Home / Publicaties / Waarnemen ter plaatse, de belastingdienst komt op...

Waarnemen ter plaatse, de belastingdienst komt op visite.

25/01/2013

De belastingdienst legt bezoeken af bij uw klanten. Dat kan de vorm hebben van een boekenonderzoek dat aangekondigd wordt en waar de accountant veelal direct bij betrokken is. Het kan echter ook zijn dat de belastingdienst de gang van zaken in de onderneming komt bekijken in het heden. Hoeveel personeel loopt er rond? Hoeveel tafels zijn er bezet? De zo verzamelde informatie kan bij een later boekenonderzoek gebruikt worden. Zulke waarnemingen ter plaatse kunnen incidenteel plaats vinden maar ook in het kader van een actie waarin een hele bedrijfstak wordt doorgelicht.
Er bestaan instructies aan de belastingdienst over deze waarnemingen ter plaatse, maar die regelen de gang van zaken niet volledig. Als het goed is wordt aangekondigd dat er waarnemingen zullen plaats vinden. De ambtenaren moeten zich legitimeren en de betrokkene krijgt ook een kort verslagje van de waarneming. Maar lang niet altijd wordt deze instructie gevolgd. Er worden ook waarnemingen gedaan waarvan de ondernemer niet op de hoogte is. Zo kunnen ambtenaren het aantal bezoekers van een restaurant schatten door de auto’s op de parkeerplaats te tellen. Van zo’n waarneming kan dan bijvoorbeeld een jaar later blijken als de ondernemer en zijn adviseur daarmee worden geconfronteerd in het kader van een boekenonderzoek.

Er zijn twee belangrijke vragen:

--Wat mag de belastingdienst bij zo’n waarneming ter plaatse?

--Welke bewijswaarde heeft een waarneming als er een geschil ontstaat?

Bij een waarneming oefent de belastingdienst de bevoegdheden uit van art. 47 e.v. A.W.R. Soms verleent een materiële wet een extra bevoegdheid. Zo bepaalt art. 30 Wet op de Loonbelasting dat ‘’ieder gehouden [is] aan de inspecteur ter vaststelling van zijn identiteit indien zulks voor de heffing van de loonbelasting van belang kan zijn, desgevraagd terstond” zijn identificatiebewijs ter inzage te verstrekken. Dit artikel wordt gebruikt om de identiteit van het personeel vast te stellen en te vergelijken met de loonadministratie. Art. 50 A.W.R. verplicht ‘’ieder die een gebouw of grond in gebruik heeft’’ de inspecteur desgevraagd toegang te verlenen. Art. 47 A.W.R. beschrijft de plicht van de belastingplichtige zelf inlichtingen te verstrekken en de boeken ter inzage te geven.

In de tekst van deze artikelen liggen wel beperkingen besloten. Als de ondernemer zelf niet aanwezig is, kan dan toegang tot het gebouw worden geëist van het aanwezige personeel? Strikt genomen is de gebruiker van het pand dan niet aanwezig zodat de toegang niet van hem of haar geëist kan worden. Maar die beperking wordt teniet gedaan, als het personeel de ambtenaar vrijwillig toegang verleent of zich niet verzet als de ambtenaren “gewoon doorlopen”. Dan heeft de ambtenaar immers toegang gekregen zonder dat hij van zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt en dat mag weer wel. Datzelfde kan zich voordoen als ambtenaren bij de uitgang van een restaurant iedereen naar een identificatiebewijs vragen. Gasten kunnen weigeren daaraan mee te werken omdat hun identificatie ‘’niet van belang kan zijn voor de heffing van de loonbelasting’’, maar als gasten vrijwillig op het verzoek ingaan is er niets aan de hand.

De uitoefening van de bevoegdheden moet in behoorlijk bestuur gebeuren. De belastingdienst kan niet verlangen dat een ondernemer alles uit zijn handen laat vallen om de ambtenaren onmiddellijk ter wille te zijn als ze onaangekondigd binnen stappen. Ook moeten de ambtenaren proberen zo min mogelijk overlast te veroorzaken. Zo moeten ambtenaren niet tijdens het draaien van de film het aantal bezoekers in de bioscoop gaan tellen maar wachten tot die afgelopen is.

Ook al overschrijdt de ambtenaar zijn bevoegdheden, de verzamelde informatie is dan nog niet uitgesloten van bewijs. Er kan geklaagd worden bij de Belastingdienst zelf en eventueel bij de Ombudsman maar de informatie wordt alleen uitgesloten van bewijs als die ‘’zozeer in strijd is met wat van een behoorlijk handelende Overheid mag worden verwacht” dat uitsluiting is aangewezen. De Hoge Raad is zeer terughoudend daarin.

Een waarneming ter plaatse geldt in het algemeen als een sterk bewijsmiddel. Daarom is het zaak om, als er een rapportje van de waarneming wordt gemaakt en de daarin vastgelegde gegevens niet kloppen, te reageren en de inhoud van dat rapportje onmiddellijk te betwisten. Ook als er in zo’n rapport een waarschuwing wordt afgegeven, bijvoorbeeld omdat bepaalde stukken niet bewaard worden, dient deze waarschuwing betwist te worden en niet voor kennisgeving te worden aangenomen. In een later stadium zal de inspecteur die waarschuwing gebruiken om tot omkering van de bewijslast te komen.

Soms komt de ondernemer en zijn accountant er pas veel later achter dat er waarnemingen zijn geweest. Dan blijken er geen rapportjes van de waarneming te zijn gestuurd naar de ondernemer. Dan moet benadrukt worden dat door het verzuim deze rapportjes tijdig te versturen de ondernemer deze bijna niet meer kan betwisten. Wie weet nog precies hoeveel klanten hij op een bepaalde datum twee jaar geleden in de zaak had? Het is in geschillen met de fiscus ook verstandig om na te gaan of alle waarnemingen zijn overgelegd, of dat de fiscus mogelijk een selectie heeft gemaakt van waarnemingen die in zijn straatje passen.

De bestuursrechter is vrij in de waardering van het bewijs. Hij mag dus ook zulke niet tijdig gemelde waarnemingen mee nemen, en zal dat ook vaak doen, al was het maar omdat de belastingdienst in de opvatting van de bestuursrechter nauwkeurig en integer is, en niet zo maar wat op zal schrijven. Het is dan zaak na te gaan wie precies op welke wijze die waarnemingen heeft gedaan om vervolgens over de juistheid van de waarnemingen zoveel mogelijk twijfel te zaaien.

Dit alles leidt tot twee conclusies:
--reageer op verslagen van waarnemingen. Laat de klant die niet gewoon ter kennisneming aannemen.
--controleer de compleetheid en wijze van totstandkoming van de waarnemingen. Iedereen heeft immers de neiging waar te nemen vanuit het belang dat hij behartigt.

Auteurs

Rien van Dieren