Home / Publicaties / Naar een slagvaardiger bestuursprocesrecht!

Naar een slagvaardiger bestuursprocesrecht!

Belangrijke wijzigingen bestuursprocesrecht per 1 januari 2013

01/02/2013

De Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Wab) is op 1 januari jl. in werking getreden. Met de Wab heeft de wetgever onder meer verdere stroomlijning van het bestuursprocesrecht beoogd getuige het opschrift van het derde hoofdstuk van de Memorie van Toelichting (MvT) “Naar een slagvaardiger bestuursprocesrecht”. Daartoe worden met de Wab diverse wetten, waaronder met name de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aangepast. Een tweetal in het oog springende wijzigingen van de Awb zullen wij in deze bijdrage bespreken.

Relativiteitsvereiste

Een eerste belangrijke wijziging in de Awb is dat voor alle bestuursrechtzaken het relativiteitsvereiste is gaan gelden (artikel 8:69a Awb). Hierdoor mag de bestuursrechter een besluit niet vernietigen op de grond dat het in strijd is met een (geschreven of ongeschreven) rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dat beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Met andere woorden: eisers kunnen voortaan bij de rechter geen beroep doen op rechtsregels die de eigen belangen niet dienen. Een berucht voorbeeld in dit verband is het beroep van omwonenden tegen een bestemmingsplan waarin een zigeunerkamp “om de hoek” mogelijk wordt gemaakt. In het verleden konden omwonenden aanvoeren dat het bestemmingsplan wat betreft zigeunerkamp in strijd was met de Wet geluidhinder en dat dus ter plaatse van de woningen op het zigeunerkamp teveel geluidoverlast zou ontstaan. Duidelijk is echter dat de omwonenden in dergelijke gevallen helemaal niet bezorgd zijn om eventuele geluidoverlast op het toekomstige zigeunerkamp, sterker nog, het beroep is juist ingesteld om de komst van het zigeunerkamp tegen te gaan. De Wet geluidhinder strekt dan kennelijk niet tot bescherming van de belangen van de omwonenden en zal sinds de inwerkingtreding van de Wab op 1 januari 2013 niet meer kunnen leiden tot vernietiging van het besluit. Een ander voorbeeld
is bijvoorbeeld het beroep op de Wet luchtkwaliteit van de concurrent parkeergaragehouder tegen de komst van een nieuwe parkeergarage.

Het relativiteitsvereiste verkleint de kring van personen die toegang hebben tot de rechter of het aantal beroepsgronden dat kan worden aangevoerd. De invoering van het relativiteitsvereiste in het bestuursprocesrecht komt niet uit de lucht vallen en past ook in de tijdgeest waarin stroomlijning en efficiënter maken van procedures in het bestuursrecht de boventoon voert. Bovendien is al enkele jaren ervaring opgedaan met het relativiteitsvereiste: sinds 31 maart 2010 is het al opgenomen in artikel 1.9 van de Crisis- en herstelwet.

Belangrijke beperking is echter wel dat het relativiteitsvereiste enkel geldt in de beroepsfase bij de rechter en niet in de bezwaarfase. De wijziging zal blijkens de MvT overigens vooral meerpartijengeschillen raken (en niet de tweepartijengeschillen) en dan nog meer specifiek geschillen waarbij sprake is van concurrenten dan van geschillen tussen appellanten. Vooral voor bestuursorganen geldt dat zij er gespitst op moeten zijn om de rechter erop te attenderen dat een beroep (op onderdelen) niet voldoet aan het relativiteitsvereiste. Dit om zo beroepsgronden buiten het geschil te houden. Overigens dient de rechter beroepen op dit punt ook ambtshalve te toetsen.

Kennelijk zijn de ervaringen met het relativiteitsvereiste voldoende positief geweest en heeft het nu een permanente basis gekregen in de Awb. De werking van het relativiteitsvereiste is daarmee uitgebreid van projecten die onder de Crisis- en herstelwet vallen naar het gehele bestuursprocesrecht.

Verruimde mogelijkheden gebreken in besluitvorming te passeren

De tweede belangrijke wijziging van de Awb is de uitbreiding van artikel 6:22 Awb. Dit artikel verruimt de mogelijkheden voor bestuursorganen en bestuursrechters om gebreken in besluiten te passeren. Voorheen kon een besluit, ondanks schending van vormvoorschriften, in stand worden gelaten. Onder het nieuwe artikel 6:22 Awb is het mogelijk ook andere (materiële) gebreken dan vormfouten te passeren. Dit kan overigens alleen wanneer aannemelijk is dat belanghebbenden hierdoor niet worden benadeeld. Ook met deze wetswijziging is al ervaring opgedaan. In artikel 1.5 van de Crisis- en herstelwet was een vergelijkbare bepaling opgenomen en in diverse bestemmingsplanzaken heeft de rechter een beroep gedaan op deze bepaling. Het betreft dan vooral inhoudelijke onderzoeksrapporten die weliswaar volgens de rechter gebreken vertoonden, maar waarbij diezelfde rechter overwoog voorbij te kunnen gaan aan de gebreken, omdat geen sprake was van benadeling van belanghebbenden. Denk
bijvoorbeeld aan verouderde rapporten waarvan op voorhand duidelijk is dat sindsdien geen relevante wijzigingen zijn opgetreden of waarbij het bestuursorgaan in de beroepsfase (na het bestreden besluit) toch nog heeft kunnen aantonen dat de rapporten nog valide zijn dan wel met een aanvulling dat het bestreden besluit in stand kan blijven.

Beide wijzigingen geven bestuursrechters (weer) meer mogelijkheden om zaken vlot en definitief af te doen. Daarnaast krijgen burgers en bestuur sneller duidelijkheid over kwesties die aan de rechter zijn voorgelegd.

Overgangsrecht

In de Wab is geregeld dat het oude recht blijft gelden voor:

  • bezwaar en beroep vóór 1 januari 2013 ingesteld
  • bezwaar en beroep na 1 januari 2013 ingesteld, maar gericht een besluit dat is bekendgemaakt vóór 1 januari 2013
  • hoger beroep, verzet of beroep in cassatie tegen een voor 1 januari 2013 bekendgemaakte uitspraak
  • verzoek om herziening van een voor 1 januari 2013 bekendgemaakte uitspraak
  • hoger beroep als het beroep in eerste aanleg is behandeld op grond van het oude recht en toepassing van het nieuwe recht zou leiden tot het vervallen van de mogelijkheid van hoger beroep.

Voor meer informatie over de Wet aanpassing bestuursprocesrecht kunt u contact opnemen met Jan van Vulpen of Janneke van Loenen-De Wild.

Auteurs

Portret vanJanneke Loenen - de Wild
Janneke van Loenen - de Wild
Jan van Vulpen, van