Home / Publicaties / ESG e-guide / Duurzame Financiering

Duurzame Financiering

ESG: Environmental, Social & Governance

Duurzame financiering en uitdagende regelgeving

10-11-2022
Het veranderende (politieke) klimaat, gewijzigde opvattingen en nieuwe (financiële) ESG-regelgeving brengen voor ondernemingen verschillende uitdagingen én kansen op het gebied van financiering.

De klimaatrisico’s en transitierisico’s zetten de resultaten van ondernemingen, die hun financiering vaak deels betrekken bij financiële ondernemingen (kredietverstrekkers), onder druk. Vanuit financieringsoogpunt is een sustainable businessmodel onmisbaar voor de levensvatbaarheid van een onderneming en behoud van kasstromen.

Daarnaast zien niet-financiële ondernemingen de financierbaarheid van hun activiteiten afnemen als gevolg van toenemende ESG-regeldruk voor financiële ondernemingen. Financiële ondernemingen worden steeds vaker gedwongen slechts sustainable businessmodellen te financieren. Bovendien staat dit onderwerp hoog op de agenda van toezichthouders.

In dit hoofdstuk kijken we allereerst naar de cruciale rol die is weggelegd voor kredietverstrekkers bij het behalen van duurzaamheidsdoelstellingen waarna we ingaan op de Europese duurzaamheidswetgeving en rol van de toezichthouders. Vervolgens kijken we naar enkele vormen van duurzaam financieren, die voordelen voor ondernemingen kunnen opleveren.

De rol van de kredietverstrekker

Om de ambitieuze klimaatdoelen van het Akkoord van Parijs te behalen, bestaat een aanzienlijke kapitaal- en financieringsbehoefte om de transitie naar een duurzame economie mogelijk te maken. Het is essentieel dat naast publieke gelden ook een beroep op private geldstromen wordt gedaan.

De betrokkenheid van de bancaire en financiële sector is dan ook onmisbaar om deze transitie te kunnen realiseren. Het stimuleren van transparantie en langetermijndenken van financiële ondernemingen over de duurzaamheidskwestie is volgens de Europese wetgever noodzakelijk om deze doelen te kunnen verwezenlijken. Daarnaast moet duurzaamheid een vast onderdeel van het risicobeheer van financiële ondernemingen zijn. Voortdurend wordt nieuwe regelgeving afgekondigd die zich met name richt op financiële ondernemingen. Deze regelgeving heeft indirect ook impact op reguliere ondernemingen en (particuliere) beleggers. Onduidelijkheid over welke activiteiten duurzaam zijn, is één van de redenen waarom investeringen in duurzame initiatieven achterblijven. Vanuit de Europese wetgever zijn standaarden geïntroduceerd die kwalificeren in hoeverre een activiteit duurzaam is. Door het introduceren van transparantie wordt greenwashing voorkomen en worden beleggers gestimuleerd om duurzaam te investeren.

Door het introduceren van transparantie wordt greenwashing voorkomen.

Aanvankelijk richtte deze regelgeving zich op het verwezenlijken van milieudoelstellingen, maar in toenemende mate zijn de sociale en governance aspecten van ESG onderwerp van deze regelgeving.

Financiële ondernemingen nemen in hun hoedanigheid van investeerders en verstrekkers van financiering een cruciale rol in de samenleving. Zij zijn onmisbaar voor het bereiken van de klimaatdoelen. De wet- en regelgeving vanuit Europa richt zich met name op financiële ondernemingen. Naast deze regelgeving worden financiële ondernemingen door belangenorganisaties gewezen op de rol die zij in de transitie (zouden moeten) spelen.

Financiële ondernemingen kunnen in hun functie van geldverstrekker hun klanten stimuleren duurzame initiatieven te ontplooien. Het is namelijk (mede) de bedoeling dat deze ondernemingen aan de duurzaamheidstransitie bijdragen. Zij kunnen ervoor kiezen bepaalde niet-duurzame initiatieven niet langer te financieren. De gefinancierde partijen zullen dan ook de gevolgen van de veranderende regelgeving ondervinden.

Als financiers van de economie zijn banken blootgesteld aan kredietrisico’s, reputatierisico’s, juridische risico’s, operationele risico en marktrisico’s. Maatschappelijke opvattingen in het algemeen en klimaatvraagstukken in het bijzonder beïnvloeden deze potentiële risico’s. Ook de veranderende opvatting en voorkeuren van hun klanten leiden ertoe dat financiële ondernemingen duurzaamheid hoog op de interne agenda hebben staan.

