Home / Publicaties / Opleveringsschade bij faillissement huurder niet langer...

Opleveringsschade bij faillissement huurder niet langer boedelschuld

09/07/2013

In geval van faillissement zijn er vaak meerdere schuldeisers tussen wie de overgebleven gelden moeten worden verdeeld. Daarbij is het van belang of een vordering als boedelschuld of als concurrente vordering wordt aangemerkt. Schuldeisers met een boedelvordering hebben voorrang op concurrente schuldeisers en krijgen vaak een groter deel van hun vordering vergoed. Het is voor een schuldeiser dus van belang dat een vordering als boedelvordering wordt aangemerkt.

De Hoge Raad heeft op 19 april jl. een arrest gewezen over de vraag of opleveringsschade bij faillissement van de huurder kwalificeert als een boedelschuld. Opleveringsschade is de schade die een verhuurder lijdt doordat een huurder bij het einde van de huurovereenkomst het gehuurde niet oplevert overeenkomstig zijn verplichtingen uit de wet (art. 7:224 BW) of de huurovereenkomst. Deze verplichting behelst vaak het verwijderen van zaken uit het gehuurde, het ongedaan maken van aanpassingen die de huurder aan het gehuurde heeft aangebracht en het herstellen van schade en gebreken die voor rekening van de huurder komen.

Voorheen hanteerde de Hoge Raad in dit jaar het zogenaamde “toedoencriterium”, wat inhield dat wanneer een bepaalde schuld uit een overeenkomst opeisbaar werd doordat de curator die overeenkomst beëindigde, deze schuld kwalificeerde als boedelschuld. In het Circle Plastics-arrest uit 2004 verklaarde de Hoge Raad dit criterium ook expliciet van toepassing op de schade die een verhuurder leed doordat een curator weigerde een partij verontreinigd plastic uit het gehuurde te verwijderen. De kosten die de verhuurder had gemaakt om zelf het plastic te verwijderen, werden aangemerkt als boedeldschuld (Hoge Raad 18 juni 2004, NJ 2004/617).

In het arrest van 19 april jl. ging het niet om de verwijdering van zaken, maar om herstel van schade aan het gehuurde. De schade (aan de gevel en deuren van het gehuurde) bestond al voor het faillissement. De verhuurder eiste dat de schade in het kader van de oplevering van het gehuurde zou worden hersteld en stelde dat de schade als boedelschuld kwalificeerde.

De Hoge Raad komt in dit recente arrest expliciet terug van het toedoencriterium. De Hoge Raad overweegt dat het uitgangspunt in een faillissement gelijkheid van schuldeisers is en de meerderheid van de vorderingen daarom concurrent is. Uitzondering hierop vormen bijvoorbeeld huurpenningen na faillissement, die op grond van de wet als boedelschuld zijn aangewezen. De curator kan voorkomen dat deze boedelschuld oploopt door de huurovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 39 Fw. In het arrest van de Hoge Raad d.d. 14 januari 2011 werd reeds uitgemaakt dat een dergelijke opzegging niet leidt tot schadeplichtigheid. (Hoge Raad 14 januari 2011, NJ 2011/114, Aukema / Uni-Invest)

In dit systeem past, aldus de Hoge Raad, niet dat een schuld als boedelschuld kwalificeert alleen omdat deze ontstaat door toedoen van de curator. Er is nog slechts sprake van een boedelschuld als:

  1. De wet een bepaalde schuld als boedelschuld kwalificeert;
  2. De schuld door de curator is zijn hoedanigheid is aangegaan (en zijn wil daarop was gericht);
  3. De schulden ontstaan als gevolg van het handelen van de curator in strijd met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven verbintenis of verplichting.

Hieronder vallen niet schulden die voortvloeien uit reeds bestaande rechtsverhoudingen en pas na faillissement opeisbaar worden, tenzij deze voldoen aan één van de voornoemde drie criteria. De Hoge Raad maakt hiermee expliciet een einde aan het toedoencriterium.

Dit betekent volgens de Hoge Raad echter niet dat de curator geen verplichting heeft om zaken die tot de boedel behoren uit het gehuurde te verwijderen. Dit is een verplichting die op de curator rust uit hoofde van zijn hoedanigheid. Verwijdert de curator deze zaken niet, dan levert de schade die daaruit voortvloeit een boedelschuld op.

Conclusie

Hoewel nog steeds discussie mogelijk is, lijkt de Hoge Raad in dit arrest te oordelen dat schade op grond van het niet nakomen van een opleveringsverplichting die voortvloeit uit de huurovereenkomst niet langer kwalificeert als boedelschuld. Echter, schade op grond van het niet nakomen van de verplichting om zaken die tot de boedel behoren uit het gehuurde te verwijderen, lijkt nog steeds een boedelschuld op te leveren.