Feed

13/12/2024
EU Competition Law Briefing
The EU Competition Law Briefings have been created to provide a platform for our clients and other competition law experts to stay up to date on the developments of EU Competition Law. 
10/12/2024
AI and Data Protection
Navigating the AI Act and GDPR: Ensuring Data Protection Compliance in AI Systems
05/12/2024
CMS gerankt in Chambers FinTech 2025
CMS is gerankt in de nieuwste editie van Chambers FinTech Legal. Ook zijn beide co-heads van het CMS FinTech-team, Clair Wermers en Tessa Penninks, individueel gerankt. Veel dank aan onze cliënten...
05/12/2024
Updated EU Chemicals, Labelling and Packaging (CLP) Regulation: implications...
The updated EU Classification, Labelling and Packaging of hazardous chemicals Regulation (CLP Regulation) was published in the Official Journal of the EU on 20 November 2024 and enters into force on 10...
05/12/2024
Opzegregeling fran­chi­se­over­een­komst nagekomen, toch scha­de­ver­goe­ding?
Afgelopen vrijdag 29 november heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over de opzegging van een (langdurige) fran­chi­se­over­een­komst. Waar gaat het om? Leen Bakker had nog maar vier franchisenemers op een totaal van 114 winkels. Dit maakte het niet meer rendabel om de franchiseformule in de lucht te houden. Daarom heeft Leen Bakker de strategische keuze gemaakt om de fran­chi­se­over­een­kom­sten op te zeggen. De fran­chi­se­over­een­komst bevat de afspraak dat opgezegd kan worden met een opzegtermijn als van Leen Bakker in redelijkheid niet kan worden gevergd de fran­chi­se­over­een­komst te laten voortduren. Leen Bakker beroept zich op deze op­zeg­mo­ge­lijk­heid en heeft daarbij een langere opzegtermijn gehanteerd dan waartoe zij verplicht was op grond van de overeenkomst. Er wordt echter geen schadevergoeding aangeboden. Wel wil Leen Bakker praten over het eventueel overnemen van de winkel. De franchisenemers laten het daarbij niet zitten en starten een juridische procedure. De inzet hiervan is voortzetting van de fran­chi­se­over­een­komst en anders scha­de­ver­goe­ding. Wat is de uitkomst? Er is bepaald dat Leen Bakker de fran­chi­se­over­een­komst rechtsgeldig heeft opgezegd volgens de opzeggingsgrond in de fran­chi­se­over­een­komst. De franchisegever heeft voldoende inzichtelijk gemaakt dat zij een zodanig zwaarwegend be­drijfs­eco­no­misch belang heeft bij beëindiging van de franchiserelatie dat opzegging gerechtvaardigd is. Wel vindt het Hof (en de Hoge Raad laat dit in stand) het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Leen Bakker bij de opzegging geen (passend) aanbod tot schadevergoeding heeft gedaan. De volgende omstandigheden spelen daarbij een rol:de jarenlange relatie tussen partijen;de verwachting bij de franchisenemer dat de fran­chi­se­over­een­komst niet zou worden opgezegd;de investeringen die zijn gedaan en die nog niet geheel zijn afgeschreven;de omstandigheid dat de franchisenemer geen verwijt kan worden gemaakt van de opzegging; ende afhankelijke relatie waarin de franchisenemer zich bevindt. De langere opzegtermijn en het aanbod om de winkel over te nemen zijn niet voldoende in dit verband. Dit oordeel betekent dat de franchisenemer aanspraak kan maken op schadevergoeding van Leen Bakker. De omvang hiervan zal in een aparte procedure worden vastgesteld. Gevolgen voor franchisegevers In beginsel is het niet nieuw in de rechtspraak dat er onder omstandigheden toch schadevergoeding verschuldigd kan zijn, ondanks dat de contractuele regeling over opzegging van een duurovereenkomst wordt gevolgd. Dit is wel de eerste keer dat dit specifiek over een fran­chi­se­over­een­komst is bepaald. Dit brengt met zich dat franchisegevers zorgvuldig te werk moeten gaan bij de opzegging van een franchiserelatie en zich er bewust van moeten zijn dat het hanteren van de contractuele opzegregeling niet altijd betekent dat de kous daarmee af is. Contact Wilt u meer weten of van gedachten wisselen over deze publicatie? Neem dan contact met ons op, wij gaan graag met u in gesprek.
