Home / Publicaties / Het relatiebeding en overgang van onderneming

Het relatiebeding en overgang van onderneming

08/09/2015

Bij een overgang van onderneming ("OVO") gaan op grond van de wet alle rechten en verplichtingen die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien voor de werkgever ten opzichte van de werknemer van rechtswege over op de verkrijgende ondernemer ("verkrijger"). Dit betekent dat ook het concurrentiebeding van rechtswege mee overgaat op de verkrijger (HR 23 oktober 1987, Ibes/Atmos). Een relatiebeding is een bijzondere vorm van een concurrentiebeding. Ook dit beding gaat dus in beginsel automatisch over in geval van een OVO.

Het is voor een verkrijger van groot belang om te beoordelen of de werknemer al dan niet op grond van OVO bij hem in dienst treedt. Is geen sprake is van OVO dan gaat het concurrentie- of relatiebeding van de werknemer niet automatisch mee over naar de nieuwe werkgever en zal een dergelijk beding dus opnieuw schriftelijk met de werknemer overeengekomen moeten worden.

In een recent arrest in kort geding van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 augustus jl., kwam de vraag aan de orde of ook sprake kan zijn van een OVO als de koper de activiteiten, die hij overneemt, verdeelt over verschillende vennootschappen binnen zijn groep.

De werknemer was in 2002 in dienst getreden van HVB Accountants ("HVB") als projectuitvoerder. Werknemer en HVB waren een relatiebeding overeengekomen. In 2008 kocht ARP de activiteiten van HVB. Zij bepaalden daarbij uitdrukkelijk dat de werknemers van HVB van rechtswege bij ARP in dienst zouden treden per de overnamedatum. De werknemer werd echter medegedeeld dat hij in dienst zou treden bij een groepsvennootschap van ARP ("Groep B.V."), omdat daarin de accountantspraktijk van HVB zou worden ondergebracht. Aan de werknemer is een nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden (met daarin een concurrentiebeding), maar de werknemer heeft die arbeidsovereenkomst niet getekend. In 2010 werd de accountantspraktijk vanuit Groep B.V. alsnog ondergebracht bij ARP zelf en werd werknemer verzocht om akkoord te gaan met het overzetten van zijn arbeidsovereenkomst met Groep B.V. naar ARP. Werknemer is daar schriftelijk mee akkoord gegaan. Toen werknemer in dienst trad bij een klant van ARP, beriep ARP zich op het relatiebeding dat werknemer in 2002 sloot met HVB.

Het hof oordeelt dat een parallel kan worden getrokken met het Klarenberg-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie ("HvJ EU"). In dit arrest bepaalde het HvJ EU dat ook een OVO kan worden aangenomen wanneer een overgedragen onderdeel van een onderneming of vestiging niet als organisatorische eenheid blijft bestaan op de voorwaarde dat de functionele band tussen de verschillende productiefactoren wordt gehandhaafd en dit de verkrijger de mogelijkheid biedt om dezelfde of soortgelijke economische activiteit voort te zetten.

Het hof acht van belang dat ARP de accountantspraktijk had geïntegreerd in haar groepsstructuur en dat de activiteiten één op één werden voortgezet door Groep B.V. in dezelfde kantoorruimte als die van ARP, waarin de van HVB overgenomen adviespraktijk en administratieve dienstverlening waren ondergebracht. Naar het voorlopig oordeel van het hof was de functionele band tussen de verschillende onderdelen behouden gebleven en was sprake van een OVO. Bij de transactie was sprake van twee verkrijgers in de zin van de overgangsregels: ARP (voor de onderdelen advies en administratie) én Groep B.V. (voor de accountantspraktijk). Werknemer was van rechtswege – met behoud van zijn relatiebeding – bij Groep B.V. in dienst getreden.

De overgang van de accountspraktijk van Groep B.V. in 2010 was, naar het voorlopig oordeel van het hof, ook een OVO: de accountantspraktijk was met alle opdrachten en medewerkers – en dus met behoud van identiteit – overgegaan naar ARP. Het feit dat de werknemer gevraagd was om in te stemmen met de contractsoverneming maakt dit niet anders: de regels van OVO gelden van rechtswege en het is niet relevant of wel of geen medewerking van de werknemer wordt gevraagd. ARP kon zich dus beroepen op het relatiebeding dat werknemer in 2002 met HVB was overeengekomen.

In verband met post-contractuele bedingen van werknemers is het van belang om bij overnames zorgvuldig te beoordelen of wel of geen sprake is van een OVO. Bij twijfel adviseren wij om een concurrentie – en/of relatiebeding opnieuw schriftelijk met de over te nemen werknemers overeen te komen.

Auteurs

Stephanie Dekker