Jasper Kampherbeek en Mariëlle de Blok zijn redactioneel medewerker van het tijdschrift Rechtspraak Notariaat (RN).
Hoe moet een kettingbeding over een parkbijdrage worden uitgelegd? Is dit ook bepalend voor voor de rechtsverhouding tussen de ene originaire contractspartij en de rechtsopvolgers van de andere originaire contractspartij?
Wenk in RN 2018/22, ECLI:NL:HR:2018:148
Een kettingbeding houdt in beginsel in dat een regeling met verplichtingen (de uitspraak spreekt hier eveneens over het woord "beding") dient te worden opgelegd aan opvolgende eigenaars. Hun rechtspositie wordt dientengevolge in bijzondere mate bepaald door het kettingbeding en de regeling waar zij betrekking op heeft, terwijl deze derden geen partij waren bij het opstellen van deze regeling met kettingbeding. Het onderhavige arrest laat zien dat het voor de uitleg van een regeling met een kettingbeding van belang is ten aanzien van wie deze regeling dient te worden uitgelegd casu quo wie uitleg van de regeling verlangt. Ten aanzien van een verzoek tot uitleg door rechtsopvolgers die gebonden zijn/dienen te worden aan de regeling dient de geobjectiveerde Haviltex-maatstaf te worden toegepast, welke in de rechtspraak is ontwikkeld. Voor de vaststelling van de betekenis van het beding dient in dat geval aan de bewoordingen van het beding, gelezen in het licht van de gehele inhoud van het kettingbeding, in beginsel doorslaggevend gewicht te worden toegekend. Echter indien de regeling dient te worden uitgelegd ten aanzien van een (oorspronkelijke) partij die betrokken was bij de totstandkoming van de regeling (in casu de eisers in cassatie), dienen alle omstandigheden van het concrete geval te worden meegewogen (zijnde de 'gewone' of 'volle' Haviltex-maatstaf waar de eisers in cassatie gelet op het arrest in casu terecht om hebben verzocht).
De onderhavige uitspraak laat daarbij zien dat indien de aanspraken (rechten) uit een regeling die overgaan op de opvolgend verkrijger dan wel de cessionaris in geval van cessie, de opvolgend verkrijger dan wel de cessionaris niet meer of andere aanspraken verkrijgt dan de aanspraken die de vervreemder dan wel de cedent op grond van de overeenkomst met een contractspartij had (behoudens de bescherming die een opvolgend verkrijger eventueel kan ontlenen aan art. 3:36 BW). Het komt dan in gevallen van uitleg aan op de zin die originaire contractspartijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van hun overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij alle omstandigheden van het geval van belang zijn. De Hoge Raad stelt vast dat het aldus overeengekomene ook bepalend is voor de rechtsverhouding tussen een originaire contractspartij en de successieve rechtsopvolgers van de wederpartij; oftewel deze successieve rechtsopvolgers van de aanspraken zijn eveneens gebonden aan de 'gewone' of 'volle' Haviltex-maatstaf.
Socialemedia-cookies verzamelen informatie over het delen van informatie op onze website via sociale media en/of uw surfgedrag tussen sociale media, onze socialemediacampagnes en onze websites om dit beter te begrijpen. Wij doen dit om de mix van kanalen te optimaliseren via die wij onze inhoud ter beschikking stellen. Details over de gebruikte hulpmiddelen ("tools") kunt u vinden in onze Privacyverklaring.