04/12/2024
CMS ESG litigation webinar series
In this webinar series CMS experts offer insight and advice on the scope of recent regulations and litigation risks that arise from them.
03/12/2024
Garanties: sta niet in de kou
In overeenkomsten worden bijna altijd garanties opgenomen. De verkoper garandeert bijvoorbeeld dat een product aan bepaalde specificaties voldoet. Hoe een garantie moet worden geformuleerd en uitgelegd is niet vastomlijnd. Afgelopen zomer heeft de Hoge Raad nog eens bevestigd dat alle omstandigheden van belang zijn om vast te stellen wat de inhoud is van een garantie. Het gaat niet alleen om de tekst, maar onder andere ook om de mededelingen die door partijen zijn gedaan en om datgene wat partijen over en weer redelijkerwijs mochten verwachten. Dit is het Ha­vil­tex-cri­te­ri­um in een notendop. In de procedure die is voorgelegd aan de Hoge Raad ging het om een warm­te­pomp­sys­teem voor een bedrijfshal. De verkoper had toegezegd dat bij een bui­ten­tem­pe­ra­tuur van -10 graden Celsius de temperatuur in de bedrijfshal minstens 16 graden Celsius zou zijn. Maar uiteindelijk stond de koper in de kou: de toegezegde bin­nen­tem­pe­ra­tuur werd niet gehaald.Eén van de vragen was of de verkoper had gegarandeerd dat hij eventuele problemen op eigen kosten zou herstellen. De Hoge Raad zegt hierover dat het Hof daar beter naar had moeten kijken. Niet alleen de heldere belofte van de verkoper over de temperatuur, maar ook de toezegging in één van zijn e-mails over het kosteloos herstellen van problemen is van belang voor de uitleg wat onder de garantie valt. Conclusie Een garantie kan in duidelijke woorden zijn vastgelegd in een overeenkomst, maar kan ook opduiken in andere stukken (zoals e-mails). Een garantie kan zelfs in een gesprek worden gegeven. Bij de uitleg van garanties moet steeds worden gekeken naar alles wat er is gebeurd, vastgelegd, beloofd en wat de ene partij van de andere partij kon en mocht verwachten. Contact Wilt u meer weten of van gedachten wisselen over deze publicatie? Neem dan contact met ons op, wij gaan graag met u in gesprek.
03/12/2024
Antitrust, Competition & Trade update: september en oktober 2024
Het me­de­din­gings­recht is voortdurend in beweging, met regelmatige aanpassingen in de wetgeving en nieuwe jurisprudentie. Voor ondernemingen is het cruciaal om op de hoogte te blijven van deze ontwikkelingen om te voorkomen dat ze onbewust in strijd handelen met de wet. Door goed geïnformeerd te blijven, kunnen ondernemingen niet alleen juridische risico's vermijden, maar ook strategische voordelen behalen in een competitieve markt. De behoefte aan specialistische juridische kennis neemt zodoende steeds meer toe. Om u te helpen voorop te blijven lopen, sturen wij u daarom onze periodieke newsflash met de laatste gerechtelijke uitspraken, informatie afkomstig van de autoriteiten en relevante ach­ter­grond­ar­ti­ke­len op het gebied van het Nederlandse me­de­din­gings­recht. Hierbij ontvangt u de door ons verzamelde informatie. In het kort ACM heeft terecht het hand­ha­vings­ver­zoek van een erfpachter tegen de gemeente Amsterdam afgewezen De rechtbank Rotterdam oordeelt op 13 september 2024 dat de ACM terecht het hand­ha­vings­ver­zoek van een erfpachter tegen de gemeente Amsterdam heeft afgewezen op grond van haar pri­o­ri­te­rings­be­leid. De erfpachter beschuldigde de gemeente van oneerlijke han­dels­prak­tij­ken, misbruik van economische machtspositie, overtreding van het kartelverbod en schending van de Wet Markt en Overheid. De ACM vond nader onderzoek echter niet doeltreffend en doelmatig, mede omdat de gemeente al ver­be­ter­tra­jec­ten was gestart. De rechtbank bevestigt dat de ACM het verzoek terecht heeft afgewezen vanwege de benodigde capaciteit voor het onderzoek en de lopende ver­be­ter­tra­jec­ten van de gemeente. