Home / Publicaties / ESG e-guide / ESG & Belastingen

ESG & Belastingen

ESG: Environmental, Social & Governance

Gaan belastingen de wereld redden?

10-11-2022 
Fiscaliteit wordt door overheden mede gebruikt als beleidsinstrument om het gedrag van ondernemingen en burgers te beïnvloeden. Fiscale ondernemingsfaciliteiten pogen duurzame investeringen te stimuleren en vervuilend gedrag wordt ontmoedigd door onder andere de heffing van milieubelastingen. Belastingen spelen daarom een belangrijke rol in het milieuaspect van ESG. Daarnaast kan het belastingbeleid van een onderneming ook iets zeggen over de integriteit van een onderneming op maatschappelijk vlak. Tot voor kort was actieve fiscale planning nog een tamelijk ‘geaccepteerde’ manier voor bedrijven om kosten te reduceren. De zienswijze dat belastingen slechts een kostenpost vormen voor ondernemingen lijkt inmiddels passé. Actieve fiscale planning die leidt tot vermindering van de belastingafdracht wordt geregeld door de media c.q. maatschappij als immoreel beschouwd. Hierbij ligt reputatieschade voor ondernemingen op de loer. In dit nieuwe tijdperk moet een onderneming transparant zijn over haar fiscale strategie. Een onderneming wordt geacht haar fair share aan de samenleving bij te dragen en dit ook aan te tonen. Belastingen spelen daarom een belangrijke rol bij de sociale en governance aspecten van ESG.

In dit hoofdstuk zullen wij enkele handvatten bieden om de onderneming voor te bereiden op de impact van belastingen op het vlak van ESG. Wij schetsen hierbij allereerst de ontwikkelingen op specifieke belastingen (onder meer de CO2-grensheffing en plasticbelasting), waarvan wij binnen afzienbare tijd verwachten dat ondernemingen er rekening mee zullen moeten houden.

Plasticbelasting

Een van de meest tastbare producten voor ondernemingen en burgers met een directe impact op het milieu is plastic. In 2018 is door de Europese Commissie de Europese strategie inzake kunststoffen gelanceerd, die de overgang naar een meer circulaire economie moet bevorderen en het milieu tracht te beschermen tegen plasticvervuiling. In het verlengde van deze strategie is sinds 1 januari 2021 elke lidstaat verplicht een bijdrage te leveren aan de EU-begroting op basis van niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval. Er wordt een uniform afdrachtpercentage van € 0,80 per kilo toegepast op het gewicht van het kunststof verpakkingsafval dat niet wordt gerecycled. Elke lidstaat heeft beleidsvrijheid gekregen om te kiezen hoe deze heffing wordt opgebracht en mag dus een nationale plasticbelasting naar eigen inzicht invoeren.

De invoering van een plasticbelasting is bijzonder complex.

In Spanje en Italië uit zich dit al in nieuwe wetten respectievelijk wetsvoorstellen voor belasting op niet-herbruikbare plastic verpakkingen en plastic artikelen voor eenmalig gebruik. Hoewel in Nederland naar aanleiding van deze Europese strategie nog geen concreet wetsvoorstel is gepubliceerd, is er wel een eerste verkenning gedaan naar de mogelijkheden voor een nationale heffing op nieuw plastic. Met als doel productie en gebruik van nieuw plastic af te remmen en daarmee mogelijk het aandeel plastic recyclaat te vergroten. Het onderzoeksbureau CE Delft is door het kabinet gevraagd naar een eerste verkenning en concludeert, kort samengevat, dat de invoering van een plasticbelasting bijzonder complex is.

Nederland kent al een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid waarbij ondernemingen, die verpakte producten (zoals in plastic) in Nederland op de markt brengen, verplicht zijn om een afvalbeheersbijdrage te betalen aan Stichting Afvalfonds Verpakkingen. Een producent of importeur van verpakte producten is bijdrageplichtig aan het Afvalfonds Verpakkingen wanneer in een kalenderjaar meer dan 50.000 kilo verpakkingen op de Nederlandse markt worden gebracht (of na import worden ontdaan van verpakkingen).

Van op de Nederlandse markt brengen, is sprake indien een producent of importeur:

  • aan goederen verpakkingsmateriaal toevoegt (of dit laat doen) en deze goederen aan een derde in Nederland ter beschikking stelt;
  • goederen van buiten Nederland naar Nederland invoert en na invoer het verpakkingsmateriaal verwijdert en afvoert;
  • goederen van buiten Nederland naar Nederland invoert en deze goederen aan een derde in Nederland ter beschikking stelt.