Banken worden niet alleen rechtstreeks, maar ook indirect via hun kredietportefeuille aan deze potentiële risico’s blootgesteld. Een financiële instelling kan met haar kredietportefeuille oververtegenwoordigd zijn in bepaalde economische sectoren of geografische gebieden. Het is van belang dat banken de (omvang van deze) risico’s intern meewegen. De financiële regelgeving vanuit Europa en het toezicht op de naleving daarvan dwingen financiële ondernemingen anders te kijken naar de activiteiten die zij financieren.

Binnen de huidige risicomodellen die zich van oudsher op het niveau van het kredietdossier richten worden duurzaamheidsrisico’s niet of slechts beperkt meegewogen. Voor een bank die traditioneel een groot aandeel heeft in de financiering van de glastuinbouw, moet het vergrote risico op storm- en hagelschade in een bredere beoordeling van een financieringsaanvraag worden meegenomen dan nu het geval is. Ook deze risico’s moeten worden meegewogen en gekwantificeerd.

De verwachting bestaat dat financiële ondernemingen ter beperking van deze klimaatrisico’s hun kredietportefeuille ‘groener’ zullen laten worden. Het is dan ook de verwachting dat het steeds lastiger zal worden om een financiering of herfinanciering van minder duurzamere activiteiten te verkrijgen. In ieder geval zal deze financiering tegen ongunstigere voorwaarden kunnen worden verkregen.

Bij het verstrekken van de financiering is het beperken van risico’s het uitgangspunt van een bank. Dat betekent dat innovatieve partijen zonder bestendige kasstromen die gebruik maken van nieuwe technologieën vaak zijn aangewezen op andere bronnen voor liquiditeit dan een bankfinanciering. Omdat klimaatrisico’s door de samenleving zullen moeten worden gedragen, moet de overheid dan ook een prominente rol spelen bij de transitie naar de verduurzaming van economische activiteiten. Steun kan worden verleend in de vorm van subsidies of staatsgegarandeerde leningen.

Europese duurzaamheidswetgeving

Vanuit de Europese Unie wordt er veel aandacht besteed aan regelgeving die ervoor zorgt dat onze economie groener en duurzamer wordt. De kapitaalstromen worden herleid naar duurzamere vormen van investeren en beleggen. De reeks Europese ESG-wetgeving omvat onder andere de Taxonomieverordening, de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR), de Non-Financial Reporting Directive (NFRD) en de voorstellen voor de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDD).

Taxonomieverordening

De Taxonomieverordening geeft een uniform classificatiesysteem waardoor er wordt getracht zekerheid te creëren over duurzame beleggingen. Uit de Taxonomieverordening volgt of economische activiteiten als ecologisch duurzaam kunnen worden bestempeld. De Taxonomieverordening is van toepassing op financiële marktdeelnemers en betreft dan ook banken, bepaalde beleggingsondernemingen, fondsbeheerders, verzekeraars en ontwikkelaars van bepaalde pensioenproducten. De Taxonomieverordening definieert bepaalde beleggingsproducten en pensioenproducten. Ten aanzien van deze financiële producten zijn de financiële marktdeelnemers verplicht om informatie aan te leveren waaruit de duurzaamheid van deze financiële producten volgt. De informatie moet onder meer worden weergegeven op de website en opgenomen in het fondsprospectus, het jaarverslag, de beleggersinformatie, de marketingdocumentatie en periodieke rapportages.

De Taxonomieverordening moet meer zekerheid creëren over duurzame beleggingen.

De doelstellingen met betrekking tot klimaatmitigatie en adaptie uit de Taxonomieverordening zijn reeds van toepassing en moeten nu al worden meegenomen in de informatievoorziening. De regels ten aanzien van de overige doelstellingen, zoals de vervuilingspreventie en de bescherming van ecosystemen, treden in werking op 1 januari 2023. Het is voor de financiële marktdeelnemers die onder de reikwijdte van de Taxonomieverordening vallen dan ook raadzaam reeds voorbereidingen te treffen om aan deze nieuwe regels te voldoen.

