Home / Publicaties / Seksueel misbruik niet als opzet uitgesloten onder...

Seksueel misbruik niet als opzet uitgesloten onder de aansprakelijkheidsverzekering

16/11/2011

Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft op 6 september 2011 beslist dat Interpolis op grond van een bij haar afgesloten aansprakelijkheidspolis schade diende te vergoeden die het gevolg is van seksueel misbruik gepleegd door de verzekerde onder die polis. Interpolis betoogde dat seksueel misbruik was uitgesloten onder de polis. Anders dan de rechtbank verwerpt het hof dit verweer, overwegende dat deze schade niet kan worden beschouwd als "schade die voor verzekerde het beoogde of zekere gevolg is van zijn handelen". Daarnaast verwerpt het hof het beroep van Interpolis op de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid. Nu de schade als gevolg van het seksueel misbruik niet is uitgesloten onder de polis, dient Interpolis ter zake dekking te verlenen en uitkering te doen in hoogte gelijk aan de bedragen waartoe verzekerde in de door aangeefsters tegen hem aangespannen letselschadezaak zal worden veroordeeld.

De feiten en het procesverloop

Verzekerde is in een strafzaak tot in hoogste instantie veroordeeld wegens seksueel misbruik van drie vrouwen ("aangeefsters"). De drie aangeefsters hebben een letselschadezaak aanhangig gemaakt bij de rechtbank Middelburg waarbij zij verzekerde aansprakelijk stellen voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van het door hem gepleegde seksueel misbruik. Verzekerde heeft zich bij Interpolis verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid en vordert een verklaring voor recht dat Interpolis gehouden is dekking te verlenen voor zijn (civielrechtelijke) aansprakelijkheid tegenover de aangeefsters. Interpolis beroept zich op de in de polis voorkomende opzetclausule. De rechtbank heeft het beroep op deze opzetclausule gegrond geacht en de vordering van verzekerde afgewezen. Daartegen is verzekerde in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

De overwegingen van het hof

Onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 6 november'98 (Aegon/ Van der Linden, LJN: ZC 2771) overweegt het hof over de strekking van de opzetclausule dat een in de voorwaarden van een aansprakelijkheidsverzekering opgenomen bepaling als de onderhavige opzetclausule, in het geval waarin een verzekerde letsel heeft toegebracht geen verdere strekking heeft dan van dekking uit te sluiten de aansprakelijkheid van een verzekerde die het in feite toegebrachte letsel heeft beoogd of zich ervan bewust was dat dit letsel het gevolg van zijn handelen zou zijn (opzet als "zekerheidsbewustzijn"), wat de rechter onder omstandigheden uit de gedragingen van de verzekerde kan afleiden.

In het licht van deze maatstaf overweegt het hof dat het van algemene bekendheid is dat seksueel misbruik tot grote schade kan leiden en tot ernstige, soms pas veel later tot uiting komende, klachten van geestelijke, maatschappelijke en/of lichamelijke aard. Dit is naar het oordeel van het hof echter onvoldoende om te kunnen spreken van zekere schade zoals de opzetclausule die eist. Om die reden verwerpt het hof het beroep op de opzetclausule.

Subsidiair heeft Interpolis een beroep gedaan op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. Zij voert aan dat uit het arrest van de Hoge Raad van 12 januari 2007 (LJN: AZ 1581) volgt dat niet uitgesloten is dat feiten en omstandigheden die niet toereikend zijn om een beroep op een opzetclausule te doen slagen, niettemin van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geacht moet worden dat de verzekerde aanspraak maakt op een uitkering onder de polis. Het hof acht dat juist, maar tekent er wel bij aan dat bij het aannemen van een dergelijke derogerende werking op grond van feiten en omstandigheden die de intenties en wetenschap betreffen waarmee de verzekerde gehandeld heeft, terughoudendheid dient te worden betracht, nu de opzetclausule er juist toe strekt te regelen welke intenties en wetenschap leiden tot uitsluiting, hetgeen een sterke aanwijzing is dat het de bedoeling van partijen was dekking in andere gevallen niet uit te sluiten.

Interpolis heeft ter motivering van haar beroep op de redelijkheid en billijkheid uiteengezet dat het handelen van verzekerde als ernstig crimineel en maatschappelijk uiterst verwerpelijk gedrag moet worden gezien. Dat acht het hof op zichzelf juist, maar zo stelt het hof, wie bereid is aansprakelijkheid te verzekeren, weet dat hij daarmee verzekert tegen de gevolgen van gedrag dat wel "steeds" in enige mate verwerpelijk is, want het toebrengen van schade aan anderen zal in het algemeen af te keuren zijn. Aan die bereidheid kunnen en zullen doorgaans grenzen zijn, maar die grenzen dienen uitdrukking te vinden in de polisvoorwaarden en de daarin voorkomende uitsluitingsclausules. Het hof is van oordeel dat de verwerpelijkheid van wat verzekerde de aangeefsters heeft aangedaan, geen beslissende invloed heeft op de tussen verzekerde en Interpolis geldende maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Het beroep op de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid wordt daarom door het hof verworpen.

Auteurs

Danny Theunis