Home / Publicaties / Verschuldigdheid proceskosten na intrekking kort...

Verschuldigdheid proceskosten na intrekking kort geding

28/06/2016

Hoge Raad 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1087

In dit arrest formuleert de Hoge Raad enkele regels met betrekking tot de intrekking van een kortgedingprocedure naar aanleiding van prejudiciële vragen van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag. In de regel wordt voordat de dagvaarding wordt uitgebracht, aan de gedaagde mededeling gedaan van het voorgenomen kort geding, alsmede van de datum en het tijdstip van behandeling daarvan (artikel 3.3 procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie, hierna: het "Procesreglement").

Volgens de Hoge Raad is de zaak aanhangig zodra de bedoelde mededeling is gedaan, dan wel de dagvaarding is uitgebracht. Indien de eiser het kort geding intrekt komt de aanhangigheid daarvan niet te vervallen indien de gedaagde tijdig aan de eiser en de voorzieningenrechter mededeelt dat het geding desondanks doorgang dient te vinden omdat hij een beslissing van de voorzieningenrechter omtrent de proceskosten verlangt. Indien de gedaagde niet al voor de aangezegde datum een mededeling als zojuist bedoeld tot de eiser en de voorzieningenrechter richt, staat hem daartoe nog een termijn ten dienste van veertien dagen na de datum waartegen hij was opgeroepen. Het vonnis van de voorzieningenrechter over de proceskosten is met inachtneming van de wettelijke grenzen vatbaar voor hoger beroep, en kan uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. In dit verband is de in art. 332 lid 1 Rv vermelde appelgrens van € 1.750,-- (overeenkomstig) van toepassing.

Deze regels met betrekking tot de proceskosten gelden ook in procedures betreffende rechten van intellectuele eigendom waarin art. 1019h Rv van toepassing is. Artikel 9 van het Procesreglement bepaalt dat de eisende partij de procedure kan intrekken tot het moment dat de zaak is uitgeroepen en in dat geval spreekt de voorzieningenrechter geen proceskostenveroordeling uit. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat art. 9.1 van het Procesreglement in strijd is met de aan het systeem van de wet ten grondslag liggende uitgangspunten die gelden ten aanzien van het kort geding in eerste aanleg. Deze bepaling is dus in zoverre onverbindend.

Auteurs

Portret vanRobbert Brakel
Robbert van Brakel