Home / Publicaties / Waardering verklaring partij getuige

Waardering verklaring partij getuige

HR 25 maart 2011, LJN BO 5804

06/06/2011

In dit arrest van de Hoge Raad gaat het om de waardering van een verklaring van een partij-getuige die in de loop van de procedure in hoedanigheid verandert in die zin dat de getuige geen partij meer is in de procedure. Achtergrond is artikel 164 lid 2 Rv, dat bepaalt dat indien een partij als getuige is gehoord, haar verklaring omtrent door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel kan opleveren. Dit is anders indien de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs.

Feiten
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis [eiser 1], [eiseres 2] en [A] B.V., hierna:"eiseressen", een bewijsopdracht gegeven. [Betrokkene 2], directeur van [A], is in de procedure als getuige gehoord. De rechtbank heeft, mede gelet op artikel 164 lid 2 Rv, de verklaringen van [eiser 1] en [betrokkene 2] onvoldoende overtuigend geacht. De vordering tot schadevergoeding is daarom afgewezen.

De advocaat van [eiser 1], hierna:"verweerder" heeft verzuimd om tijdig hoger beroep in te stellen tegen dit vonnis. [Eiser1] en [eiseres 2] hebben vervolgens vergoeding gevorderd van de door hen geleden schade als gevolg van de door verweerder gemaakte beroepsfout.

Rechtbank en hof
De rechtbank heeft vooropgesteld dat beoordeeld moet worden hoe de appelrechter zou hebben geoordeeld indien verweerder wel tijdig beroep had ingesteld. De rechtbank heeft de getuigenverklaringen beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het hof de getuigenverklaring van [betrokkene 2] anders zou hebben gewogen dan in eerste instantie het geval was, althans dat het hof aanleiding zou zien [betrokkene 2] nogmaals te horen omdat [betrokkene 2] in eerste aanleg partijgetuige was, maar dit in hoger beroep niet meer zou zijn geweest.

Het hof heeft dit vonnis vernietigd en de vordering van [eiser 1] en [eiser 2] afgewezen. Het hof heeft vooropgesteld dat een getuige als partijgetuige wordt aangemerkt als hij op het tijdstip waarop hij wordt gehoord partij is. Op grond van de feiten moest [betrokkene 1] dan ook als partijgetuige worden aangemerkt. Door het instellen van het hoger beroep is dit niet anders omdat het beoordelingsmoment niet wordt gewijzigd, aldus het hof.

Hoge Raad
Ook de Hoge Raad oordeelt dat uitgangspunt is dat als peilmoment voor de beoordeling of een getuige als partij is aan te merken, en of zijn verklaring dus de beperkte bewijskracht heeft als bedoeld in artikel 164 lid 2 Rv, het tijdstip geldt waarop hij is gehoord. Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat in een situatie als hierboven beschreven de partij die de bewijslast draagt voldoende processueel belang kan hebben om die persoon opnieuw als getuige te doen horen. Dit voldoende processueel belang is echter in situaties als hier bedoeld niet zonder meer aanwezig. Dit is met name niet zo indien het bewijsaanbod geen andere strekking heeft dan een eerder afgelegde verklaring te herhalen. De partij die het aanbod doet om een getuige opnieuw te horen moet in ieder geval stellen dat de toenmalige hoedanigheid van de getuige op enigerlei wijze van invloed is geweest op het verloop van het verhoor of op de wijze waarop daarvan proces-verbaal is opgemaakt. De rechter kan het aanbod bij gebrek aan belang passeren indien hij in zijn beoordeling van het geschil ervan uitgaat dat de door de getuige afgelegde verklaring niet langer de beperkte bewijskracht heeft als bedoeld in artikel 164 lid 2 Rv.