Home / Publicaties / De ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een...

De ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een topfunctionaris

24/01/2014

De (lagere) rechtspraak die betrekking heeft op de toepassing van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector ("WNT") neemt toe. In de voorgaande edities van onze Newsflash is dieper op een aantal van deze uitspraken ingegaan. Het betrof hoofdzakelijk uitspraken in ontbindingsprocedures, waarin het opvalt dat de kantonrechter bij de vaststelling van een vergoeding nadrukkelijk belang toedicht aan de maximale ontslagvergoeding die een werkgever en werknemer op grond van de WNT overeen mogen komen, te weten een ontslagvergoeding van EUR 75.000,- bruto ("WNT-norm").

Recent heeft ook de kantonrechter te Maastricht zich gebogen over de toepassing van WNT.

Feiten en omstandigheden

De casus was als volgt. De functie van twee vestigingsdirecteuren van een woningcorporatie is komen te vervallen. Eén van deze directeuren kan binnen de organisatie in een nieuw gecreëerde functie worden geplaatst. Voor de andere directeur wordt een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter ingediend. Verzocht wordt de arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair onder toekenning van een vergoeding op basis van de WNT-norm, subsidiair onder toekenning van een vergoeding van ruim EUR 200.000,-. In dit laatste bedrag zou dan ook de aanvulling op de WW-uitkering zijn opgenomen, welke aanspraak voor de directeur voortvloeit uit een Cao: de Cao Woondiensten, die op de arbeidsovereenkomst van toepassing is.

De directeur is het niet eens met het ontbindingsverzoek en vraagt de kantonrechter het verzoek af te wijzen. Naar de overtuiging van de directeur is hem ten onrechte geen nieuwe 'functie' aangeboden. Bovendien is een maximering van een eventuele ontbindingsvergoeding in zijn ogen niet aan de orde, in het bijzonder omdat hij geen "topfunctionaris" is zoals bedoeld in de WNT.

Beoordeling kantonrechter

De kantonrechter stelt vast dat de functie van de directeur is komen te vervallen en de directeur niet kan worden herplaatst in een andere, al bestaande functie binnen de organisatie.

Deze verandering in de omstandigheden ligt in de risicosfeer van de werkgever. Reden waarom er naar het oordeel van de kantonrechter grond is om de directeur een vergoeding toe te kennen.

Voor de vaststelling van de hoogte van de vergoeding houdt de kantonrechter nadrukkelijk rekening met de WNT. De kantonrechter stelt in de eerste plaats vast dat de woningcorporatie valt onder de werkingssfeer van de WNT én de directeur kwalificeert als topfunctionaris. Dit laatste is het geval aangezien de directeur:

1. als lid van het directieoverleg besluiten neemt die betrekking hebben op de gehele organisatie;
2. hij samen met de andere directeur de hoogste ondergeschikte is van het bestuur van de woningcorporatie.

De kantonrechter neemt de WNT-norm als basis, anders zou het maximum naar het oordeel van de kantonrechter 'een dode letter; geen zeggingskracht hebben'. Met andere woorden: slechts in 'bijzondere omstandigheden' zal er door de kantonrechter van de WNT-norm worden afgeweken.

Het feit dat de directeur 16 jaar in dienst is geweest, al wat ouder is, altijd goed gefunctioneerd heeft, een eenzijdig arbeidsverleden heeft en naar verwachting langere tijd werkloos zal zijn, is in dit geval onvoldoende 'bijzonder' voor afwijking van de WNT-norm.

Niettemin stelt de kantonrechter de vergoeding 'naar billijkheid' vast op EUR 125.000,- bruto. De reden daarvoor is dat er voor de andere directeur een functie is gecreëerd, terwijl de woningcorporatie niet objectief heeft onderbouwd waarom het creëren van een functie niet ook voor de directeur in kwestie mogelijk was.

Tot slot oordeelt de kantonrechter dat het niet aan haar is om te oordelen of de directeur naast de ontbindingsvergoeding aanspraak kan maken op een aanvulling op de WW-uitkering. Of die aanspraak er is, zal moeten blijken uit de Cao zelf. Met andere woorden: het bedrag EUR 125.000,- bruto is exclusief de eventuele aanvulling.

Conclusie

De kantonrechter merkt in deze zaak de WNT-norm niet aan als slechts "één van de factoren" bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding in een ontbindingsprocedure. Het is een norm, waar uitsluitend onder bijzondere omstandigheden van kan worden afgeweken. De bijzondere omstandigheid in deze zaak - kort gezegd - is gelegen in het feit dat de woningcorporatie de ene directeur wel, maar de andere directeur geen alternatieve (nieuwe) functie heeft aangeboden. De uitspraak past in de lijn van de (lagere) jurisprudentie dat de WNT-norm van EUR 75.000,- bruto in een ontbindingsprocedure een "harde norm" is.

Tot slot heeft de kantonrechter benadrukt dat een ontbindingsprocedure zich niet leent voor de beoordeling of er náást de ontbindingsvergoeding op grond van een Cao aanspraak bestaat op aanvulling van een eventuele WW-uitkering. Als de woningcorporatie de eventuele verplichting tot aanvulling niet naleeft, dan zou de betrokken directeur in een separate procedure (bij de kantonrechter) nakoming van die aanspraak kunnen vorderen.