18/09/2023
Is een autodealerovereenkomst een franchiseovereenkomst?
Sinds de inwerkingtreding van de Wet Franchise zijn de regels die van toepassing zijn op franchiseovereenkomsten dwingend recht en vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De bepalingen hebben met name tot doel om het natuurlijke overwicht dat de franchisegever volgens de wetgever heeft op de franchisenemer meer in balans te brengen met de positie van de franchisenemer. Als een overeenkomst alle elementen bevat zoals in de wet wordt voorgeschreven, is het een franchiseovereenkomst. Het is dan niet van belang of partijen ook daadwerkelijk een franchiseovereenkomst hebben willen sluiten. De feitelijke inhoud van de samenwerking is bepalend. Rechtbank Amsterdam heeft in haar vonnis van 24 mei 2023 de vraag beantwoord of de voorgelegde overeenkomsten met autodealers kwalificeren als franchiseovereenkomst. In deze uitspraak ging het om Stellantis Nederland B.V. (“Stellantis”) die verantwoordelijk is voor de verkoop, het onderhoud en de reparatie van voertuigen van onder meer de merken Opel, Citroën, DS en Peugeot in Nederland. Stellantis heeft overeenkomsten gesloten met dealers en reparateurs, waarmee hen het recht wordt toegekend om als erkend dealer c.q. reparateur op te treden onder de voorwaarden die Stellantis daaraan stelt. De dealers en reparateurs hebben hun krachten gebundeld in belangenbehartigingsverenigingen en vorderen dat de rechtbank voor recht verklaart dat zowel de dealer- als reparateurovereenkomsten kwalificeren als franchiseovereenkomsten. Daar hebben zij belang bij gelet op de bescherming die het franchiseregime hen kan bieden. Volgens Stellantis vallen de overeenkomsten echter niet onder de wettelijke definitie van franchiseovereenkomst. De Wet Franchise Voor de kwalificatie van een overeenkomst als franchiseovereenkomst is op grond van de wet (artikel 7:911 BW) vereist dat is voldaan aan alle daarin genoemde elementen, namelijk: (i) er is sprake van een franchisevergoeding, (ii) de franchisenemer heeft het recht en de verplichting om de franchiseformule op de door de franchisegever aangewezen wijze te exploiteren (iii) voor de productie of verkoop van goederen of het verrichten van diensten. Ten aanzien van de “franchisevergoeding” is in de parlementaire geschiedenis toegelicht dat zo’n vergoeding kan bestaan uit: (i) een rechtstreekse betaling in geld, (ii) een andere tegenprestatie, of (iii) een meer indirecte vorm van financiële compensatie voor de exploitatie van de franchiseformule. Zo komt het voor dat een vergoeding aan de franchisegever wordt voldaan in de vorm van een opslag op de inkoopprijs die de franchisenemer betaalt voor goederen die hij inkoopt bij de franchisegever en die hij in het kader van de franchiseformule op de markt brengt. Aanwezigheid van het vergoedingselement Het begrip “franchisevergoeding” staat in deze uitspraak centraal. Volgens de dealers/reparateurs bestaan de vergoedingen die zij aan Stellantis betalen, in zowel de dealer- als de reparateurcontracten, uit tegenprestaties, rechtstreekse betalingen en uit een opslag op de inkoopprijzen.
