Home / Publicaties / Subrogatie, regres en hoofdelijkheid: de weg naar...

Subrogatie, regres en hoofdelijkheid: de weg naar de Hoge Raad met succes bewandeld

01/02/2013

In zijn arrest van 23 november 2012 (LJN: BX5880) vernietigt de Hoge Raad het oordeel van het hof, dat een zorgverzekeraar op grond van subrogatie voor het gehele bedrag aan vergoede ziektekosten regres kan nemen op één van de hoofdelijk aansprakelijke partijen, ondanks dat een regresverbod geldt op de andere hoofdelijk aansprakelijke partij op grond van artikel 7:962 lid 3 BW.

In de editie van september 2011 is het arrest van het hof van 23 augustus 2011 (LJN: BR6589) en de gevolgen daarvan voor de praktijk uitvoering behandeld.[1]

De feiten

Op 22 juni 2007 vindt een auto-ongeval plaats tussen bestuurder X en bestuurder Y. Als gevolg van het ongeval zijn respectievelijk de vrouw en het kind van bestuurder Y (hierna: "de Vader") gewond geraakt. Zorgverzekeraar Menzis heeft de ziektekosten van de vrouw en het kind vergoed. Menzis tracht deze schade vervolgens te verhalen op bestuurder X en diens WAM-verzekeraar Interpolis (hierna: "Interpolis c.s."). Menzis stelt zich op het standpunt dat bestuurder X - en dus zijn verzekeraar Interpolis - op grond van artikel 6:102 BW samen met de Vader hoofdelijk aansprakelijk is voor de gehele schade, zodat regres openstaat voor 100% van de schade. Interpolis c.s. verweert zich door te stellen Menzis op grond van artikel 7:962 lid 3 BW geen vordering krijgt op de Vader, zijnde de echtgenoot respectievelijk de vader van de benadeelden. Omdat zij slechts één partij kan aanspreken, te weten de verzekerde van Interpolis, is artikel 6:102 BW volgens Interpolis niet van toepassing. Volgens Interpolis kan alleen sprake zijn van hoofdelijkheid als meer dan één partij aan te spreken is tot vergoeding van dezelfde schade.

Rechtbank

De rechtbank te Zutphen gaat mee met het verweer van Interpolis c.s. dat de primaire grondslag van Menzis de vordering niet kan dragen, nu Menzis ingevolge artikel 7:962 lid 3 BW geen vordering heeft op de Vader, zodat zij niet de mogelijkheid heeft om een keuze te maken tussen een van de beide mede-aansprakelijkheden.

Hof

Het hof te Arnhem vernietigt het vonnis van de rechtbank. Volgens het hof staat vast dat de slachtoffers hun gehele schade naar keuze zouden kunnen verhalen op X of op de Vader, die hoofdelijk verbonden zijn. Zij hebben dus (ook) een vordering van 100% van de schade op X. Het is in die schade dat Menzis is gesubrogeerd. Dit betekent dat ook Menzis de gehele schade op Interpolis c.s. kan verhalen. Dat Menzis op grond van artikel 7:962 lid 3 BW zelf niet de mogelijkheid heeft de schade (ook) op de Vader te verhalen, doet daaraan niet af. Dat verandert niets aan de vordering waarin zij is gesubrogeerd, te weten de vordering van de slachtoffers tot vergoeding van 100% van de schade op X.

Hoge Raad

De Hoge Raad begint met de overweging dat het onderhavige geval zich kenmerkt dat twee personen (de Vader en X) op de voet van art. 6:102 BW hoofdelijk verbonden zijn voor de schade die de benadeelden hebben geleden. De daaruit ontstane vorderingen zijn door subrogatie op de voet van artikel 7:961 lid 1 BW overgegaan op de ziektekostenverzekeraar van de benadeelden (Menzis). Op grond van het derde lid van artikel 7:962 BW heeft Menzis evenwel geen vordering gekregen op de Vader. Het middel stelt de vraag aan de orde of Menzis de schade volledig kan verhalen op X, dan wel slechts onder aftrek van het gedeelte dat de Vader in zijn onderlinge verhouding met X aangaat.

De Hoge Raad oordeelt dat het met de strekking van artikel 7:962 lid 3 BW strookt dat deze vraag in laatstgenoemde zin moet worden beantwoord.

Indien zou worden geoordeeld dat Menzis de schade volledig op X zou kunnen verhalen, zou dat volgens de Hoge Raad meebrengen dat deze – op grond van artikel 6:102 lid 1 jo. 6:101 lid 1 BW – voor het deel van de schade dat hem in zijn verhouding jegens de Vader niet aangaat, regres zou kunnen nemen op de Vader. Hierdoor zou langs deze indirecte weg alsnog het geval ontstaan dat de wetgever met artikel 7:962 lid 3 BW beoogde te voorkomen. De Hoge Raad oordeelt dat hierbij past dat artikel 7:962 lid 3 BW het verhaalsrecht van Menzis tegen overige medeschuldenaren van de Vader, in dit geval Interpolis c.s., dienovereenkomstig beperkt.

Conclusie

De Hoge Raad oordeelt dat artikel 7:962 lid 3 BW voorkomt dat Menzis een deel van de schade via een omweg toch weer bij een gezinslid van de slachtoffers verhaalt, die (mede) schuld heeft aan het ongeval. De Hoge Raad vernietigt het arrest, doet de zaak zelf af en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

[1] http://www.cms-dsb.com/Subrogatie-regres-en-hoofdelijkheid-09-22-2011

Auteurs

Aziz al al Mansouri