Als er sprake is van ongewenste nabootsing van een product dat niet (meer) door een intellectueel eigendomsrecht wordt beschermd, kan de rechter worden gevraagd een uitspraak te doen over de rechtmatigheid van die nabootsing op grond van art. 6:162 Burgerlijk Wetboek (artikel over de onrechtmatige daad). De rechter zal dan onderzoeken of er 1) een onderscheidend product is nagebootst, 2) met de nabootsing verwarring bij het publiek mogelijk is én 3) de nabootser zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product afbreuk te doen een andere weg had kunnen inslaan.