Een van de posten die de dealers/reparateurs expliciet benoemen is de prijs die zij betalen voor de inkoop van de voertuigen. Deze prijs ligt namelijk hoger dan de prijs die andere zakelijke klanten normaliter voor dezelfde voertuigen betalen. Volgens Stellantis is de prijs die aan de dealers/reparateurs wordt berekend gebaseerd op de consumentenprijs minus een korting. Vervolgens is een deel van die korting (de dealermarge) afhankelijk van geleverde prestaties. Dit vormt tezamen een mechanisme om de kwaliteit te controleren, althans te bewaken en dealers/reparateurs te stimuleren de beste kwaliteit te leveren, aldus Stellantis. De dealers/reparateurs vinden dat dit verschil geen “prikkel tot het leveren van de beste kwaliteit” is, maar een opslag/indirecte vorm van een vergoeding is die moet worden bestempeld als “franchisevergoeding”. De rechtbank is het daar niet mee eens, omdat zij vindt dat de dealers/reparateurs daarvoor te weinig hebben aangevoerd. Uit het betoog van de dealers/reparateurs maakt de rechtbank niet op waarom dit verschil bijvoorbeeld niet als indirecte bonus voor het realiseren van bepaalde verkoopaantallen kan worden aangemerkt. De dealers/reparateurs hebben ook nog een aantal andere posten aangevoerd op basis waarvan zij vinden dat sprake zou zijn van een franchisevergoeding. De dealers/reparateurs wijzen op de door Stellantis verplicht gestelde aanpassing van IT-systemen en processen. Hierdoor missen de dealers/reparateurs synergievoordelen. Een volgend element waar de dealers/reparateurs op wijzen, zijn de bedrijfsactiviteiten van de dealers/reparateurs die door Stellantis worden overgenomen en waarvan de opbrengsten ten goede komen aan Stellantis. Een laatste factor waar de dealers/reparateurs op wijzen is de verplichte afname van bepaalde goederen en diensten. Zij moeten daarvoor een hogere vergoeding voldoen dan de kosten daarvan voor Stellantis. Stellantis stelt dat deze vergoedingen uiteenvallen in twee categorieën: (i) vergoedingen voor producten en diensten die dealers en reparateurs bij Stellantis afnemen enerzijds en (ii) producten en diensten waar Stellantis zelf in voorziet, maar die aan de dealers/reparateurs ten goede komen en daarom in rekening worden gebracht anderzijds. De rechtbank gaat niet mee in de argumentatie van de dealers/reparateurs. De rechtbank ziet niet in waarom het niet kan gaan om “gewone” winst voor Stellantis of waarom de aangevoerde posten zouden moeten worden aangemerkt als “franchisevergoeding”. Het oordeel over de kwalificatievraag Kortom, de rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van “een vergoeding”, zoals vereist op grond van de wet om tot de kwalificatie van een franchiseovereenkomst te komen. Het oordeel van de rechtbank is tot op zekere hoogte begrijpelijk. De rechtbank vindt dat de dealers/reparateurs niet voldoende duidelijk hebben gemaakt waarom de genoemde kosten of prestaties tegenover het recht om een franchiseformule te exploiteren staan. Toch is de motivering van de rechtbank niet op elk punt duidelijk. Zoals gezegd hoeft een franchisevergoeding namelijk niet te bestaan uit een rechtstreekse betaling in geld of andere tegenprestatie, maar kan deze ook uit een indirecte financiële compensatie bestaan. Een veelvoorkomend voorbeeld daarvan is een opslag op de inkoopprijs. Van een opslag op de inkoopprijs is, zo hebben de dealers/reparateurs gesteld, sprake bij de goederen en diensten die zij verplicht moeten afnemen voor een hoger bedrag dan de kosten voor Stellantis. Volgens de rechtbank hebben de dealers/reparateurs niet aannemelijk gemaakt dat deze post een vergoeding is voor de exploitatie van een franchiseformule en niet bijvoorbeeld winst voor Stellantis. Een opslag op de inkoopprijs is echter een vorm van winst en wordt juíst als voorbeeld van een franchisevergoeding genoemd in de parlementaire geschiedenis. Dat deze prestatie tegenover de exploitatie van een franchiseformule staat, moet nog nader worden bepaald aan de hand van de overige elementen die zijn opgenomen in de wet. De rechtbank is daar niet aan toegekomen, omdat de discussie al bleef “steken” bij de vraag of sprake was van een “franchisevergoeding”. Tot slot Sinds de inwerkingtreding van de Wet Franchise is de vraag wanneer sprake is van een franchiseovereenkomst nog niet eerder in de jurisprudentie behandeld. Als de dealers/reparateurs in hoger beroep zijn gegaan – waar gezien het voorgaande wel aanknopingspunten voor lijken te zijn – biedt dat het hof een mooie gelegenheid om daar haar licht over te laten schijnen. We volgen deze procedure en verdere ontwikkelingen met belangstelling.
Socialemedia-cookies verzamelen informatie over het delen van informatie op onze website via sociale media en/of uw surfgedrag tussen sociale media, onze socialemediacampagnes en onze websites om dit beter te begrijpen. Wij doen dit om de mix van kanalen te optimaliseren via die wij onze inhoud ter beschikking stellen. Details over de gebruikte hulpmiddelen ("tools") kunt u vinden in onze Privacyverklaring.