Uit het Beleid Afvalfonds Verpakkingen 2022 (d.d. 31 december 2021) blijkt dat de definitie van verpakkingen in dit kader breed is. De bijdrageplicht geldt onder meer ter zake van verkoop of primaire verpakkingen (verpakkingen die zo ontworpen zijn dat zij voor de eindgebruiker of consument op het verkooppunt een verkoopeenheid vormen), verzamel- of secundaire verpakking (verpakkingen die zo ontworpen zijn dat zij op het verkooppunt een verzameling van een aantal verkoopeenheden vormen, ongeacht of deze als dusdanig aan de eindgebruiker of consument worden verkocht) en verzend- of tertiaire verpakkingen (verpakkingen die zo ontworpen zijn dat het verladen en het vervoer van een aantal verkoopeenheden of verzamelverpakkingen wordt vergemakkelijkt).

Wat ons opvalt, is dat het hoogste tarief van de afvalbeheersbijdrage per materiaalsoort – zijnde kunststof met een afdracht percentage van € 0,70 per kilogram – (ver) onder het afdrachtpercentage van de EU ligt van € 0,80 (zeker omdat er ook nog een drempel is van 50.000 kilo). Wij verwachten dan ook dat er op termijn een nieuwe nationale plasticbelasting komt of wijzigingen in de afvalbeheersbijdrage plaatsvinden. Wat dit laatste betreft kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een stijging van de tarieven van de afvalbeheersbijdrage of een verlaging van de drempel van 50.000 kilo op jaarbasis. Wij raden ondernemingen dan ook aan om de ontwikkelingen op dit gebied goed in de gaten te houden en waar mogelijk te anticiperen op een nieuwe plasticbelasting.

Duurzaamheid binnen de btw

In de btw-regelgeving waren tot voor kort weinig maatregelen te vinden die klimaatneutrale of duurzame(re) keuze stimuleren. Alleen voor het aanbrengen van op energiebesparing gericht isolatiemateriaal aan vloeren, muren en daken van woningen ouder dan twee jaren geldt nu op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 (meer specifiek Tabel I) al enige tijd het verlaagde btw-tarief van 9%. Dit verlaagde btw-tarief geldt echter alleen voor de arbeidskosten en niet voor het isolatiemateriaal zelf.

Op 7 december 2021 is de Raad van de Europese Unie echter tot een akkoord gekomen over een voorstel om de Europese regelgeving voor btw-tarieven te actualiseren. De beoogde aanpassingen moeten de EU-lidstaten meer flexibiliteit bieden om verlaagde btw-tarieven en nultarieven toe te passen. Uit het voorstel van de Raad blijkt dat duurzaamheidsoverwegingen een grote rol spelen.

Onder meer de volgende maatregelen werden toen aangekondigd:

  • Bijwerking van de lijst van goederen en diensten waarop alle EU-lidstaten verlaagde btw-tarieven mogen toepassen (opgenomen in bijlage III van de Btw-richtlijn). Producten en diensten die de volksgezondheid beschermen, goed zijn voor het milieu en de digitale transitie ondersteunen, worden toegevoegd.
  • Afschaffing tegen het jaar 2030 van de mogelijkheid voor de EU-lidstaten om verlaagde tarieven en vrijstellingen toe te passen op goederen en diensten die schadelijk worden geacht voor het milieu en voor de doelstellingen van de EU op het gebied van klimaatverandering.

De Raad van de Europese Unie geeft in de algemene oriëntatie op het voorstel onder andere het volgende aan:

‘Het is zinvol zonnepanelen in die lijst (...) op te nemen conform de milieutoezeggingen van de Unie inzake decarbonisatie en de Green Deal, en de lidstaten de mogelijkheid te bieden het gebruik van hernieuwbare energiebronnen ook door middel van verlaagde btw-tarieven te bevorderen. Om de transitie naar het gebruik van hernieuwbare energiebronnen te ondersteunen en de zelfvoorziening van de Unie op energiegebied te bevorderen, moeten de lidstaten de toegang van eindverbruikers tot groene energiebronnen kunnen verbeteren.’

