Home / Publicaties / Erfdienstbaarheden. Uitleg notariële akte. Wenk onder...

Erfdienstbaarheden. Uitleg notariële akte. Wenk onder Hof Arnhem-Leeuwarden 19 maart 2019

01/07/2019

Jasper Kampherbeek en Mariëlle de Blok zijn redactioneel medewerker van het tijdschrift Rechtspraak Notariaat (RN).

Hoe moeten erfdienstbaarheden worden uitgelegd waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de onder oud BW gebruikte erfdienstbaarheden van pad en van weg?

Wenk in RN 2019/56, ECLI:NL:GHARL:2019:2458

Deze uitspraak laat zien dat bij de uitleg van een notariële akte ten aanzien van rechtsopvolgers de geobjectiveerde Haviltexmaatstaf moet worden toegepast, die in de rechtspraak is ontwikkeld. Voor de vaststelling van de betekenis van een erfdienstbaarheid dient in dat geval aan de bewoordingen van de erfdienstbaarheid, gelezen in het licht van de gehele inhoud van de akte, in beginsel doorslaggevend gewicht te worden toegekend. In dit kader is de verwijzing naar art. 733 Oud BW nog noemenswaardig. In art. 733 Oud BW stond (onder meer) vermeld: "De erfdienstbaarheid van voetpad is het regt om te voet over eens anders land te mogen gaan; Die van rijpad of dreef is het regt om daarover te paard te rijden, of beesten te drijven; Die van weg is het regt om er met een wagen, een rijtuig, enz. over te rijden." Deze omschrijvingen staan niet meer in ons huidig BW maar kunnen voor de vastgoedjurist nog steeds van belang zijn om de betekenis en de feitelijke belasting van een dienend erf in te kunnen schatten indien in een verkrijgingstitel een onder Oud BW gevestigde erfdienstbaarheid wordt aangehaald waarin deze bewoordingen zijn opgenomen. Overigens is in casu onduidelijk wanneer de betreffende erfdienstbaarheden zijn gevestigd; voor of na invoering van het Boek 5 BW. Volgens het hof dient men, óók indien de erfdienstbaarheden zijn gevestigd korte tijd na invoering van Boek 5 BW, rekening te houden met de betekenis van de woorden pad en weg onder de oude wet. Die woorden en hun betekenis zijn immers deel gaan uitmaken van het gangbaar spraakgebruik en het ligt voor de hand bij de hantering van deze begrippen bij de vestiging van erfdienstbaarheden onder het nieuwe recht aansluiting te zoeken bij de betekenis die zij onder het oude recht hadden.

In de uitspraak wordt aandacht besteed aan het bepaalde in art. 5:73 lid 1 BW: een erfdienstbaarheid te goeder trouw geruime tijd zonder tegenspraak op een bepaalde wijze uitgeoefend, dan is in geval van twijfel deze wijze van uitoefening beslissend. Men dient er voorts op bedacht te zijn dat een erfdienstbaarheid kan wijzigen als een gevolg van toepassing van de art. 5:78-5:81 BW, mits aan de in deze artikelen gestelde voorwaarden wordt voldaan. Op grond van deze artikelen kan een erfdienstbaarheid gewijzigd of opgeheven worden door de rechter op (eenzijdig) verzoek van de eigenaar van het dienend dan wel het heersend erf. Ratio is dat erfdienstbaarheden naar hun aard bestemd zijn om lang te blijven bestaan waardoor onverkorte handhaving in bepaalde gevallen tot grote onbillijkheid kan leiden. Tot slot kan een erfdienstbaarheid in de loop van de tijd ook uitgebreid worden (of al dan niet gedeeltelijk tenietgaan) door verjaring. Eigenlijk is dit een toepassing van art. 5:73 lid 1 BW.

Auteurs

Portret vanJasper Kampherbeek
Jasper Kampherbeek
Partner
Amsterdam
Portret vanMariëlle Blok
Marielle de Blok
Counsel
Amsterdam