Home / Publicaties / “Discovery” in arbeidszaken

“Discovery” in arbeidszaken

24/06/2013

De casus

Een voormalig werknemer vordert afgerond € 400.000 schadevergoeding van Agens de werkende kracht B.V. (“Agens”) en het UWV. Agens had de werknemer, in opdracht van het UWV, gere-integreerd als brandwacht bij een rechtsvoorgangster van G4S. De werknemer is arbeidsongeschikt geraakt en na twee jaar ziekte is de arbeidsovereenkomst met Agens beëindigd. De werknemer stelt dat de functie van brandwacht veel te zwaar voor hem was en dat hij in die functie nooit gere-integreerd had mogen worden. In hoger beroep oordeelt het Hof ’s-Hertogenbosch in een tussenvonnis dat niet te verwachten is dat de werknemer nog zal terugkeren in het arbeidsproces.

In voorbereiding op haar verweer in het hoger beroep, vordert Agens in kort geding van G4S om haar op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (“Rv”) een afschrift van een aanzienlijk aantal documenten te verstrekken, waaronder alle stukken die betrekking hebben op de arbeidsongeschiktheid van de werknemer zoals de rapportages van de bedrijfsarts. G4S voert verweer en beroept zich op de geheimhoudingsplicht van artikel 12 Wet bescherming persoonsgegevens (“Wbp”).

De exhibitieplicht van artikel 843a Rv

Als de werkgever of de werknemer zich in een procedure geconfronteerd ziet met een bewijsprobleem, kan de exhibitieplicht uitkomst bieden. Naast de hierboven genoemde casus kan ook gedacht worden aan situaties van vermeende overtreding van een non-concurrentiebeding door een ex-werknemer.

Op grond van artikel 843a Rv kan de partij met een ‘rechtmatig belang’, inzage, afschrift or uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden, die zien op een rechtsbetrekking waar de eiser partij bij is en die zijn wederpartij of een derde, zoals hier G4S, onder zich heeft.

De eisende partij moet zijn claim wel afbakenen. Het mag geen fishing expedition zijn. Zo kan een gewezen werknemer geen ongelimiteerde inzage in zijn oude zakelijke emailaccount vorderen. Hij moet in ieder geval aangeven wat hij bij die zoekactie precies (of ongeveer) denkt te vinden. De documenten moeten uiteraard ook relevant zijn voor de vordering of het verweer van de eiser.

Uitzondering artikel 843a lid 4 Rv

De partij die de documenten onder zich heeft, hoeft daarvan geen afschrift te verstrekken als voor die weigering gewichtige redenen bestaan of als dat niet nodig is voor een behoorlijke rechtspleging (artikel 843a lid 4 Rv). De Voorzieningenrechter Rotterdam vatte het beroep van G4S op artikel 12 Wbp op als een beroep op deze uitzondering.

De bescherming van persoonsgegevens is echter geen absoluut recht, aldus de Voorzieningenrechter, zodat de Wbp op zichzelf niet in de weg staat aan de tenuitvoerlegging van de exhibitieplicht. Het is bovendien vaste jurisprudentie dat een wettelijke geheimhoudingsplicht slechts een gewichtige reden vormt als de belangen waarop die plicht ziet, zwaarder wegen dan het zwaarwegende maatschappelijke belang dat de waarheid aan het licht komt.

De belangen afwegend, wijst de Voorzieningenrechter de vordering van Agens toch af voor zover die ziet op de vertrouwelijke medische gegevens. Dat oordeel lijkt vooral ingegeven door het feit dat Agens haar vordering in kort geding tegen G4S heeft ingesteld en niet tegen de werknemer zelf, zodat die geen verweer heeft kunnen voeren.

Daarnaast is het raadzaam dat de (ex-)werkgever ook aandacht besteedt aan de vraag of mogelijk een andere adequate voorziening kan worden getroffen ter bescherming van de belangen van de (ex-) werknemer. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie waarin de bescheiden niet rechtstreeks aan de (ex-)werkgever worden verstrekt maar aan een onafhankelijke derde, die daarover rapporteert en de niet relevante vertrouwelijke (medische) gegevens daarbij zoveel mogelijk ontziet.

Het lijkt dus de voorkeur te hebben om, als het gaat om vertrouwelijke medische gegevens, de vordering ex artikel 843a Rv in te stellen tegen de partij op wie die gegevens betrekking hebben (als die partij die documenten tenminste ook onder zich heeft). De Hoge Raad bevestigde overigens onlangs dat die vordering ook in kort geding kan worden ingesteld als tussen partijen al een bodemprocedure loopt. Agens was dus niet aangewezen op de lopende procedure bij het Hof.

Auteurs

Stephanie Dekker