Home / Publicaties / CMS Insurance - Hoge Raad Alert

CMS Insurance - Hoge Raad Alert

De Hoge Raad der Nederlanden (Hoge Raad) is de hoogste rechter in Nederland in civiele zaken, strafzaken en belastingzaken. Dat betekent dat de Hoge Raad beoordeelt of een lagere rechter (rechtbank/gerechtshof) bij een uitspraak het recht juist heeft toegepast en of de procedure juist is gevolgd. De arresten die de Hoge Raad wijst hebben veelal dan ook een grote impact op de juridische praktijk.

In de CMS Insurance – Hoge Raad Alert signaleren wij alle voor de verzekeringsrechtelijke praktijk relevante arresten. Dit doen wij door middel van een korte situatiebeschrijving, de beslissing die de Hoge Raad hierin heeft genomen en een link naar de uitspraak zelf.

Hiermee bent u altijd up-to-date en bij vragen kunt u gerust contact opnemen met onze advocaten.

Juli 2023

Hoge Raad: de tweemaandentermijn waarbinnen een verzekeraar een beroep op verzwijging kan doen, gaat pas lopen als de verzekeraar voldoende zekerheid heeft dat sprake is van verzwijging

Op 7 juli 2023 is een arrest van de Hoge Raad verschenen over de aanvang van de tweemaandentermijn uit art. 7:929 lid 1 BW (ECLI:NL:HR:2023:1050). Dat artikel bepaalt dat de verzekeraar die ontdekt dat niet aan de mededelingsplicht (art. 7:928 BW) is voldaan, de gevolgen daarvan alleen kan inroepen indien hij de verzekeringnemer binnen twee maanden na ontdekking op de niet-nakoming wijst onder vermelding van de mogelijke gevolgen. De vraag die in dit arrest aan de orde komt is of bij het begrip 'ontdekking' moet worden uitgegaan van een subjectieve uitleg ('heeft de verzekeraar daadwerkelijk ontdekt?') of dat hierbij ruimte bestaat voor objectivering ('heeft de verzekeraar redelijkerwijs behoren te ontdekken?').

Een letterlijk antwoord op deze vraag geeft de Hoge Raad niet. Het oordeel luidt dat voornoemde tweemaandentermijn pas gaat lopen als de verzekeraar voldoende zekerheid heeft verkregen dat de verzekeringnemer de mededelingsplicht niet is nagekomen. Het is, zo oordeelt de Hoge Raad, afhankelijk van de omstandigheden van het geval wanneer de verzekeraar de bedoelde zekerheid heeft verkregen, en of en in welke mate van de verzekeraar mag worden verwacht dat hij onderzoek doet nadat hij aanwijzingen heeft gekregen dat de verzekeringnemer de mededelingsplicht niet is nagekomen.

In de bij het arrest horende conclusie is A-G Hartlief tot de slotsom gekomen dat een objectieve uitleg van het begrip 'ontdekking' niet verenigbaar is met de tekst van art. 7:929 lid 1 BW en de kennelijke bedoeling van de wetgever. Hoewel de Hoge Raad in het onderhavige arrest niet met zoveel woorden een antwoord geeft op de vraag of moet worden uitgegaan van een subjectieve of objectieve uitleg, lijkt de Hoge Raad de conclusie wel impliciet te volgen. Het oordeel van de Hoge Raad dat de bedoelde termijn pas gaat lopen als de verzekeraar voldoende zekerheid heeft dat de mededelingsplicht is geschonden, duidt enerzijds op een subjectieve uitleg. Anderzijds, het oordeel dat het afhankelijk is van de omstandigheden wanneer de verzekeraar die zekerheid heeft gekregen en of en in welke mate van de verzekeraar mag worden verwacht dat hij onderzoek doet, lijkt wat meer aan te sluiten bij de objectieve uitleg. Hoewel na het verschijnen van het onderhavige arrest dus nog steeds aanleiding tot discussie lijkt te bestaan, menen wij dat de praktijk toch (meer) handvatten heeft gekregen om de aanvang van de tweemaandentermijn uit art. 7:929 lid 1 BW te beoordelen.

Oktober 2022

Hoge Raad: AG HvJ adviseert: louter "loss of control" van gegevens is geen immateriële schade in de AVG

Op 6 oktober 2022 publiceerde de Advocaat-Generaal (AG) het advies aan het Hof van Justitie in de zaak van UI tegen de Oostenrijkse post over het begrip immateriële schade van artikel 82 AVG.

Advies AG
De AG adviseert het Hof om Artikel 82 AVG als volgt uit te leggen:

Voor de erkenning van het recht op vergoeding van de schade die een persoon stelt te hebben geleden als gevolg van een schending van die verordening, is de enkele inbreuk op de desbetreffende regel op zich niet voldoende indien die inbreuk niet gepaard gaat met daaruit voortvloeiende materiële of immateriële schade.