Deze overweging komt als volgt terug in de tekst van bijlage III bij de Btw-richtlijn:

‘(…) levering en installatie van zonnepanelen op en naast particuliere woningen, huisvesting en openbare en andere gebouwen die worden gebruikt voor activiteiten van algemeen belang.’

Op 5 april 2022 is de richtlijn formeel vastgesteld door de Raad van de Europese Unie. Met het flexibiliseren van verlaagde btw-tarieven lijken de eerste voorzichtige stappen in de btw-regelgeving gezet om klimaatneutrale of in ieder geval duurzame(re) keuze te stimuleren. De vraag blijft echter of en in hoeverre lagere btw-tarieven (of een btw-vrijstelling) uiteindelijk milieuvriendelijke(re) consumptie beïnvloeden. Leidt een lager btw-tarief ook daadwerkelijk tot een prijsverlaging door producent en leverancier en dus een stimulans voor de consument om precies dat duurzamere product aan te schaffen dat beter is voor het milieu?

Wij verwachten dat de flexibilisering van de btw-tarieven ervoor zal zorgen dat in de toekomst meer duurzame goederen en diensten onder een verlaagd of nultarief gaan vallen. Wij raden ondernemingen dan ook aan bij de bedrijfsinrichting rekening te houden met deze flexibiliteit. Bij een tariefswijziging zijn immers veelal interne aanpassingen (het administratieve (factuur) systeem) en externe aanpassingen (de prijsstelling van goederen en diensten) noodzakelijk.

CO2-grensheffing

De EU heeft vergaande afspraken gemaakt om de klimaatverandering tegen te gaan. De Europese Green Deal omvat onder andere de ambitieuze doelstelling om de CO2-uitstoot in de EU tegen 2030 met 55% te verminderen ten opzichte van 1990 en tegen 2050 een klimaatneutraal continent te worden. Een van de maatregelen om deze doelstelling te bereiken is de invoering van een CO2-heffing binnen de EU. Nederland heeft in 2021 al een dergelijke CO2-heffing ingevoerd. Deze heffing is vooralsnog enkel van toepassing op de industriële CO2-emissies.

EU-lidstaten. Om het risico van de verplaatsing van vervuilende installaties naar buiten de EU en een toename in de import van CO2-intensieve producten naar de EU door deze ontwikkelingen te voorkomen, wordt het zogenaamde Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) ingevoerd. Het CBAM is kort gezegd een importheffing op CO2-intensieve producten van buiten de EU om ervoor te zorgen dat EU-bedrijven geen concurrentienadeel ten opzichte van niet EU-bedrijven ondervinden. Vooralsnog gaat het om de import van cement, kunstmest, staal- en ijzerproducten, aluminium en elektriciteit. De CBAM is een aanvulling op het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS) waarbij de gratis toewijzing van emissierechten aan EU-bedrijven geleidelijk zal worden afgeschaft. Naast dat het belasten van de import van CO2-intensieve producten met een CO2-heffing het risico van CO2-lekkage naar buiten de EU vermindert, zullen producenten van buiten de EU ook worden aangemoedigd hun productieprocessen groener te maken (om zo hun verkoopprijzen lager te houden).

Het is de bedoeling dat CBAM in 2023 in werking treedt waarbij gedurende een overgangsperiode tot 2027 enkel een rapportageverplichting van toepassing is. Pas vanaf 2027 volgt daadwerkelijk een financiële bijdrage.

Bedrijfsjuristen kunnen zich voorbereiden op de komst van CBAM door de inkoop en/of import van producten die belast zijn met een CO2-heffing binnen hun onderneming in kaart te brengen. De kans bestaat dat de kostprijs van deze producten stijgen en dat leveranciers deze kostprijsstijging willen doorberekenen. Wij raden aan om bij het aangaan van nieuwe contracten hier dus goed op te letten.

