Home / Publicaties / Ontvankelijkheid. Wenk onder Hof Arnhem-Leeuwarden...

Ontvankelijkheid. Wenk onder Hof Arnhem-Leeuwarden, 31-01-2019

01/05/2019

Marlous de Groot is redactioneel medewerker van het tijdschrift Rechtspraak Insolventierecht (RI).

Kan tussentijds hoger beroep worden ingesteld tegen een beschikking waarin het verzoek tot faillietverklaring op grond van art. 3a lid 2 Fw is geschorst?

Wenk in RI 2019/28, ECLI:NL:GHARL:2019:927

In dit arrest staat het antwoord op de vraag centraal of tussentijds hoger beroep is toegestaan tegen de beschikking waarin het verzoek tot faillietverklaring op grond van art. 3a lid 2 Fw is geschorst.

Aangezien een faillissement verstrekkende en onomkeerbare gevolgen heeft voor nagenoeg alle rechtsbetrekkingen van de schuldenaar en derhalve spoedig uitsluitsel hierover gewenst is, kent de Faillissementswet een eigen stelsel van rechtsmiddelen (MvT, Van der Feltz I, p. 282). Dit stelsel is neergelegd in art. 8-12 Fw en betreft een gesloten stelsel (conclusie Wesseling-van Gent, r.o. 2.13 bij HR 20 april 2007, NJ 2007/243). De Faillissementswet bevat echter geen regeling voor hoger beroep tegen tussenbeschikkingen. Kortom, de art. 8-12 Fw bevatten geen regeling waaruit blijkt dat hoger beroep tegen een tussenbeschikking mogelijk is, maar tussentijds beroep wordt evenmin expliciet uitgesloten.

De vraag rijst echter of de algemene regeling van de verzoekschriftprocedure van toepassing is op een faillissementsprocedure. Art. 362 lid 2 Fw bepaalt dat de derde titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing is op verzoeken ingevolge de Faillissementswet. Juist de specifieke rechtsgang die is neergelegd in de Faillissementswet, was voor de wetgever de reden om de derde titel buiten toepassing te verklaren (Kamerstukken II, 27824, nr. 3, p.2 en conclusie van A-G Wesseling-van Gent, r.o. 2.14 bij HR 20 april 2007, NJ 2007/24). Art. 358 lid 4 Rv staat echter niet in titel 3, maar in titel 7 van het eerste boek van Rv. In de onderhavige uitspraak overweegt het hof dat een redelijke wetsuitleg meebrengt dat terzijdestelling van titel 3 ook impliceert dat de daarop voortbouwende regeling van het hoger beroep in titel 7 in insolventieprocedures niet van toepassing is. Dit oordeel is in lijn met eerdere jurisprudentie (Hof Arnhem-Leeuwarden 17 november 2014, RBP 2015/13, de conclusie van A-G Langemeijer, r.o. 2.5-2.7 bij HR 12 juli 2002, NJ 2002/532 en de conclusie van A-G Wesseling-van Gent, r.o. 2.16 bij HR 20 april 2007, NJ 2007/243). Ook in de literatuur wordt deze opvatting gedeeld (zie onder meer T.T. van Zanten en I.M.A. Lintel, 'Processuele aspecten van de procedure tot faillietverklaring. Deel II – Rechtsmiddelen', TvI 2017/3 en de daarin genoemde verwijzingen). Nu art. 358 lid 4 Rv niet van toepassing wordt geacht op een insolventieprocedure, ontbreekt een wettelijke basis voor het uitsluiten van hoger beroep van tussenbeschikkingen.

Het hof komt dan ook tot de conclusie dat de wet tussentijds hoger beroep tegen beschikkingen waarin de zaak op grond van art. 3a lid 2 Fw is geschorst niet uitsluit. Appellante is dus, ondanks de afwijzing van de rechtbank tot het openstellen van hoger beroep, ontvankelijk in haar beroep. Dit oordeel wordt volgens het hof ondersteund door de gedachte dat een andersluidend oordeel zou betekenen dat appellante, indien haar voorwaardelijke verzoek door de rechtbank wordt toegewezen, niet meer in hoger beroep zou kunnen komen tegen het oordeel van de rechtbank dat zij in de toestand verkeert te hebben opgehouden te betalen.

Overigens heeft het hof in zijn arrest van 21 februari 2019 overwogen dat het vorderingsrecht van geïntimeerden niet summierlijk is vast komen staan en daarom niet voldaan is aan de voorwaarden voor faillietverklaring, zoals deze zijn neergelegd in art. 6 lid 3 Fw (Hof Arnhem-Leeuwarden 21 februari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1666). Daarom heeft het hof de tussenbeschikking van de rechtbank Overijssel van 14 november 2018 vernietigd en de zaak terugverwezen.

Auteurs

Portret vanMarlous Groot
Marlous de Groot
Partner
Amsterdam