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open. ACM sluit haar vooronderzoek inzake de introductie van de Provox Life Line door Atos Op 17 september 2024 sluit de ACM haar vooronderzoek inzake de introductie van de Provox Life Line door Atos Medical B.V. en Atos Medical AB (tezamen: Atos). Atos heeft aan de ACM verklaard dat de Provox-lijn beschikbaar blijft voor patiënten zolang er vraag naar is. De ACM begon dit onderzoek naar aanleiding van signalen over de in­ter­o­pe­ra­bi­li­teit van de nieuwe productlijn met bestaande producten van andere markt­par­tij­en. Atos verklaarde daarop dat de introductie van de Provox Life Line gebaseerd is op wetenschappelijk onderzoek en marktonderzoek onder patiënten en zorgaanbieders, en niet is ingegeven door con­cur­ren­tie­over­we­gin­gen.  Atos benadrukte dat zowel de Provox Life Line als de 22mm-lijn beschikbaar blijven zodat patiënten hun keuze behouden. De ACM heeft besloten geen verder onderzoek te doen, maar kan het vooronderzoek heropenen bij nieuwe informatie of signalen. ACM trekt haar verzoek om de overname van de startup Inflection door Microsoft te onderzoeken terug Op 19 september 2024 maakt de ACM bekend dat zij haar verzoek aan de Europese Commissie om de overname van de startup Inflection door Microsoft te onderzoeken, heeft ingetrokken. Dit verzoek was gebaseerd op zorgen over de mogelijke negatieve gevolgen voor innovatie en consumentenkeuze in Nederland, met name op het gebied van AI chatbots. In maart 2024 nam Microsoft een groot deel van het personeel van Inflection over en verwierf zij het intellectueel eigendomsrecht voor het AI-model van Inflection en de chatbot Pi. De overname hoefde niet gemeld te worden bij de Europese Commissie of de ACM omdat de omzetdrempels niet werden overschreden. Op 3 september 2024 oordeelde het Hof van Justitie van de EU in de zaak Illumina/Grail dat de Europese Commissie alleen verzoeken van nationale me­de­din­gings­au­to­ri­tei­ten kan behandelen als deze autoriteiten ook in eigen land bevoegd zijn om de overname te onderzoeken. Omdat de ACM deze bevoegdheid niet had moest zij na overleg met de Europese Commissie haar verzoek intrekken, evenals andere lidstaten. Het hof oordeelt dat de keuringsregeling van RFH niet in strijd is met de Me­de­din­gings­wet Op 19 september 2024 wordt een uitspraak in hoger beroep in een kort geding van 30 juli 2024 gepubliceerd, in een geschil tussen ATT B.V. en andere ondernemingen (ATT c.s.) tegen Coöperatie Royal FloraHolland U.A. (RFH), een aanbieder van marktplaatsen voor de verhandeling van sier­teelt­pro­duc­ten. ATT c.s. zijn actief op de terreinen van RFH en maken daar gebruik van elektrotrekkers voor het vervoer van karren. ATT c.s. maken bezwaar tegen de exclusieve aanstelling van Motrac Intern Transport B.V. (Motrac) voor de jaarlijkse keuring van elektrotrekkers op de terreinen van RFH. Zij stellen dat dit con­cur­ren­tie­be­per­kend is en misbruik van machtspositie door RFH oplevert. ATT c.s. eisen dat ook andere partijen deze keuring mogen uitvoeren. Het hof oordeelt dat de