Home / Publicaties / BURIED IN THE FINE PRINT: recente wijziging van het...

BURIED IN THE FINE PRINT: recente wijziging van het Burgerlijk Wetboek betreffende de uitwinning van het bezitloos pand.

27/05/2019

In haar laatste week van werkzaamheden voor de nakende verkiezingen keurde de Kamer op 25 april laatsleden nog op de valreep een eerder lijvige “wet houdende diverse financiële bepalingen” (de “Wet”) goed. Temidden van een hele “diverse” collectie aan financiële bepalingen zo ook een verduidelijking met betrekking tot de verplichte wachtperiode én een wijziging de betwistingsmogelijkheden bij het uitwinnen van een bezitloos pand.

Overeenkomstig artikel 48 van Boek III, titel XVII van het Burgerlijk Wetboek dient de pandhouder die tot uitwinning wenst over te gaan ten minste tien dagen vooraf, per aangetekend schrijven, de schuldenaar (of eventueel de derde-pandgever) op de hoogte stellen van zijn intentie om over te gaan tot uitwinning.

Volgens de redenering in de voorbereidende werken van de Wet stelt deze tiendaagse wachtperiode de pandhouder bloot aan ernstige risico’s, temeer indien het gaat over een pand zonder buitenbezitstelling. Het is inderdaad niet geheel ondenkbaar dat een (derde-) pandgever op het ogenblik waarop hij het aangetekend schrijven van de pandhouder ontvangt nog even snel zijn financiële situatie overloopt en “maatregelen treft”.

De Wet voert dan ook expliciet de mogelijkheid in voor de pandhouder om gelijktijdig aan de kennisgeving via gerechtsdeurwaarder, zonder voorafgaande toelating door een rechter, beslag te laten leggen op de verpande goederen. Hoewel een deel van de rechtsleer het standpunt verdedigt dat dit op basis van de wet in haar huidige vorm reeds mogelijk is, schrijft de Wet deze modus operandi bij deze expliciet in in het Burgerlijk Wetboek.

Aan het artikel 48 wordt het volgende lid toegevoegd: “Tegelijk met de kennisgeving aan de schuldenaar en de derde-pandgever kan de pandhouder, zonder toelating van de rechter, via een gerechtsdeurwaarder beslag laten leggen op de verpande goederen.” Voor de volledigheid voorziet het gewijzigde artikel 48 in het eerste lid eveneens ook de mogelijkheid om de kennisgeving te laten plaatsvinden bij “gerechtsdeurwaardersexploot”.

Overigens beperkt de Wet ook de mogelijkheden om zich te verzetten tegen de uitwinning. Onder de huidige stand van wet volstaat een de facto verzet om de uitwinning te bemoeilijken. Met de invoering van het in de Wet gewijzigde artikel 54 Boek III, titel XVII van het Burgerlijk Wetboek kan de (derde-) pandgever zich enkel nog verzetten indien hij zich binnen de periode voorzien in artikel 48 of 49 (tien, respectievelijk drie dagen) tot de rechter wendt.

De bovenstaande wijzigingen hebben als doel om te voorzien in een efficiëntere en snellere uitwinningsprocedure, en zijn enkel van toepassing op die situaties waarbij de pandgever geen consument is.

Auteurs

Portret vanBenoît Vandervelde
Benoît Vandervelde
Partner
Brussel
Jan Hellinx