NFRD

Financiële marktdeelnemers met meer dan 500 werknemers moeten als gevolg van de NFRD verklaren welk deel van de omzet en uitgaven in lijn zijn met de voornoemde Taxonomieverordening. Dit kan in een bijlage van het jaarlijkse financiële verslag of in een aparte jaarlijkse duurzaamheidsrapportage.

SFDR

Ook de SFDR geeft nadere regels voor de informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële sector. Ecologische duurzaamheid in de economische markt vormt de basis voor deze informatievoorzieningsregeling. Beleggers moeten grondig worden geïnformeerd over de effecten op duurzaamheid door het beleggingsbeleid en de beleggingsbeslissingen door financiële marktpartijen.

De SFDR is in beginsel van toepassing op alle financiële marktdeelnemers ongeacht of ze duurzame financiële producten aanbieden of niet. Onder financiële marktdeelnemers worden dezelfde ondernemingen verstaan als onder de Taxonomieverordening. Het betreft dan ook banken, bepaalde beleggingsondernemingen, fondsbeheerders, verzekeraars en van ontwikkelaars van bepaalde pensioenproducten.

De SFDR bevat een classificatiesysteem met drie hoofdcategorieën. De eerste categorie financiële producten omvat alle klassieke producten zonder duurzaamheidskenmerken. Categorie twee ziet op financiële producten met enkele duurzame kenmerken. De derde categorie financiële producten betreft producten die specifiek duurzaamheid als doel hebben en waarvoor dat een bindend en verplicht onderdeel is van het beleggingsproces.

De informatieverstrekkingsregels betreffen vooral het in aanmerking nemen van ongunstige effecten op duurzaamheid in het beleggingsbeleid of -advies, op entiteitsniveau en op productniveau. Verder betreffen deze informatieverstrekkingsregels de integratie van duurzaamheidsrisico’s, de gedragslijnen inzake duurzaamheidsrisico’s en het beloningsbeleid met betrekking tot de integratie van duurzaamheidsrisico’s.

CSRD

Op 21 april 2021 heeft de Europese Commissie een pakket goedgekeurd met betrekking tot duurzame financiering. Dit pakket omvat onder meer een voorstel voor een richtlijn die ziet op de verslaglegging over de duurzaamheid van ondernemingen, de CSRD.

De CSRD breidt de reikwijdte en de openbaarmakingsvereisten voor ESG-informatie waarin de bestaande NFRD al voorziet verder uit. De CSRD bevat verschillende aanvullende voorschriften. Zo zijn ondernemingen verplicht om informatie openbaar te maken die nodig is om te begrijpen hoe duurzaamheidsfactoren de onderneming beïnvloeden. Ook moet informatie die nodig is om de eigen effecten van de onderneming op de samenleving en het milieu te begrijpen openbaar worden gemaakt.

Naast de vereiste informatie onder de NFRD, zullen de ondernemingen verplicht zijn informatie te verstrekken over hun strategie, doelstellingen, de rol van het bestuur en het management, de belangrijkste negatieve effecten die verband houden met de onderneming en haar waardeketen, immateriële activa en hoe zij de informatie die zij rapporteren hebben geïdentificeerd. Ondernemingen zullen ook hun groene financiële indicatoren bekend moeten maken overeenkomstig de Taxonomieverordening om aan te geven welke van hun activiteiten duurzaam zijn. De rapportage ziet dan ook op de (mogelijke) effecten die de activiteiten van de onderneming (kunnen) hebben op duurzaamheid.

CSDD

Complementair aan de CSDR heeft de Europese Commissie het voorstel voor de CSDD gepubliceerd. De beoogde richtlijn zal van toepassing zijn op ondernemingen met meer dan 500 werknemers en een wereldwijde omzet van meer dan 150 miljoen euro (netto). Tevens zal de CSDD van toepassing zijn indien er sprake is van meer dan 250 werknemers en een wereldwijde omzet van 40 miljoen (netto) indien 50% van deze omzet voortvloeit uit bepaalde sectoren. De verplichtingen onder de CSDD betreffen het integreren van due diligence in het beleid van de onderneming en het onderzoeken naar (mogelijke) nadelige effecten op mensenrechten en het klimaat. De nadelige mensenrechten- en klimaateffecten moeten worden stopgezet en beperkt en daarnaast moeten preventieve maatregelen worden genomen. Procedures moeten worden opgezet met betrekking tot het verwerken en behandelen van klachten. Verder moet er toezicht worden gehouden op de ondernemingsactiviteiten en de genomen maatregelen. Tenslotte moeten bevindingen uit het hiervoor genoemde onderzoek worden gerapporteerd onder CSDD en zal men een plan dat het businessmodel en de ondernemingsstrategie verenigt met het Akkoord van Parijs moeten opstellen. De verwachting is dat deze richtlijn aanzienlijke impact zal hebben op de ondernemingen die onder de reikwijdte gaan vallen. Zie voor meer details hoofdstuk 1.