keuringsregeling van RFH niet in strijd is met de Mededingingswet. RFH is vrij om andere keu­rings­in­stan­ties aan te stellen en er is geen bewijs van exclusiviteit voor Motrac. ATT c.s. hebben onvoldoende aangetoond dat RFH een economische machtspositie heeft of dat de aanstelling van Motrac markt­af­scher­men­de effecten heeft. De vorderingen van ATT c.s. worden afgewezen. Het CBb oordeelt dat de ACM terecht het hand­ha­vings­ver­zoek van de OvRAN tegen de NBA en de 'Big Four' ac­coun­tants­kan­to­ren heeft afgewezen Op 8 oktober 2024 oordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) dat de ACM terecht het hand­ha­vings­ver­zoek van de Orde van Register Adviseurs Nederland (OvRAN) tegen de Nederlandse Be­roeps­or­ga­ni­sa­tie van Accountants (NBA) en de 'Big Four' ac­coun­tants­kan­to­ren (PwC, Deloitte, EY en KPMG) heeft af­ge­we­zen. OvRAN beweert dat de NBA een vehikel is voor de Big Four om con­cur­rent-ac­coun­tants te benadelen. De kern van het verwijt houdt in dat de Big Four binnen de NBA een dusdanige invloed hebben dat zij overbodige regels aan hun concurrenten kunnen opleggen, waar zij zich vervolgens zelf aan kunnen onttrekken en zo de mededinging kunnen verstoren. De ACM vond deze overtreding niet aannemelijk na een verkennend onderzoek. Het CBb bevestigt dit oordeel in een definitieve uitspraak, waardoor het besluit van de ACM in stand blijft. Geen sprake van misbruik van economische machtspositie en handhaving van het ad­ver­ten­tie­ver­bod van Google Op 9 oktober 2024 publiceert het gerechtshof Amsterdam zijn uitspraak van 27 augustus 2024 in de zaak tussen 1883 B.V. en 1843 B.V. (tezamen: 1883 c.s.) en Google LLC en Google USA (tezamen: Google). De zaak betreft de opschorting van de Google Ads-accounts van 1883 c.s. en het verbod op hun advertenties door Google. 1883 c.s. exploiteren telefoongids- en door­scha­kel­dien­sten. Google schorste hun accounts in december 2020 wegens schending van het beleid, maar hief de schorsing in januari 2021 op. In april 2023 weigerde Google opnieuw hun advertenties en schorste de accounts vanwege strijd met haar verbod op reclame voor “call directory, forwarding, and recording services”. 1883 c.s. vorderen opheffing van de schorsing en een scha­de­ver­goe­ding. De voor­zie­nin­gen­rech­ter wees deze vorderingen af. Er was geen sprake van misbruik van economische machtspositie en handhaving van het ad­ver­ten­tie­ver­bod was gerechtvaardigd. In hoger beroep bevestigt het hof dit oordeel. Het beleid van Google dient een legitiem doel om consumenten te beschermen tegen misleiding. Het hof bekrachtigt het vonnis en veroordeelt 1883 c.s. in de proceskosten. Contact Wilt u meer weten of van gedachten wisselen over deze publicatie? Neem dan contact met ons op, wij gaan graag met u in gesprek.
03/12/2024
International arbitration law and rules in the Netherlands
In the Netherlands, arbitration has generally been the most important form of dispute resolution after court litigation. This is particularly the case for the resolution of construction and numerous other...
02/12/2024
European Commission publishes draft notice on the EU Taxonomy Regulation
On 29 November 2024, the European Commission published a draft notice, in the form of FAQs, on the interpretation and implementation of certain legal provisions of the Delegated Acts to the EU Taxonomy...
02/12/2024
Hoge Raad biedt duidelijkheid: beperkte huur­prijs­ver­ho­ging tot 3% bovenop...
