mogelijkheid van verhaal op de medecontractant van een bestuursrechtelijk opgelegde boete krachtens de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) vanwege eigen schendingen van bepalingen van die wet, nietig wegens strijd met de wet, openbare orde of goede zeden als bedoeld in artikel 3:40 BW?". Het ging in dit geval om een contractueel beding in een (onder)aannemingsovereenkomst, op grond waarvan de partij aan wie als werkgever in de zin van de Wav wegens een eigen overtreding van art. 2 lid 1 Wav een bestuurlijke boete is opgelegd, die boete mag verhalen op zijn contractuele wederpartij die de opvolgende schakel was in de keten van werkgevers. De Hoge Raad stelde voorop dat voor de beoordeling of het verhaalsbeding nietig is op de grond dat zijn inhoud of strekking in strijd is met de openbare orde, sprake moet zijn van strijd met fundamentele beginselen van de rechtsorde of met algemene belangen van fundamentele aard. Doel en strekking van de Wav verzetten zich er niet tegen dat een werkgever de zorg voor de nakoming van zijn uit art. 2 lid 1 Wav voortvloeiende verplichtingen opdraagt aan een derde. Het voorgaande ligt naar het oordeel van de Hoge Raad niet wezenlijk anders in het onderhavige geval waarin de werkzaamheden voor een bepaald project worden verricht ter uitvoering van een keten van (onder)aannemingsovereenkomsten, zodat er meerdere werkgevers zijn aan te wijzen, die ieder een eigen verplichting tot naleving van de Wav hebben. Wel wordt door de mogelijkheid van verhaal in de onderlinge verhouding tussen de verschillende schakels in de keten, de financiële prikkel om de Wav na te leven (indirect) geconcentreerd bij de werkgever lager in de keten die het meest direct betrokken is bij de tewerkstelling van de arbeidskrachten voor het door hem aangenomen werk. Gelet op al het hiervoor overwogene moet worden geoordeeld dat het verhaalsbeding waarop de prejudiciële vraag betrekking heeft – ook al kan het ten gevolge hebben dat de boete uiteindelijk niet wordt gedragen door degene aan wie deze boete wegens een eigen overtreding is opgelegd – niet in strijd komt met fundamentele beginselen van de rechtsorde of met algemene belangen van fundamentele aard, en derhalve niet in strijd is met de openbare orde.

Auteurs

Portret vanRobbert Brakel
Robbert van Brakel