Home / Publicaties / Normering van topinkomens in de (semi-)publieke sector:...

Normering van topinkomens in de (semi-)publieke sector: herfstupdate

29/11/2013

Normering van topinkomens in de (semi-)publieke sector: herfstupdate

De WNT staat volop in de belangstelling. Na de edities van de CMS Newsflash van 25 februari 2013, 19 april 2013 en 28 augustus 2013 zijn er wederom spraakmakende ontwikkelingen met u te delen over de toepassing van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (“WNT”). In deze editie staan de volgende ontwikkelingen centraal:

  1. De rechtmatigheid van de WNT en de ministeriële uitvoeringsregeling voor topfunctionarissen van woningcorporaties, getoetst door de rechtbank ‘s-Gravenhage;
  2. Maximering van de ontslagvergoeding in ontbindingsprocedure bij toepassing Sociaal Plan. 

(1)  

De rechtbank ’s-Gravenhage heeft recent uitspraak gedaan in de rechtszaak die (onder andere) door verenigingen van bestuurders en toezichthouders van woningcorporaties tegen de Staat is aangespannen. In deze procedure is - kort gezegd - gevorderd om de WNT en uitvoeringsregeling specifiek voor woningcorporaties onverbindend te verklaren, of althans buiten werking te stellen. De uitvoeringsregeling houdt concreet in dat de maximale hoogte van de bezoldiging voor een topfunctionaris afhankelijk is gesteld van - uitsluitend - het aantal wooneenheden van de corporatie. Door deze regeling zou de uniforme bezoldigingsnorm van de WNT (EUR 228.599,- bruto) aanzienlijk lager uit kunnen vallen. De gehanteerde “staffel” is als volgt:

 

AANTAL WOONGELEGENHEDEN

MAXIMALE BEZOLDIGING*

Tot en met 1.000

EUR 60.000,-

Van 1.001 tot en met 2.500

EUR 70.000,-

Van 2.501 tot en met 5.000

EUR 85.000,-

Van 5.001 tot en met 10.000

EUR 105.000,-

Van 10.001 tot en met 25.000

EUR 130.000,-

Van 25.001 tot en met 50.000

EUR 165.000,-

Van 50.001 tot en met 75.000

EUR 195.000,-

Meer dan 75.000

EUR 228.599,-

 

 

* brutobedragen

 

 

Het oordeel van de rechtbank ‘s-Gravenhage is tweeledig:

  1. De WNT is niet in strijd met (inter)nationale wet- en regelgeving. De WNT is zorgvuldig tot stand gekomen en de vrijheid, die een werkgever en een werknemer in beginsel hebben om contractuele afspraken te maken over bijvoorbeeld salaris, ontslagvergoeding en bonusbetalingen, wordt door de WNT niet op een onrechtmatige wijze doorkruist.
  2. De Minister heeft ten onrechte de hoogte van de maximale bezoldiging uitsluitend afhankelijk gesteld van het aantal wooneenheden. Het huidige beloningsniveau van de topfunctionarissen en het niveau van de functie en de verhouding tot andere (top)functionarissen zijn niet, of in ieder geval onvoldoende betrokken bij het opstellen van deze uitvoeringsregeling. De rechtbank heeft in haar uitspraak ter onderbouwing een mooi voorbeeld opgenomen:“In de gegeven omstandigheden hebben de klassenindeling en de vastgestelde normbedragen echter het effect - zoals NVBW c.s. (red. eisende partij) onbestreden hebben gesteld - dat de laagst toegestane bezoldiging van een topfunctionaris van een woningcorporatie netto maandelijks vergelijkbaar is met het salarisniveau van een rechterlijk ambtenaar in opleiding, die minder dan twee jaar werkervaring heeft, of een beginnend juridisch werknemer bij het Rijk (netto € 2.400,-).”
    De rechtbank oordeelt dat topfunctionarissen van woningcorporaties via deze regeling onevenredig in hun belang worden getroffen. De uitvoeringsregeling wordt buiten werking gesteld.

