Home / Publicaties / Verkrijgende verjaring. Wenk onder Rb. Rotterdam...

Verkrijgende verjaring. Wenk onder Rb. Rotterdam, 20 juni 2018

31/10/2018

Jasper Kampherbeek en Mariëlle de Blok zijn redactioneel medewerker van het tijdschrift Rechtspraak Notariaat (RN).

Is door verjaring een recht van erfpacht en een erfdienstbaarheid verkregen?

Wenk in RN 2018/89, ECLI:NL:RBROT:2018:5298

Eigendom van een onroerende zaak, maar ook een zakelijk recht ten aanzien van die onroerende zaak, kan op grond van verjaring worden verkregen. In de praktijk wordt met enige regelmaat geprocedeerd over verkrijgende verjaring van zakelijke rechten (meestal erfdienstbaarheden, vgl. art 5:76 BW). De onderhavige uitspraak is daar een goed voorbeeld van met heldere overwegingen van de rechtbank. Om de verjaring en daarmee het verkregen recht aan derden te kunnen tegenwerpen, is registratie van de verjaring in de openbare registers altijd aan te bevelen. De registratie van de verjaring is mogelijk ex art. 3:17 lid 1 sub i BW. Er bestaan 2 mogelijkheden om deze registratie vorm te geven, te weten middels 1) de inschrijving van een rechterlijk vonnis waarbij voor recht wordt verklaard dat de verjaring zich heeft voorgedaan (hierbij wordt opgemerkt dat het vonnis pas voldoende zekerheid biedt indien dit vonnis in gezag van gewijsde is gegaan) (zie ook art. 3:17 lid 1 sub e BW) en 2) de inschrijving van een daartoe bestemde notariële verklaring. Bij het constateren van verjaring middels een notariële verklaring dienen de voorwaarden van art. 37 Kadasterwet in acht te worden genomen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen 3 soorten verklaringen, te weten 1) een verklaring waarbij alle partijen die bij de verjaring betrokken zijn hebben ingestemd met de verjaring, 2) een verklaring waarbij onder het overleggen van bewijsstukken wordt aangetoond dat de verjaring zich inderdaad heeft voorgedaan dan wel 3) een verklaring waarin staat dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden onder 1. en 2. (niet zeker is dat de verjaring onbetwist is en er zijn geen bewijsstukken die de verjaring aantonen), in welk laatste geval de bewaarder van het kadaster de verklaring in het register van voorlopige aantekeningen boekt en inschrijving alleen nog kan plaatsvinden op bevel van de rechter. Het heeft daarom de uitdrukkelijke voorkeur dat de betrokken partijen (dit zijn in ieder geval de eigenaar/bezitter op grond van de verjaring en de partij die deze verjaring tegen zich heeft te laten gelden) gezamenlijk verklaren dat de verjaring zich heeft voorgedaan. Het is dan zeker dat de verjaring niet betwist wordt. Een gang naar de rechter wordt daarmee voorkomen, maar ook het risico daarop. Bedacht moet namelijk worden dat de vordering ter zake een betwiste verjaring ook weer een verjaringstermijn kent, zodat de inschrijving van de verklaring op basis van bewijsstukken geen voltooide titel verleent aan degene die rechthebbende pretendeert te zijn. Bovendien heeft de Hoge Raad vorig jaar geoordeeld dat het mogelijk is dat degene die als gevolg van art. 3:105 BW de eigendom verloor een vordering op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) tegen de nieuwe eigenaar kan instellen (Zie het onder 'Zie ook' vermelde arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017). De inbezitneming van een zaak, wetende dat een ander daarvan eigenaar of erfpachter is, is onrechtmatig. De Hoge Raad meent dat de aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad, met de mogelijkheid van schadevergoeding in natura, te weten teruggave van de door verjaring verkregen grond, nog kan worden ingeroepen ná het intreden van de verjaring (lees: na voltooiing van de 20 jaar die nodig zijn voor verkrijging te kwader trouw) en niet na het intreden van de verjaringstermijn. Het arrest is opvallend omdat in de literatuur tot dusver werd aangenomen dat schadevergoedingsacties nevenvorderingen waren, die met het verjaren van de revindicatie tenietgaan (vgl. art. 3:312 BW). Daarbij dient een notaris die (achteraf) te lichtvaardig medewerking heeft verleend aan de inschrijving van een verklaring van verjaring bedacht te zijn op eventuele tuchtrechtelijke en civiele aansprakelijkheid. Tot slot wordt opgemerkt dat bij verjaringskwesties de rol van eventuele andere gerechtigden (denk aan hypotheekhouders/beslagleggers) onderkend worden. Een recht kan worden verkregen door verjaring, maar een daarmee belast beperkt recht gaat immers niet door verjaring teniet.

Auteurs

Portret vanMariëlle Blok
Marielle de Blok
Counsel
Amsterdam
Portret vanJasper Kampherbeek
Jasper Kampherbeek
Partner
Amsterdam