Home / Publicaties / Ontslag op staande voet van een werknemer met beperkte...

Ontslag op staande voet van een werknemer met beperkte verstandelijke vermogens

28/08/2013

Het ontslag op staande voet heeft tot op heden meerdere malen geleid tot uiteenlopende rechtspraak. Bij de beantwoording van de vraag of een ontslag op staande voet terecht is gegeven weegt de kantonrechter alle omstandigheden van het geval af. In die belangenafweging worden ook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer betrokken.

De rode draad in de rechtspraak is dat beperkte verstandelijke vermogens met grote regelmaat als verzachtende (persoonlijke) omstandigheid in aanmerking worden genomen in de belangenafweging door de kantonrechter. In de onderhavige casus betrof het een werknemer die vanwege zijn beperkte verstandelijke vermogens een indicatie had op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening (“WSW”).

De Sociale Werkvoorziening is bedoeld voor mensen die door lichamelijke, psychische en/of verstandelijke handicaps uitsluitend in staat zijn om in aangepaste omstandigheden arbeid te verrichten. Deze werknemers kunnen daarvoor via het UWV een WSW indicatie aanvragen.

Onlangs deed de kantonrechter Tilburg een opvallende uitspraak die haaks staat op de bestaande rechtspraak. De kantonrechter achtte in die uitspraak het ontslag op staande voet van een WSW geïndiceerde werknemer terecht gegeven en ontbond de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden.

Feiten

Het betrof een werknemer die op 31 januari 2012 in dienst was getreden bij werkgever in de functie van medewerker groenvoorziening. De werknemer had een WSW indicatie. Op 31 januari 2013 vond er tijdens de uitvoering van de werkzaamheden een incident plaats, waarbij de werknemer een voorman heeft aangevallen en letsel heeft toegebracht. De werkgever is vervolgens een onderzoek gestart naar het incident en heeft de werknemer gedurende die periode vrijgesteld van zijn werkzaamheden. Na het onderzoek is de werknemer op 5 februari 2013 op staande voet ontslagen.

Oordeel

De werkgever verzoekt om (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden voor het geval de arbeidsovereenkomst met de werknemer nog bestaat. Werknemer stelt dat de gedraging hem niet te verwijten valt omdat de voorman hem gediscrimineerd zou hebben. Daarnaast zou de voorman een negatieve sfeer hebben gecreëerd door negatief over de werknemer te praten en hem te kleineren.

Volgens de kantonrechter heeft de werknemer de discriminatie op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt in de procedure. De werknemer heeft daarvan ook geen concrete voorbeelden genoemd. De kantonrechter oordeelt dat al zou de discriminatie aannemelijk zijn gemaakt door de werknemer, de werknemer nog steeds anders had moeten handelen dan hij op 31 januari 2103 heeft gedaan. Werknemer had bijvoorbeeld een klacht kunnen indienen over het gestelde gedrag. De kantonrechter acht het in ieder geval onacceptabel dat de werknemer fysiek geweld heeft toegepast.

De gemachtigde van de werknemer heeft vervolgens nog uitdrukkelijk gewezen op de bijzondere aard van de dienstbetrekking, maar de kantonrechter acht het feit dat werknemer een WSW indicatie heeft geen enkele rechtvaardiging voor de door hem gepleegde daad. De kantonrechter wijst om die reden de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden toe.

Conclusie

Uit de rechtspraak tot op heden blijkt dat een dringende reden voor ontslag in geval van een WSW geïndiceerde werknemer niet snel wordt toegewezen door de kantonrechter. De WSW geïndiceerde werknemers worden veelal in bescherming genomen door de kantonrechter tegen een ontslag wegens een dringende reden.

De uitspraak van de kantonrechter Tilburg is in het licht van de bestaande rechtspraak opvallend, omdat de kantonrechter Tilburg de WSW geïndiceerde werknemer nu juist niet beschermd. De kantonrechter acht het feit dat de werknemer een WSW indicatie heeft geen enkele rechtvaardiging voor de door hem gepleegde daad. De uitspraak biedt daarmee perspectieven voor het sanctioneren van toekomstig wangedrag van WSW geïndiceerde werknemers met een ontslag op staande voet.