De in de AVG geregelde vergoeding van immateriële schade strekt zich niet uit tot de loutere ergernis die de benadeelde kan ondervinden als gevolg van de inbreuk op de bepalingen van die verordening. 

Het staat aan de nationale rechter om in elk concreet geval op basis van de kenmerken van het subjectieve gevoel van onbehagen te bepalen wanneer een dergelijk gevoel als immateriële schade kan worden aangemerkt

Achtergrond: boze Ul claimt € 1.000 aan immateriële schade voor boosheid en ergernis
UI claimde € 1000 schadevergoeding van de Österreichische Post AG vanwege de praktijk van Post om informatie te verzamelen over de partijaffiniteiten van de Oostenrijkse bevolking. Met behulp van een algoritme heeft Post volgens bepaalde sociaal-demografische kenmerken „adressen van doelgroepen” gedefinieerd.

Post verrichte een statistische extrapolatie om te bepalen tot welke mogelijke doelgroepen Ul behoort voor verkiezingsreclame van politieke partijen. Volgens deze extrapolatie heeft UI een hoge affiniteit met één van de politieke partijen. Post heeft die gegevens niet aan derden doorgegeven.

UI, die geen toestemming had gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens, ergerde zich over het opslaan van gegevens over zijn sympathieën voor politieke partijen, en was erg boos en beledigd over de affiniteit die Post hem concreet had toegeschreven.

UI vorderde een vergoeding van 1 000 EUR voor immateriële schade (innerlijk onbehagen). Hij stelt dat de hem toegeschreven politieke affiniteit beledigend en beschamend is en bovendien schadelijk is voor zijn reputatie. Voorts heeft de handelwijze van Österreichische Post hem erg boos gemaakt en ervoor gezorgd dat hij zijn vertrouwen is verloren en dat hij zich voor schut gezet voelde.

De Oostenrijkse rechters wezen de vordering af. Het Oostenrijkse Oberste Hof heeft het Hof van Justitie vragen gesteld over de uitleg van het begrip immateriële schadevergoeding in de zin van artikel 82 AVG.

Vanuit Nederlands perspectief bevat het advies logische gedachten. De AG adviseert ook dat het verlies van controle over gegevens niet onvermijdelijk tot schade hoeft te leiden. De AG ziet "loss of control" niet als zelfstandige grond voor schadevergoeding.

Het Hof van Justitie doet over enkele maanden uitspraak.

ECLI:EU:C:2022:756, HvJ, C 300/21, InfoCuria Rechtspraak

September 2022

Hoge Raad: Verzekeraar gehouden om de redelijke kosten tot vaststelling van de schade te vergoeden

Op 9 september 2022 liet de Hoge Raad zich uit over het dwingendrechtelijke karakter van de vergoedingsplicht van verzekeraars ten aanzien van de gemaakte 'redelijke kosten tot vaststelling van de schade'.

Hoe zit het ook alweer met het dwingendrechtelijke karakter van de vergoedingsplicht voor kosten tot vaststelling van de schade?

Redelijke kosten tot vaststelling van de schade
Artikel 7:959 lid 1 BW bepaalt dat de verzekeraar deze kosten vergoedt – zelfs als daardoor (samen met de schade) de verzekerde som wordt overschreden. Volgens artikel 7:963 lid 6 BW kan de verzekeraar niet ten nadele van de verzekerde van deze bepaling afwijken als: 

  • verzekerde consument is; én
  • voor zover deze kosten (op zichzelf) de verzekerde som niet overschrijden. 

N.B.: Dwingend recht geldt dus alleen voor de consument. De verzekeraar kan in de bedrijfspolis wél opnemen dat de kosten ter vaststelling van de schade niet worden vergoed. 

Verschil met bereddingskosten
In het arrest trekt de verzekeraar nog de parallel met bereddingskosten. Artikel 7:957 lid 2 BW bepaalt dat verzekeraar deze kosten vergoedt. Van deze bepaling kan de verzekeraar niet ten nadele van verzekerde afwijken (artikel 7:963 lid 5 BW). De vergoeding van bereddingskosten is dus voor alle verzekerden dwingend rechtelijk bepaald.

Geschil
In deze zaak liep verzekerde letsel op bij een ongeval. Ten tijde van dit ongeval had verzekerde een combipolis bij de verzekeraar afgesloten, waaronder een schadeverzekering en een rechtsbijstandsverzekering die ARAG uitvoerde. Verzekerde had recht op juridische bijstand door de letselschadejuristen van ARAG. Daar zocht hij in eerste instantie ook contact mee. Daarna koos hij er zelf voor om een andere rechtshulpverlener (een advocaat) in te schakelen, onder andere voor het vaststellen van de schade. Die advocaat heeft de behandeling van de zaak van ARAG overgenomen.