Rol toezichthouders

Vanwege de voorkeuren van beleggers voor duurzame investeringen, moeten financiële ondernemingen ervoor zorgen dat de door hen verstrekte informatie over deze producten correct, duidelijk en niet misleidend is.

De AFM en DNB zien handhaving van duurzaamheidsregelgeving als speerpunt van toezicht.

Zowel de Autoriteit Financiële Markten (AFM) als De Nederlandsche Bank (DNB) hebben in hun rol als toezichthouders aangegeven dat ze handhaving van duurzaamheidsregelgeving als speerpunt van toezicht op de financiële ondernemingen zien.

DNB ziet het klimaatrisico als een potentieel systeemrisico voor de financiële sector. De gevolgen en risico’s verbonden aan klimaatverandering die hierbij voor financiële ondernemingen gelden worden onderverdeeld in fysieke risico’s, transitierisico’s en aansprakelijkheidsrisico’s. Onder fysieke risico’s wordt klimaatgerelateerde schade verstaan, zoals schade door overstroming en storm. Transitierisico’s zijn risico’s die ontstaan als gevolg van een geleidelijke verandering naar een minder klimaatbelastende economie. Hieronder wordt technische vooruitgang (zoals de overgang van olie en gas naar zon- en windenergie), wijzigingen in voorkeuren van bewustere consumenten, de invoering van duurzaamheidsregelgeving, maar ook de gewijzigde publieke opinie verstaan. Financiële ondernemingen moeten zich bewust zijn van deze risico’s en deze in hun interne risicobeheersing mee te wegen. Uiteindelijk is de verwachting dat de kredietportefeuille duurzamer wordt, waardoor op macroniveau een lager risico bestaat in vergelijking met de huidige kredietportefeuille.

DNB richt zich op klimaat- en milieurisico’s, waarbij de focus ligt op de bewustwording en aanpak van duurzaamheidrisico’s binnen de financiële sector. Klimaat- en milieurisico’s kunnen een materiële financiële impact hebben op de financiële soliditeit en reputatie van fondsen. Om deze risico’s te beheersen heeft DNB een document opgesteld met richtlijnen voor het integreren van klimaat- en milieurisico’s in de strategie, governance, risicobeheersing en informatievoorziening van fondsbeheerders. Daarnaast toetst DNB beleidsbepalers en medebeleidsbepalers van bepaalde financiële ondernemingen voordat zij hun functie kunnen gaan vervullen. Bij deze toetsing neemt DNB neemt de kennis en ervaring van de kandidaat met betrekking tot klimaat- en milieurisico’s mee.

AFM houdt toezicht of financiële ondernemingen betrouwbare en toegankelijke informatie verstrekken met betrekking tot duurzaamheidsfactoren. De onder toezicht staande instellingen moeten duurzaamheidsaspecten integreren in hun bedrijfsvoering, productontwikkeling, risicomanagement en investeringsbeslissingen. Consumenten en andere afnemers moeten adequaat worden geïnformeerd en geadviseerd ter ondersteuning van hun financiële beslissingen en krijgen een product dat passend is bij hun behoefte.

Vormen van duurzaam financieren

De afgelopen jaren zijn, onder meer als gevolg van de toenemende relevantie en populariteit van vormen van duurzaam financieren, verschillende duurzame financieringsinstrumenten ontwikkeld voor zowel leningen als voor obligaties. Voor leningen in de internationale financieringsmarkt zijn de zogenaamde Green Loans en Sustainability-Linked Loans het meest populair. Hoewel de documentatiestandaarden voor groene obligaties niet aan de orde komen in deze bijdrage, is met name de standaard voor Green Loans geïnspireerd op de Green Bond Principles die reeds sinds 2014 in ontwikkeling zijn. Naast deze internationale standaarden en initiatieven zijn er ook nationale groene financieringsvormen, zoals de regeling voor groenbanken en groeifondsen, die eveneens niet aan de orde komen in deze bijdrage.