Fiscale kansen

Belastingen worden niet alleen gebruikt om vervuilend gedrag te ontmoedigen maar worden ook gebruikt om groen gedrag bij ondernemingen te stimuleren. De Nederlandse belastingwet kent voor ondernemingen verschillende fiscale faciliteiten die tot een verlaging de vennootschapsbelasting kunnen leiden. De bekendste fiscale faciliteiten en groene subsidies zijn de volgende:

  • Energie-investeringsaftrek (EIA)
  • Milieu-investeringsaftrek (MIA)
  • Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil)
  • Stimuleringsmaatregel duurzame energieproductie en klimaattransitie (SDE++)
  • Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE)

Door gebruik te maken van de bovenstaande fiscale faciliteiten of groene subsidies kunnen ondernemingen in Nederland geld besparen. Het is daarvoor van belang om tijdig een beschikbare subsidie aan te vragen of een fiscale aftrek in de aangifte vennootschapsbelasting aan te geven. Raadzaam is ook om te inventariseren welke fiscale faciliteiten en groene subsidies er voor investeringen in het buitenland voor de onderneming beschikbaar zijn. Ondernemingen kunnen mogelijk ook buiten Nederland voordeel behalen door middel van duurzame investeringen.

Rapportage en fiscale transparantie

Van bekende multinationals is de belastingontwijkende planning de afgelopen jaren openbaar gemaakt door verschillende onderzoeksjournalisten. Denk bijvoorbeeld aan de gelekte documentatie van de zogeheten ‘Lux Leaks’ (2014), ‘Panama Papers’ (2016) en ‘Paradise Papers’ (2017), die wereldwijd veel media-aandacht hebben gekregen. Dit heeft er onder meer toe geleid dat de ontwikkelingen op het gebied van rapportageverplichtingen voor ondernemingen in de EU afgelopen jaren in een stroomversnelling zijn gekomen en belastingautoriteiten in de EU inmiddels meer transparantie van hun belastingplichtigen vragen. Voorbeelden hiervan zijn de country-by-country reporting, waarbij grote multinationals verplicht zijn om landenrapportages op te stellen over de belasting die zij betalen in verschillende jurisdicties. Deze landenrapportages helpen belastingautoriteiten beter inschatten of multinationals winsten verschuiven naar laagbelastende jurisdicties.

Een ander voorbeeld is de ingevoerde meldingsplicht voor intermediairs of relevante belastingplichtigen aan de belastingautoriteiten van grensoverschrijdende fiscale constructies van bedrijven die bepaalde wezenskenmerken hebben. Ook heeft de OESO een Common Reporting Standard (CRS) opgesteld die ervoor zorgt dat financiële instellingen hun klanten identificeren en verifiëren waar zij belastingplichtig zijn. De CRS-regelgeving is sinds 2016 in Nederland van toepassing. Dit zijn voorbeelden van fiscale transparantie richting belastingautoriteiten in EU-landen maar deze informatie is niet openbaar voor het publiek.

Fiscale transparantie wordt ook ingezet om het vertrouwen van stakeholders (terug) te winnen.

Fiscale transparantie wordt ook ingezet om het vertrouwen van stakeholders (terug) te winnen. Bij investeerders, klanten en werknemers is het belang van en de vraag naar transparantie ten aanzien van het fiscale beleid van multinationals de afgelopen jaren sterk toegenomen. Uit een recent nieuwsbericht volgt bijvoorbeeld dat een Deens pensioenfonds bij Microsoft heeft aangedrongen op openbaarmaking van de betaalde belasting in ieder land waar zij actief is conform de norm voor belastingrapportage van het Global Reporting Initiative (GRI). Het GRI heeft een fiscale rapportagestandaard ontwikkeld binnen zijn set van rapportagestandaarden ten aanzien van duurzaamheid. De GRI 207: Tax Standard is bedoeld om ondernemingen te helpen hun eigen duurzame fiscale beleid in kaart te brengen en vergelijkbare informatie te communiceren naar hun stakeholders. In Nederland kunnen bedrijven deze norm sinds 2021 toepassen. Zes bekende Nederlandse multinationals hebben dit reeds gedaan (i.e. NN Group, Philips, Aegon, Randstad, KPN en DSM).

Een ander initiatief op dit gebied is het door de Fair Tax Foundation ontwikkelde Fair Tax Markaccreditatiesysteem waarmee het ondernemingen wil aanmoedigen om het juiste bedrag aan vennootschapsbelasting te betalen op het juiste moment en in het juiste land. Deze in 2014 in het Verenigd Koninkrijk opgerichte non-profitorganisatie beoogt erkenning te geven aan ondernemingen die op een verantwoorde en transparante wijze belasting betalen. Eerder was de Fair Tax Mark-accreditatie alleen beschikbaar voor bedrijven gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. Sinds 2021 is de Fair Tax Mark internationaal uitgebreid voor multinationals van buiten het Verenigd Koninkrijk met de lancering van een Global Multinational Business Standard. Op de website van de Fair Tax Foundation is te vinden dat bijvoorbeeld Vattenfall al hieraan voldoet.

