Home / Publicaties / Spanning tussen WNT en WWZ – een update

Spanning tussen WNT en WWZ – een update

01/09/2016

De Wet Normering Topinkomens (WNT) en de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) zijn twee wetten die naast elkaar van toepassing (kunnen) zijn in arbeidsrelaties. In deze newsflash komen twee recente uitspraken aan bod waarin wordt getracht te beantwoorden hoe de rangorde van de WNT en de WWZ luidt in geval van samenloop van beide wetten.

Het doel van de WNT is het tegengaan van bovenmatige beloningen en ontslagvergoedingen bij instellingen in de (semi) publieke sector. In de WNT worden inkomens en ontslagvergoedingen van topfunctionarissen bij instellingen met een publieke taak, genormeerd en openbaar gemaakt. De Wet Werk en Zekerheid heeft per 1 juli 2015 onder meer het ontslagrecht gewijzigd en de (gemaximeerde) transitievergoeding geïntroduceerd.

Kantonrechter Amsterdam, 13 juni 2016, ECLI:RBAMS:2016:3672

In een uitspraak van 13 juni 2016 heeft een Amsterdamse kantonrechter zich gebogen over de vraag hoe de vergoedingsregels van de WWZ en de WNT zich tot elkaar verhouden. Met de WWZ heeft de transitievergoeding zijn intrede gedaan, die – momenteel – maximaal EUR 76.000 kan bedragen (of maximaal een jaarsalaris als dat een hoger bedrag is). In de semipublieke sector geldt evenwel de normering van de WNT waarin een maximale vergoeding voor ontslag € 75.000 kan bedragen. Wat gaat dan voor?

Op 24 november 2015 heeft de Raad van Toezicht van een vereniging die onder de werkingssfeer van de WNT valt, een werknemer laten weten voornemens te zijn de werknemer als statutair directeur te ontslaan en de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Vervolgens heeft het ontslag plaats gevonden en is de arbeidsovereenkomst met een opzegtermijn van zes maanden opgezegd. De werknemer is door de werkgever eenzijdig tot de einddatum op non-actief gesteld.

Partijen zijn in overleg geraakt over een beëindigingsregeling, maar waren niet zeker van de werking en reikwijdte van de wettelijke regelingen. Daarom hebben zij de kantonrechter gevraagd duidelijkheid te geven over de gevolgen van de non-actiefstelling en over de mogelijkheid om de werknemer vergoedingen toe te kennen voor de kosten van rechtsbijstand, de kosten van outplacement en kosten van financieel- en pensioenadvies.

De kantonrechter overwoog dat de wetgever zich kennelijk niet heeft gerealiseerd dat zich een spanning tussen beide wetten zou kunnen voordoen. De transitievergoeding is uitgezonderd van de normering van de WNT, maar cumulatie is in strijd met (het doel van) de WNT. Vergoedingen aan derden (rechtsbijstand, pensioenadvies, outplacement) vallen binnen het bestek van de WNT onder uitkeringen bij het einde van het dienstverband, tenzij deze kosten ook tijdens het dienstverband als (extra) bezoldigingscomponent zijn toegelaten. Het loon tijdens de opzegtermijn mag niet in mindering worden gebracht op de transitievergoeding.

De rechter heeft de volgende vragen beantwoord:

Vraag 1: Mag de werkgever naast de transitievergoeding, nog een andere "in redelijkheid vast te stellen" beëindigingsvergoeding toekennen?

Antwoord: Nee, dat is niet met de bedoeling van de WNT te verenigen, voor zover de twee vergoedingen samen boven het WNT maximum uitkomen. Wel wordt geoordeeld dat dit niet impliceert dat (ook) de transitievergoeding wordt genormeerd door de WNT. De transitievergoeding is een wettelijk recht dat hoger kan en mag zijn dan het maximum uit de WNT van € 75.000.

Vraag 2: Valt de periode waarin de werknemer eenzijdig op non-actief is gesteld onder de werking van de WNT? Als dat zo is, wordt het loon over die periode immers al geacht onderdeel te zijn van de maximaal toe te kennen vergoeding.

Antwoord: Ja, het loon over die periode valt onder de werking van de WNT. Daarbij maakt het geen verschil of de non-activiteit eenzijdig is opgelegd en of de werknemer daar bezwaar tegen heeft gemaakt. Dat betekent niet dat het loon over die periode in mindering komt op de transitievergoeding. De werknemer behoudt aanspraak op die volle vergoeding.

Vraag 3: Is de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, de kosten van outplacement en kosten van financieel- en pensioenadvies toelaatbaar?

Antwoord: Dat hangt ervan af. De kantonrechter overweegt allereerst dat het enkele feit dat de bedragen rechtstreeks aan derden worden uitbetaald, niet betekent dat deze niet onder de WNT vallen. Ze komen immers ten goede aan de werknemer, die ze anders zelf zou moeten voldoen. Een redelijke wetstoepassing brengt volgens de kantonrechter mee dat deze uitkeringen niet worden aangemerkt als een uitkering wegens de beëindiging van het dienstverband, als deze tijdens het dienstverband mogen cumuleren met de maximale bezoldiging onder de WNT. Als deze vergoedingen tijdens dienstverband naast de maximale bezoldiging onder de WNT zijn toegelaten, dan is dat rond de beëindiging van dat dienstverband niet anders.