Hoe zat het ook alweer? Veel huur­over­een­kom­sten voor geliberaliseerde huur van woonruimte – waaronder het ROZ-model – bevatten een bepaling dat de huurprijs jaarlijks wordt verhoogd met het jaar­prijs­in­dex­cij­fer volgens de con­su­men­ten­prijs­in­dex van het CBS (CPI-beding) en aanvullend nog met de mogelijkheid tot een huur­prijs­ver­ho­ging met een maxi­mum­per­cen­ta­ge (opslagbeding). Dit CPI-beding met opslagbeding heeft de laatste jaren voor ophef gezorgd. Sinds medio 2023 wordt een dergelijk huur­prijs­wij­zi­gings­be­ding door rechtbanken getoetst aan de Europese Richtlijn oneerlijke bedingen en de omzetting daarvan in de Nederlandse wetgeving. De uitspraken van de rechtbanken leidden tot uiteenlopende oordelen en zelfs tot de vaststelling dat het huur­prijs­wij­zi­gings­be­ding in strijd zou zijn met een Europese richtlijn voor con­su­men­ten­be­scher­ming. Dit heeft tot gevolg dat in een voorkomend geval het gehele huur­prijs­aan­pas­sings­be­ding wordt vernietigd – dus niet alleen het opslagbeding, maar ook het CPI-beding zelf. De verschuldigde huurprijs is daardoor gelijk aan de aan­vangs­huur­prijs en mocht nooit worden verhoogd. Niet alleen kunnen verhuurders de huurprijs niet meer verhogen, ook huur­prijs­ver­ho­gin­gen uit het verleden worden met terugwerkende kracht ongedaan gemaakt en zullen door de verhuurder aan de huurder moeten worden te­rug­be­taald. De rechtbank Amsterdam heeft op 11 januari 2024 vragen gesteld aan de Hoge Raad over het CPI- met opslagbeding. Oordeel Hoge Raad Afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de (on)eerlijkheid van het huur­prijs­wij­zi­gings­be­ding. In een notendop komt het op het volgende neer. De Hoge Raad oordeelt dat het CPI-beding en het opslagbeding los van elkaar moeten worden beoordeeld, omdat zij verschillende functies hebben. Het CPI-beding is bedoeld als compensatie voor de inflatie, het opslagbeding is bedoeld om de huurprijs in de pas te laten lopen met de kosten- en met de waardestijging van de woning. Oneerlijkheid van het ene beding brengt daarom niet automatisch oneerlijkheid van het andere beding met zich. De Hoge Raad heeft verder beslist dat een opslagbeding dat voorziet in een opslag van maximaal 3%, zoals in deze zaak, in het algemeen niet oneerlijk is. Dat kan in individuele gevallen anders zijn in verband met bijkomende omstandigheden die zich hebben voorgedaan ten tijde van het sluiten van de huur­over­een­komst. Het splitsen maakt dat een eventuele vernietiging van het opslagbeding geen gevolgen voor het (deel dat ziet op het) CPI-beding heeft. Indien in een specifiek geval een opslagbeding wel als oneerlijk wordt beoordeeld, moeten verhogingen van de huurprijs die zijn gebaseerd op het oneerlijke opslagbeding buiten beschouwing worden gelaten. Als de huurder in het verleden op basis van een oneerlijk opslagbeding doorgevoerde huurverhogingen heeft betaald, zijn deze onverschuldigd betaald. De huurder kan het teveel betaalde dan terugvorderen of een beroep doen op verrekening. De rechter mag de verrekening niet zelfstandig toepassen. Verschijnt de huurder niet in de procedure dan is (ambtshalve) verrekening dus niet mogelijk. De rechter heeft wél de taak om zelfstandig onderzoek te doen naar het huur­prijs­wij­zi­gings­be­ding in een ont­rui­mings­pro­ce­du­re wegens huur­be­ta­lings­ach­ter­stan­den. De rechter moet dan onderzoeken of de tekortkoming van de huurder ernstig genoeg is voor beëindiging van de huurovereenkomst (de ontbinding rechtvaardigen). Daarbij kan meewegen dat de huurder in het verleden op grond van het oneerlijke huur­prijs­wij­zi­gings­be­ding te veel huur heeft betaald. Wat betekent dit voor de praktijk? Zoals blijkt uit bovenstaande uitleg van de Hoge Raad kunnen verhuurders vooralsnog – onder voorwaarden – gebruik blijven maken van het huur­prijs­wij­zi­gings­be­ding, zoals die uit de ROZ huurovereenkomst voor woonruimte, dat zowel een CPI- als opslagbeding bevat. Wel dienen verhuurders bewust te zijn dat een opslagbeding boven 3% in ieder geval riskant is. Een opslagbeding tot 3% is echter ook niet altijd zonder risico. Contact Wilt u meer weten of van gedachten wisselen over deze publicatie? Neem dan contact met ons op, wij gaan graag met u in gesprek.
02/12/2024
How to achieve a European Patent Office technical effect in mathematical...
More light is shed on how to achieve a European Patent Office technical effect in mathematical healthcare patents in a recent Board of Appeal case.A patent using maths on blood sample data survived opposition...