Overweeg om de bovenstaande initiatieven onder de aandacht van het bestuur te brengen. Door implementatie van deze nieuwe standaarden kan de onderneming voorloper worden op het gebied van fiscale transparantie. Dit zal tot meer vertrouwen kunnen leiden bij de stakeholders van de onderneming.

Fiscale integriteit: Tax Governance Codes & Tax Policies

In de fiscale beleidsagenda van 2019 heeft de toenmalig staatssecretaris van Financiën Hans Vijlbrief de discussie over een Tax Governance Code (verder) aangezwengeld. Hij achtte het wenselijk dat het bedrijfsleven en de belastingadviessector in het kader van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid een Tax Governance Code gingen ontwikkelen. De achterliggende gedachte van de staatssecretaris hierbij was dat de wetgever niet alle nieuwe vormen van belastingontwijking kan voorzien of voorkomen.

In het verlengde hiervan is in december 2020 de essaybundel ‘Tax Governance, maatschappelijke verantwoordelijkheid en ethiek. Tijd voor een code?’ gepubliceerd. Het is een bundel van 16 zienswijzen op het invullen van de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven en de belastingadvieswereld. De voormalig staatssecretaris stelde in het voorwoord:

‘Het denken over moraliteit is daarbij niet alleen een ethische plicht, het is ook een filosofische exercitie. Want wanneer is een goed fiscaal advies moreel over het randje, ook als de wet niet wordt overtreden? Het is ingewikkelde materie, die wat mij betreft toch ook een concrete invulling verdient. Hoe zorgen we dat ethische vraagstukken een nadrukkelijkere rol krijgen in de fiscale wereld? Wat betekent een integer belastingsysteem als dat verder moet gaan dan alleen de letter van de wet? Om gezamenlijke overeenstemming te vinden over wat dat inhoudt, om daar vervolgens ook reële invulling aan te geven en om elkaar aan de regels te kunnen committeren, riep mijn voorganger het bedrijfsleven en de belastingadviestak op om na te denken over een Tax Governance Code.’

In deze bundel is ook een essay opgenomen van Marnix van Rij, toen belastingadviseur en lid van de Eerste Kamer, later staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst. Hierin beschrijft hij de verandering die de beroepsgroep van de belastingadviseurs in Nederland in de periode 2007-2019 onderging, culminerend in een pleidooi om tax governance een integraal onderdeel te laten uitmaken van de purpose statement van een onderneming.

In zijn essay haalt Van Rij onder andere ook de Tax Transparency Benchmark aan die al sinds 2015 wordt samengesteld door de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) met ondersteuning van PwC. De VBDO onderzoekt jaarlijks de volledige AEX, AMX en ASCX aan bedrijven op 35 criteria die van belang zijn voor transparante belastingrapportage. Bij deze benchmark wordt ook rekening gehouden met de GRI 207 Global Reporting Initiative. Wij verwachten dat deze benchmark alleen maar aan invloed zal winnen.

Een NOB-belastingadviseur moet ook maatschappelijke aspecten in zijn advies betrekken.

De belastingadviessector heeft inmiddels gehoor gegeven aan de politieke wens voor een concrete gedragscode. Op 7 april 2022 heeft de belangrijkste organisatie binnen de belastingadviessector, de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB), de NOB Tax Principles vastgesteld. Hierin is onder meer opgenomen dat belastingadviezen altijd een basis moeten hebben in geldende wet- en regelgeving, en voor zover mogelijk, rekening moeten houden met aangekondigde dan wel komende wet- en regelgeving. Het echte nieuws vanuit ESG-oogpunt is dat een NOB-lid ook de maatschappelijke aspecten in het overleg met de cliënt – daar waar redelijkerwijs nodig – moet betrekken.

Praktisch komt dat erop neer dat bij interpretatievraagstukken een NOB-belastingadviseur in zijn advies naast andere relevante bronnen van rechtsvinding ook aandacht besteedt aan de intentie van de wetgever en aan de pleitbaarheid van standpunten. Hierbij moeten ook maatschappelijke aspecten worden meegewogen, hetgeen als volgt is omschreven: Het lid (lees: de belastingadviseur) betrekt in zijn advies naast naleving van wet- en regelgeving en technische standaarden, waar relevant, ook expliciet de economische, commerciële en reputatie risico’s alsmede belangen van in- en externe stakeholders van de cliënt.