Green Loans zijn gebaseerd op de Green Loan Principles (GLP) uitgevaardigd door Loan Market Association (LMA) samen met de Asia Pacific Loan Market Association (APLMA) en de Loan Syndications and Trading Association (LSTA). De GLP zijn voor het eerst in 2018 uitgevaardigd om de consistentie van de financiële markten op het gebied van groene leningen te bevorderen. De meest recente versie van de GLP en bijbehorende ‘handleiding’ dateren van februari 2021.

Sustainability-Linked Loans zijn gebaseerd op de Sustainability-Linked Loan Principles (SLLPs) eveneens uitgevaardigd door de LMA, APLMA en LSTA. De meest recente versie van de SLLP en bijbehorende handleiding dateren van maart 2022.

Zowel de GLP als de SLLPs zijn beginselen die marktpartijen vrijwillig kunnen toepassen op een individuele basis per lening en die richting geven door middel van bepaalde kenmerken voor wanneer een lening kwalificeert als een Green Loan of een of Sustainability-Linked Loan. De GLP en SLLPs geven enkel een kader waarbinnen dergelijke producten zich verder kunnen ontwikkelen. De GLP en SLLPs worden inmiddels veelvuldig gebruikt en omarmd door verschillende Nederlandse (groot)banken. Overigens kent de LMA naast de GLP en SLLPs nog verschillende andere initiatieven op het gebied van ESG, zoals de Social Loan Principles uit 2021 die richting geven aan het verstrekken van leningen ten behoeve van ‘sociale projecten’.

Wat betreft de inhoud van de ‘groene kredietdocumentatie’ op basis van de GLP en SLLPs moet worden opgemerkt dat deze vaak slechts beperkt verschilt van niet-groene kredietdocumentatie.

GLP / Green Loans

Volgens de GLP kan er enkel een groene lening worden verstrekt voor ‘groene projecten’. Een indicatie van wat groene projecten kunnen zijn, is te vinden in bijlage 1 van de GLP. Volgens de GLP moet een groene lening in ieder geval voldoen aan de volgende vier kerncomponenten:

  1. Doel: de lening (of deel/tranche) mag slechts worden aangewend voor een groen project en dit gebruik is voldoende gewaarborgd en vastgelegd in de financieringsdocumentatie. 
  2. Proces voor evaluatie en selectie: van de kredietnemer wordt verwacht dat hij de kredietgever duidelijkheid verschaft over zijn milieuduurzaamheidsdoelstellingen en op grond waarvan de kredietnemer concludeert dat de gefinancierde projecten als groen kwalificeren.
  3. Gebruik: van de leningnemer wordt verwacht dat hij beschikt over een systeem dat ervoor zorgt dat door de leninggever kan worden nagegaan of de opbrengsten van de lening worden gebruikt voor het desbetreffende groene project.
  4. Rapportage: de leningnemer moet de leninggever jaarlijks op de hoogte houden van het gebruik van de gelden, in ieder geval totdat de lening volledig is opgenomen.

SLLPs / Sustainability-Linked Loans

Volgens de SLLPs moet de kredietnemer specifieke en ambitieuze doelen stellen - de sustainability performance targets (SPTs) - in combinatie met betekenisvolle key performance indicators (KPIs). Aan de hand van de SPTs en KPIs moet het vervolgens mogelijk zijn te beoordelen of de kredietnemer op weg is om aan zijn duurzaamheidstargets te voldoen.

De KPIs kunnen gelinkt worden aan interne en externe doelen. Zo kan een kredietnemer een extern bureau vragen om een duurzaamheidsrating ten aanzien van de onderneming of kunnen kredietnemer en kredietgever afspreken welke (interne) duurzaamheidsdoelstellingen als KPI zullen gelden. In dit laatste geval kan men bijvoorbeeld denken aan: (i) het verminderen van CO2-uitstoot van de onderneming of een specifiek productieproces, (ii) het bouwen van, of verbouwen tot, duurzame woningen, (iii) het verminderen van voedselverspilling, (iv) het gebruik van gerecycled materiaal in het productieproces of (v) het bevorderen van de biodiversiteit.

