Home / Publicaties / Beslag en inzage van bewijsmateriaal in IE-zaken niet...

Beslag en inzage van bewijsmateriaal in IE-zaken niet onbegrensd

18/12/2012

Een juridische procedure valt of staat met bewijsaanbod. Een van de uitdagingen bij het leveren van voldoende bewijs is dat de eiser niet altijd over de juiste bewijsmiddelen beschikt omdat deze (fysiek) aan de zijde van de wederpartij rusten. Deze wederpartij zal uit eigen beweging niet meewerken aan de bewijsvoering van zijn tegenstander en houdt zijn deuren gesloten. Dit brengt niet alleen mee dat het lastig kan zijn de bewijsvoering rond te krijgen, de vrees kan ook ontstaan dat bewijs dat bij de wederpartij berust ineens ‘verdwijnt’.

Om dit te voorkomen biedt de wet tegenwoordig mogelijkheden om bewijsmateriaal in beslag te nemen en in te zien. Een recente uitspraak laat zien hoe dit in zijn werk kan gaan.

Bewijsbeslag


Bewijsbeslag kan enkel worden gelegd indien naar het oordeel van de rechter een ‘redelijk vermoeden’ bestaat dat er inbreuk wordt gemaakt op een aan de beslaglegger toekomend Intellectueel Eigendomsrecht (kort: IE-recht). Een zogenoemde ‘fishing expedition’, dat wil zeggen beslag leggen om te onderzoeken óf er wellicht inbreuk wordt gemaakt op een IE-recht, wordt niet gehonoreerd. Aan de andere kant betekent de eis van een ‘redelijk vermoeden’ ook niet dat al moet zijn aangetoond dat daadwerkelijk inbreuk is gemaakt op een IE-recht. Het bestaan van een ‘redelijk vermoeden’ is een eis die ergens in het midden zit tussen enerzijds ‘geen enkele aanwijzing’ en anderzijds ‘een hoge mate van waarschijnlijkheid’ van IE-inbreuk. De rechter oordeelt of er sprake is van een redelijk vermoeden van inbreuk aan de hand van de omstandigheden van het betreffende geval.

Rechterlijke toets

Een betrekkelijk recente uitspraak van de voorzieningenrechtbank ’s-Gravenhage illustreert de toets die de rechter moet maken bij een verzoek tot het leggen van bewijsbeslag en de inzage van het beslagen materiaal. In deze zaak werden de oprichters van het bedrijf genaamd ‘Forax’ ervan beschuldigd software-specificaties van hun gemeenschappelijke oude werkgever, een bedrijf genaamd ‘DCC’, te hebben gebruikt om vervolgens zélf de software te creëren en daarmee direct te concurreren met DCC. DCC heeft eerder al bewijsbeslag kunnen leggen op de software-specificaties onder Forax. Bij die procedure kwam de voorzieningenrechtbank tot het oordeel dat het ‘redelijk vermoeden’ van inbreuk is komen vast te staan door de omstandigheden dat 1) de vermeende inbreukmakers oud-werknemers van DCC zijn 2) dat zij naar waarschijnlijkheid kennis hadden genomen van de software-specificaties van DCC en 3) dat de voortvarendheid en de snelheid waarmee de oud-werknemers de software hebben kunnen creëren in vergelijking met de hoeveelheid tijd die DCC daarvoor nodig had het onwaarschijnlijk maakt dat de software-specificaties van DCC niet door de oud-werknemers zijn gebruikt.

IE-inbreuk?

In de onderhavige kortgeding-uitspraak wordt door Forax het ‘redelijk vermoeden’ van IE-inbreuk betwist. Forax voert daartoe aan dat de software-specificaties géén auteursrechtelijk beschermde werken zijn waardoor géén redelijk vermoeden van IE-inbreuk kan worden aangenomen. Hieraan legt Forax recente rechtspraak van het Europese Hof van Justitie ten grondslag, te wetenhet arrest SAS/World Programming, waarin is bepaald dat niet de functionaliteit van de software door het auteursrecht wordt beschermd, maar enkel de uitdrukkingswijze van de software, zoals de bron- en de objectcode en het voorbereidend materiaal. DCC neemt het standpunt in dat de software-specificaties hebben te gelden als voorbereidend materiaal en derhalve wel degelijk auteursrechtelijk beschermd zijn. Het antwoord op wat juist is zal te vinden zijn door de software-specificaties te bestuderen, echter toegang tot deze specificaties had de voorzieningenrechter niet.

Getrapte inzage

De voorzieningenrechter houdt het bewijsbeslag in stand en wijst het verzoek tot inzage slechts gedeeltelijk toe. Om de vertrouwelijke bedrijfsinformatie van Forax te beschermen wordt aan het inzagerecht een aantal voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden leveren een ‘getrapte’ inzage op. De eerste trede is de aanwijzing van een deskundige. Deze deskundige betreedt trap twee en zal onderzoeken of bepaalde (vooraf aangeduide) bestanden daadwerkelijk te vinden zijn tussen het beslagen materiaal. Indien dat het geval is zal, bij wijze van de laatste trede, een kopie worden gemaakt van het geselecteerde beslagen materiaal en aan DCC ter inzage worden verstrekt.

Conclusie

Wat valt uit deze zaak te leren? Allereerst dat bewijsbeslag een mooi middel is om potentieel inbreuk makend materiaal aan de zijde van de wederpartij veilig te stellen tegen ‘spontane verdwijning’. Ten tweede dat het bestaan van een redelijk vermoeden van inbreuk nog geen rechtvaardiging is voor een onbegrensd ‘kijkje in de keuken’ van de concurrent, die verder gaat dan strikt nodig is voor het onderbouwen van een vermeende IE-inbreuk.