Tussenconclusie

Op basis van de beschikking van de kantonrechter Amsterdam kan worden gesteld dat geen plaats is voor dubbele aanspraken over de transitievergoeding en een additionele vergoeding van een onder de WNT vallende functionaris voor zover daarmee het maximum van de WNT wordt overschreden. Een WNT functionaris kan – naast een transitievergoeding – een additionele vergoeding ontvangen, maar alleen als het totaalbedrag dan niet het WNT maximum van € 75.000 overschrijdt. Afspraken over non-activiteit zijn toegestaan, maar uit het huidige artikel 2.10 lid 3 WNT volgt dat bezoldiging die wordt doorbetaald vanaf het tijdstip dat de topfunctionaris ophoudt zijn taken te vervullen, meetelt voor het WNT-maximum.

De kantonrechter bevestigt met deze uitspraak dat artikel 2.10 lid 3 WNT ook de situatie omvat waarin geen overeenstemming bestaat over een vertrekregeling en de betrokken topfunctionaris tijdens de onderhandelingen over een vertrekregeling eenzijdig op non-actief wordt gesteld terwijl hij zich beschikbaar houdt voor werkzaamheden en bezwaar maakt tegen de non-actiefstelling. Mede gezien het doel van artikel 2.10 lid 3 WNT (misbruik en omzeiling van het WNT-maximum tegen gaan) is het juist goed verdedigbaar dat de bezoldiging die in deze periode wordt doorbetaald juist niet zou moeten meetellen voor het WNT-maximum. Gelet op het feit dat het gaat om een eenzijdig besluit van de werkgever (en dus niet om een afspraak tussen partijen). Kort gezegd speelt het oogmerk van misbruik en omzeiling in deze situatie helemaal geen rol. Bovendien komt een non-actiefstelling conform vaste jurisprudentie voor rekening van de werkgever.

De kantonrechter Rotterdam hield met deze omstandigheden in de uitspraak van 25 oktober 2013 wel rekening. In die uitspraak oordeelde de kantonrechter dat de bezoldiging over de non-activiteitsperiode van onderhandelingen over een vertrekregeling redelijkerwijs niet meetelde voor het WNT-maximum, mede nu niet was gebleken van misbruik.

De jurisprudentie toont dus geen eenduidig beeld over de bezoldiging tijdens een eenzijdig opgelegde non-actiefstelling.

Tenslotte worden advies- en outplacementkosten niet aangemerkt als een uitkering wegens de beëindiging van het dienstverband.

Kantonrechter Utrecht, 17 juni 2016, ECLI: NL: RBMNE:2016:3347

Vier dagen na de uitspraak van de Amsterdamse kantonrechter kwam een Utrechtse kantonrechter met een andere uitspraak. De werkgever verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de werknemer – geboren in 1963, in dienst sinds 1 september 2001, tegen een salaris van € 11.872 bruto per maand – op grond van een verstoorde arbeidsrelatie. De werkgever heeft zich bereid verklaard een bedrag van € 87.610,17 bruto aan de werknemer te betalen als transitievergoeding. De werknemer voert geen inhoudelijk verweer tegen het ontbindingsverzoek.

De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst conform het verzoek van partijen per 1 augustus 2016. De kantonrechter stelt vast dat de werknemer topfunctionaris is in de zin van de WNT. In de WNT is een maximum gesteld aan de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband, te weten (bij een voltijds dienstverband) een bedrag van € 75.000. Uitkeringen die “voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst of een wettelijk voorschrift” worden niet aangemerkt als uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband. In de Uitvoeringsregeling is deze uitzondering ook opgenomen en is daaraan toegevoegd dat deze alleen geldt als de uitkering “rechtstreeks, dwingend en eenduidig” uit de cao of het wettelijk voorschrift voortvloeit. De kantonrechter is van oordeel dat, nu het recht op de transitievergoeding en de hoogte daarvan worden bepaald in art. 7:673 BW, het gaat om een uitkering die voortvloeit uit een wettelijk voorschrift.

De uitkering valt dus onder de uitzondering genoemd in de WNT en telt niet mee voor de som van uitkeringen waarvoor de WNT een maximum stelt. De uitkering mag dus hoger zijn dan € 75.000. Op grond van art. 7:673 BW mag de transitievergoeding maximaal € 76.000 bedragen of een bedrag gelijk aan een jaarsalaris als dat hoger is. In deze zaak is dat laatste het geval. De transitievergoeding mag daarom het aangeboden bedrag van € 87.610,17 bedragen. Het is niet aan de kantonrechter om dit bedrag toe te kennen, nu de verschuldigdheid ervan rechtstreeks uit de wet voortvloeit.

Conclusie

Kortom, de transitievergoeding wordt niet genormeerd door de WNT, zo overweegt de kantonrechter, en mag dus hoger zijn dan het maximum van de WNT. Cumulatie van vergoedingen is niet mogelijk.

Tot op heden heeft de wetgever zich niet uitgelaten over de spanning tussen de WNT en de WWZ en de leemte die hierdoor is ontstaan. Het ziet er ook niet naar uit dat de wetgever daarover op korte termijn duidelijkheid zal verschaffen. In het kabinetsstandpunt bij de recente WNT-evaluatie is onderkend dat een belangrijke taak voor de wetgever is weggelegd om de mogelijke samenloop tussen de WNT en de WWZ te reguleren. De wetgever heeft recent bij de herziening van de WNT aangegeven hiervoor meer tijd nodig te hebben. Om die reden zal de jurisprudentie de leemte voorlopig moeten opvullen en corrigeren. Wij houden u daarvan op de hoogte.

Auteurs

Portret vanRobert Jan Dil
Robert Jan Dil