Bij het behalen van de KPIs en STPs wordt de kredietnemer doorgaans beloond middels een lager rentetarief. In sommige gevallen is ook het omgekeerde het geval: indien de STPs niet worden behaald moet de kredietnemer een hogere rente betalen. Dit bonus-malussysteem is doorgaans niet van toepassing op Green Loans, hoewel kredietnemers onder Greens Loans veelal de groene kwalificatie van hun lening verliezen wanneer niet kan worden voldaan aan de vier kerncomponenten.

Geconcludeerd kan worden dat Green Loans en Sustainability Linked Loans fundamenteel van elkaar verschillen. Waar Green Loans worden gebruikt ter financiering van een groen project worden Sustainability Linked Loans gebruikt om de kredietnemer aan te moedigen zich aan de gestelde SPTs en KPIs te houden en daarmee bij te dragen aan een groenere wereld.

SLL of GL?

Bij de selectie van een groen financieringsinstrument moet de kredietnemer zich afvragen of de gelden (volledig) kunnen worden aangewend ter financiering van een groen project en of hij aan de vier kerncomponenten kan voldoen. Is dat niet het geval, dan ligt de keuze voor een Sustainability Linked Loan voor de hand. Daarbij komt dat Green Loans veelal worden verstrekt als term loans die te linken zijn aan een specifiek groen project en Sustainability Linked Loans als revolving credit facilities die veelal dienen ter ondersteuning van de algehele bedrijfsvoering en daarmee de bredere groene strategie van de kredietnemer.

Kwalificatie onder de Taxonomieverordening

De onder de Taxonomieverordening ontwikkelde classificatie voor economische activiteiten vraagt partijen te rapporteren over welk deel van de omzet voortvloeit uit duurzame activiteiten. Wanneer een kredietnemer middels een Green Loan of een Sustainability Linked Loan investeert in de verduurzaming van zijn economische activiteiten dan zal dit kunnen bijdragen aan het duurzaamheidsprofiel van de kredietnemer en kunnen worden meegenomen in de rapportageverplichtingen.

In welke mate de GLPs en SLLPs in bredere zin passen binnen de context van de Taxonomieverordening is nog onduidelijk. Het is aan de wetgever en marktpartijen om hier in de toekomst duidelijkheid over te verschaffen.

Conclusie

ESG en de bijbehorende informatievoorzieningen spelen een steeds grotere rol in de financieringspraktijk. De bestaande regelgeving brengt al vergaande informatieverplichtingen met zich mee, maar op korte termijn worden de regels aanzienlijk uitgebreid. Dit zal niet uitsluitend invloed hebben op financiële marktdeelnemers maar ook op andere grote ondernemingen. Financiering van niet-duurzame activiteiten bij financiële ondernemingen zal naar verwachting op termijn moeilijker worden. Daartegenover zal financiering van duurzame activiteiten voordeliger worden. Het is raadzaam hier tijdig op in te spelen.

Tips & Tricks

  • Onderzoek of de onderneming onder de reikwijdte van de nieuwe regelgeving valt.
  • Zorg dat duurzaamheidsaspecten een vast onderdeel worden van strategie en governance.
  • Realiseer dat een toekomstbestendig businessmodel de financierbaarheid van een onderneming eenvoudiger (gunstiger) maakt.
  • Denk bij de financiering van ‘groene projecten’ aan financiering middels een Green Loan.
  • Denk bij de financiering van investeringen ten behoeve van de algehele verduurzaming van de bedrijfsvoering aan financiering middels een Sustainability Linked Loan.

Auteurs

Etienne Courbois
Etienne Courbois
Partner
Advocaat
Amsterdam
Clair Wermers
Clair Wermers
Partner
Advocaat
Amsterdam

Nieuwsbrief

Heeft u interesse in onze nieuwsbrieven en uitnodigingen voor events? Schrijf u dan in voor onze nieuwsbrief.

Video-interview

Rik Aertsen (Principal Legal Counsel bij ING en NGB-bestuurslid) en Etiënne Courbois (Counsel Banking & Finance bij CMS) spraken elkaar over duurzame financiering.

Contactpersonen

Etienne Courbois
Partner
Advocaat
Amsterdam
T +31 20 3016 446
Clair Wermers
Partner
Advocaat
Amsterdam
T +31 20 3016 423