Home / Publicaties / Roltrappen moeten nóg veiliger zijn

Roltrappen moeten nóg veiliger zijn

31/03/2010

Een vijfjarig kind raakt in de winkel van Bristol, die onder andere (kinder)schoenen en (kinder)kleding verkoopt, liggend bekneld tussen de onderzijde van de bewegende leuning van de roltrap en de winkelvloer en loopt ernstig, blijvend letsel op. Het Hof Amsterdam oordeelt dat het feit dat de roltrap voldeed aan de van overheidswege vastgestelde veiligheidsvoorschriften niet aan de aansprakelijkheid in de weg staat. Verder is niet van belang dat Bristol de onveiligheid van de roltrap niet kende zodat het ongeval voor haar niet voorzienbaar was en zich nooit eerder een gevaarlijke situatie met de roltrap heeft voorgedaan. Volgens het hof is beslissend of de roltrap voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen.

Het arrest
Bristol maakt haar bedrijf van de verkoop van onder meer (kinder)schoenen en (kinder)kleding. In haar winkel bevindt zich een roltrap die wordt gebruikt ter uitoefening van haar bedrijf.

Op een gegeven moment vindt een ongeluk op de roltrap plaats: een vijfjarig kind raakt bekneld tussen de onderzijde van de bewegende leuning van de roltrap en de winkelvloer. Als gevolg van de beknelling heeft het kind ernstig en blijvend letsel opgelopen. Bristol wordt aansprakelijk gesteld voor de schade.

Direct na het ongeluk heeft de Arbeidsinspectie een onderzoek uitgevoerd en een ongevalrapport opgesteld. Naar het oordeel van de Arbeidsinspectie voldoet de roltrap in de winkel aan de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet op de gevaarlijke werktuigen. Het type van de roltrap voldoet verder aan de Europese veiligheidsvoorschriften voor het vervaardigen en aanbrengen van roltrappen en rolpaden 1998 (NEN-EN 115).

Bij de beantwoording van de vraag of Bristol aansprakelijk is, gebruikt het hof de volgende maatstaf: Bristol is aansprakelijk (op grond van artikel van 6:174 BW), indien komt vast te staan dat de roltrap niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen en daardoor een gevaar voor personen of zaken opleverde en dit gevaar zich heeft verwezenlijkt.

Het hof analyseert de gegeven omstandigheden van het geval: het ongeluk heeft plaatsgevonden in de winkel die voor iedereen toegankelijk is, in het bijzonder voor kinderen omdat de winkel ook kinderartikelen verkoopt. Bij het opstellen van veiligheidsnormen voor roltrappen is niet voorzien dat een kind liggend onder de bewegende roltrapleuning en de vloer beklemd kan raken (volgens de Arbeidsinspectie).

Na de analyse komt het hof tot de conclusie dat de roltrap van Bristol niet voldeed aan veiligheidseisen in de gegeven omstandigheden. De omstandigheid dat de roltrap in de algemene zin voldeed aan alle wettelijke veiligheidseisen is niet van belang voor aansprakelijkheid conform artikel 6:174 BW. Geen rol speelt verder het feit dat Bristol de onveiligheid van de roltrap niet kende, zodat het ongeval voor haar niet voorzienbaar was en zich nooit eerder een gevaarlijke situatie met de roltrap heeft voorgedaan.

Conclusie
Veiligheidsnormen voor roltrappen kunnen in bepaalde omstandigheden hoger zijn dan normaal. Indien een roltrap die aan alle wettelijke veiligheidsvoorschriften voldoet in een openbare ruimte gesitueerd is, zoals de winkel Bristol, dan moeten extra veiligheidsmaatregelen worden genomen om te voorkomen dat, bijvoorbeeld, kinderen bekneld raken tussen de onderzijde van de bewegende leuning van de roltrap en de winkelvloer.