(2)

Onlangs heeft de kantonrechter Eindhoven zich in een ontbindingsprocedure wederom uitgelaten over de wijze waarop de WNT dient te worden toegepast. De casus is - kort gezegd - als volgt.

Twee symfonische orkesten in het zuiden van het land zijn gefuseerd. De inrichting van de organisatie ná de fusie vereist dat er een aantal werknemers dient af te vloeien. Er is een Sociaal Plan van toepassing dat is afgesloten met de betrokken vakbonden. In het Sociaal Plan is opgenomen dat een boventallige werknemer aanspraak kan maken op een aanvulling op de ww-uitkering, dan wel een beëindigingsvergoeding. De beëindigingsvergoeding is gelijk aan 50% van het totale bedrag van de aanvulling op de ww-uitkering.

De werkgever dient voor twee werknemers (directeuren) een ontbindingsverzoek in bij de kantonrechter. Voor deze werknemers zou de beëindigingsvergoeding bij toepassing van het Sociaal Plan neerkomen op een bedrag van ruim EUR 300.000,- bruto, respectievelijk EUR 200.000,- bruto. Werkgever stelt zich op het standpunt dat de WNT van toepassing is en de eventueel toe te kennen vergoeding hoe dan ook maximaal het bedrag van de WNT-norm (EUR 75.000,- bruto) kan bedragen. De werknemers zijn het hier niet mee eens en beroepen zich op de toepassing van het Sociaal Plan.

De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomsten en overweegt en motiveert als volgt.

Vaststaat dat de werkgever valt onder de werkingssfeer van de WNT en beide werknemers zijn aan te merken als topfunctionaris. Het is de kantonrechter op grond van de WNT toegestaan om een vergoeding toe te kennen die hoger is dan de WNT-norm, te meer omdat er uit het Sociaal Plan aanspraak op een hogere vergoeding voortvloeit. Volgens vaste rechtspraak, en de richtlijnen die op de kantonrechters van toepassing zijn, is de regeling in het Sociaal Plan leidend. Niettemin benadrukt de kantonrechter dat de ratio van de WNT dient te worden meegenomen bij de beoordeling welke vergoeding in het concrete geval ‘billijk’ is:

“Nu één van de oogmerken van de WNT is het normeren van uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband in de publieke en semipublieke sectoren, zoals de kunstensector waartoe ZNO behoort (Kamerstukken II 2010/11, 32 600, nr. 3), zal de kantonrechter de WNT meewegen als omstandigheid bij de vaststelling van een aan [verweerder] toekomende billijke vergoeding.”

Met andere woorden: de werknemers ontvangen een vergoeding conform het Sociaal Plan (EUR 300.000,- bruto en EUR 200.000,- bruto). Het bestaan van de WNT is  één van de factoren die kantonrechter nadrukkelijk betrekt in de beoordeling wat in het concrete geval een passende vergoeding is. Dit past in de lijn die zo langzamerhand in de (lagere) rechtspraak is te ontwaren: de WNT is geen absolute norm, maar één van de factoren die de hoogte van de vergoeding kan normeren.

Conclusie

De WNT is naar het oordeel van de rechtbank ’s-Gravenhage rechtmatig tot stand gebracht en in werking getreden. Dat is voor de uitvoeringsregeling, waarin de bezoldiging voor topfunctionarissen van woningcorporaties verder is ingeperkt, niet het geval. Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst zal daarom een nieuwe regeling gaan ontwerpen. Wordt vervolgd.

Er is meer duidelijkheid over de toepassing van de WNT in ontbindingsprocedures. De ‘lijn’ in de rechtspraak is dat de WNT-norm voor ontslagvergoedingen één van de factoren is die nadrukkelijk door de kantonrechter wordt betrokken bij het vaststellen van de hoogte van de beëindigingsvergoeding. De kantonrechter behoudt niettemin - na afweging van alle feiten en omstandigheden - de vrijheid om van de WNT-norm af te wijken.

Auteurs

Frank Verlaan