Home / Publicaties / Dwarsliggende echtgenoot? Soms toestemming nodig bij...

Dwarsliggende echtgenoot? Soms toestemming nodig bij corporate rechtshandeling

16/03/2009

Weet u van uw cliënten of zij gehuwd zijn? Niet alleen bij de verkoop of bezwaring van de echtelijke woning, maar ook in de financierings-, de overname- en de corporate recovery praktijk is onder omstandigheden de toestemming van de echtgenoot vereist voor bepaalde rechtshandelingen. Is die toestemming er niet, dan is de rechtshandeling vernietigbaar door de echtgenoot.

Voor het zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbinden, het zich voor een derde sterk maken of het zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derden verbinden, kan de toestemming van de echtgenoot van uw cliënt vereist zijn.

Indien een ondernemer zich in deze roerige tijden op de hiervoor bedoelde manieren sterk maakt voor zijn onderneming - bijvoorbeeld in het geval van een herfinanciering - kan het dus van belang zijn te weten of deze gehuwd is. Het maakt daarbij niet uit of er huwelijksvoorwaarden gemaakt zijn of niet. De wetgever heeft de echtgenoot willen beschermen tegen het lichtvaardig aangaan van risicovolle overeenkomsten door de andere echtgenoot. Het kan daarbij verschil maken of de ondernemer zijn onderneming in een eenmanszaak of personenvennootschap drijft of in een B.V. Omdat de ondernemer die een eenmanszaak of een personenvennootschap heeft toch al persoonlijke aansprakelijkheid heeft en de ondernemer in de B.V. niet, heeft de wetgever deze laatste iets ruimere bevoegdheden aan de ondernemer in de B.V. gegeven om zonder toestemming van zijn echtgenoot te handelen. Deze laatste heeft de toestemming niet nodig indien hij dit in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf doet. Met andere woorden: het zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbinden moet het beroep of bedrijf zijn van de ondernemer (hetgeen praktisch niet voorkomt). Daarentegen heeft de ondernemer in de B.V. de toestemming niet nodig indien hij alleen of tezamen met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen houdt en de handeling verricht ten behoeve van de normale uitoefening van het beroep of bedrijf van de B.V. Daarbij ziet de handeling niet toe op het zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbinden, maar op de handeling waarvoor de ondernemer zich borg stelt. Het maakt daarbij niet uit of er een aantal B.V.'s zit tussen de B.V. voor welke de handeling is verricht en de ondernemer; bepalend is of hij middellijk voldoet aan het houderschap van de aandelen.

Van belang is dat de ondernemer aandeelhouder moet zijn op het moment van het aangaan van de handeling. Het enkele feit dat aan hem de economische gerechtigdheid is verkocht van de aandelen, maar deze nog niet juridisch geleverd zijn, maakt dat in dat geval wel de toestemming van zijn echtgenoot is vereist indien hij zich op hiervoor bedoelde wijze sterk maakt voor de B.V. (waarvan het de aandelen betreffen).

De rechtspraak op dit gebied is wisselend en sterk afhankelijk van de feiten en omstandigheden.

Zo dient volgens een recente uitspraak van de rechtbank Haarlem ook bij de B.V. het begrip normale bedrijfsuitoefening restrictief te worden uitgelegd. Zo wordt het doen van een bedrijfsovername niet aangemerkt als normale bedrijfsuitoefening bij een in de vorm van een B.V. gedreven loodgietersbedrijf. De met de overname samenhangende hoofdelijke medeverbondenheid van de ondernemers (die elk via hun eigen holding aandeelhouder waren van de B.V.) voor de nakoming van betalingsverplichtingen van de B.V., had dus de toestemming nodig gehad van hun echtgenoten. Nu deze ontbrak, konden de echtgenoten met succes een beroep doen op vernietiging.

Zoals gezegd komt het beroep op vernietiging van de rechtshandeling vanwege het ontbreken van de toestemming slechts toe aan de echtgenoot van degene die de handeling verrichtte. Zo kwam in een recente zaak bij de rechtbank Amsterdam het beroep op vernietiging niet toe aan de erfgenamen van de overleden echtgenoot van de ondernemer. Deze had in het kader van een overname verklaard garant te zullen staan voor de betaling van een geldlening.

Overigens is de wijze van verlening van toestemming door de echtgenoot vormvrij en kan deze onder omstandigheden afgeleid worden uit bijvoorbeeld door de echtgenoot ondertekende correspondentie. Wanneer de wet echter voor het verrichten van een rechtshandeling een vorm voorschrijft, dient de toestemming schriftelijk te worden verleend. Aan te raden is overigens altijd de toestemming schriftelijk te laten verlenen. Dit voorkomt bewijsproblemen die duur kunnen komen te staan in deze tijden, wanneer bijvoorbeeld de ondernemer op het nippertje had gedacht zijn onderneming te herfinancieren.

Auteurs

Bob van Zijl