Op 22 mei 2022 volgde VNO-NCW met een Tax Governance Code, die door meer dan veertig grote Nederlandse internationaal opererende ondernemingen getekend is. Het gaat om een grote groep beursgenoteerde ondernemingen en ook enkele grote niet-beursgenoteerde ondernemingen en prominente familieondernemingen. Kort samengevat zijn de belangrijkste punten van deze Tax Governance Code als volgt:

  1. Deelnemers hebben een duidelijke belastingstrategie en belastingprincipes die ze omarmen. Deze strategie wordt ook gepubliceerd ten behoeve van stakeholders en geldt voor alle onderdelen van de onderneming.
  2. Er is een duidelijke governancestructuur met een hoofdrol voor het bestuur (bijvoorbeeld met audits op de naleving).
  3. De ondernemingen houden zich aan de letter én de geest van de (lokale) belastingwetten.
  4. De ondernemingen maken alleen gebruik van structuren die worden gedreven door commerciële overwegingen, die passen bij de ondernemingsactiviteiten (mét reële aanwezigheid), en maken geen gebruik van belastingparadijzen voor belastingontwijking. Aanwezigheid in ‘tax-havens’ kan alleen als dat ook echte economische betekenis heeft bijvoorbeeld voor de afzet of productie van producten en diensten.
  5. De relatie met (lokale) belastingautoriteiten is gestoeld op wederzijds respect, transparantie, vertrouwen en constructieve samenwerking.
  6. Ondernemingen zijn maximaal transparant, bijvoorbeeld over welke belastingen per land worden betaald en van welke tax-incentives gebruik is gemaakt. De onderneming publiceert ook regelmatig informatie over de belastingstrategie.

Conclusie

Wij menen gelet op deze recente ontwikkelingen dat ondernemingen van enige omvang in de toekomst niet zonder duidelijk belastingbeleid kunnen, simpelweg omdat het maatschappelijk onverkoopbaar is. Tevens hebben grote pensioenfondsen als PGGM (met een Sustainable Tax Position Paper) en ABP (met ABP Fiscale Beginselen) een verantwoord belastingbeleid gepubliceerd waarin fiscaliteit en verantwoord fiscaal gedrag een van de aspecten is die deel uitmaken van het beleggingsbeslissingsproces. Het is daarom raadzaam om het belastingbeleid van de onderneming tegen het licht te houden en te overwegen of het zinvol is om de onderneming aan te laten sluiten bij bijvoorbeeld de Tax Governance Code van VNO-NCW.

Tips & Tricks

  • Stel het belastingbeleid van de onderneming op en beoordeel en toets dit jaarlijks aan de ESG-standaarden. Hierbij kan worden nagegaan of de totale belastingbijdrage in lijn is met de ESG-doelstellingen.
  • Afhankelijk van de branche waarin de onderneming actief is, tref voorbereidingen op een mogelijke plasticbelasting of de gevolgen van een CO2-heffing onder CBAM.
  • Onderzoek de fiscale kansen die de onderneming kan benutten door gebruik te maken van de fiscale faciliteiten en subsidies voor groene investeringen in Nederland maar ook in het buitenland.
  • Overweeg of het voor de onderneming relevant is of kan zijn om te voldoen aan bepaalde (vrijwillige) rapportageverplichtingen, zoals de GRI 207: Tax Standard en Fair Tax Mark.
  • Zorg voor aansluiting van de onderneming bij een Tax Governance Code van bijvoorbeeld VNO-NCW.

Auteurs

Jeroen Dijk
Jeroen van Dijk
Belastingadviseur
Amsterdam
Niels Sopar
Niels Sopar
Belastingadviseur
Amsterdam

Nieuwsbrief

Heeft u interesse in onze nieuwsbrieven en uitnodigingen voor events? Schrijf u dan in voor onze nieuwsbrief.

Video-interview

Noor Sanders (Partner en ESG Tax Lead bij PwC) en Jeroen van Dijk (Belastingadviseur bij CMS) spraken elkaar over fiscaliteit in het licht van ESG.

Contactpersonen

Jeroen van Dijk
Belastingadviseur
Amsterdam
T +31 20 3016 317
Niels Sopar
Belastingadviseur
Amsterdam
T +31 20 301 6275