Verzekerde wilde uitkering onder de schadeverzekering voor de door deze advocaat gemaakte kosten tot vaststelling van de schade. De verzekeraar weigerde uitkering. In de polisvoorwaarden van de schadeverzekering stond een zogenoemde "na-u-clausule": wanneer de verzekerde geheel of gedeeltelijk recht heeft op vergoeding krachtens een andere verzekering, kan hij voor dat deel geen beroep doen op de schadeverzekering. Volgens de verzekeraar had verzekerde recht op juridische bijstand op basis van de rechtsbijstandverzekering bij ARAG.

Volgens de verzekeraar zou de wetgever in artikel 7:959 lid 1 BW niet bepalen dat de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade altijd onder de verzekeringsovereenkomst gedekt moeten zijn. Dat is volgens de verzekeraar slechts het geval voor zover uit de polisvoorwaarden een aanspraak op vergoeding van deze redelijke kosten voortvloeit en die aanspraak niet is uitgesloten van dekking. Bovendien zou volgens de verzekeraar met de 'redelijke kosten tot vaststelling van de schade' alleen gedoeld zijn op kosten die door de verzekeraar zijn gemaakt.

Zien de 'redelijke kosten tot het vaststellen van de schade' alleen op kosten die door de verzekeraar zijn gemaakt of ook op kosten gemaakt door de verzekerde of de verzekeringnemer? En zijn de 'redelijke kosten tot het vaststellen van de schade' altijd onder de verzekeringsovereenkomst gedekt?

Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad verwerpt de klachten van de verzekeraar.

Als sprake is van 'redelijke kosten gemaakt tot vaststelling van de schade' in de zin van artikel 7:959 lid 1 BW, komen deze kosten - indien ook aan de twee voorwaarden van artikel 7:963 lid 6 BW is voldaan - dwingendrechtelijk ten laste van de verzekeraar. Verzekeraar mag daar in de polis dus niet ten nadele van de verzekerde van afwijken. Het is niet relevant of de verzekeraar danwel de verzekerde deze kosten heeft gemaakt; de verzekeraar is gehouden de kosten tot vaststelling van de schade van deze verzekerde vergoeden.

ECLI:NL:HR:2022:1174, Hoge Raad, 21/01254 (rechtspraak.nl)

April 2022

Hoge Raad: Bereddingskosten

Vrijdag 22 april 2022 schepte de Hoge Raad meer (on)duidelijkheid over de reikwijdte van bereddingskosten.

De verzekeraar dient de bereddingskosten te vergoeden die de verzekerde redelijkerwijs maakt ter afwending van een onmiddellijk dreigend gevaar van schade. De reikwijdte van beredding is omstreden: wanneer is sprake van een maatregel ter afwending van een onmiddellijk dreigend gevaar (beredding) en wanneer is sprake van normaal onderhoud?

In deze zaak was het dak van de stal van verzekerde gemaakt van asbesthoudende golfplaten. De golfplaten bevonden zich in matige tot slechte staat van onderhoud, waardoor inadembare vezels via het regenwater in de grond terechtkwamen. De schade aan de bodem was verzekerd onder een milieuschadepolis. Om de verontreiniging te stoppen moesten de golfplaten verwijderd (en vervangen?) worden.

De verzekeraar betoogde dat het verwijderen van de golfplaten het onmiddellijk dreigend gevaar van schade wegnam. Nu het gevaar daarmee was geweken, gold het vervangen van de golfplaten volgens de verzekeraar niet meer als beredding. De verzekeraar wilde het vervangen van de golfplaten niet als bereddingskosten vergoeden.

De Hoge Raad overweegt dat een maatregel die vereist is om onmiddellijk dreigend gevaar af te wenden of om de schade te beperken, in dat verband als een ‘bijzondere’ maatregel moet kunnen worden aangemerkt, ook al zou deze in andere omstandigheden tot het normale onderhoud behoren. Bepaalde omstandigheden kunnen meebrengen dat ook de kosten van vervanging als bereddingskosten worden aangemerkt; de enkele verwijdering zou weliswaar doelmatig zijn, maar het verlies van de functie van die zaak behoort redelijkerwijs dan niet of niet volledig voor risico van de verzekerde te komen.

In dit geval tast de verwijdering van de golfplaten de functie van de zaak (de stal) aan, en kunnen de kosten van herstel van die functie in redelijkheid ook onder de bereddingskosten vallen. Wel verwijst de Hoge Raad naar artt. 6:97 jo 6:98 BW, voor het begroten van eventuele waardevermeerdering van de zaak als gevolg van het herstel. Met deze aanknopingspunten mag het hof Arnhem-Leeuwarden zich over de zaak buigen.

ECLI:NL:HR:2022:588, Hoge Raad, 20/02746 (rechtspraak.nl)

 


Expertise

Auteurs

Toon meer Toon minder
Bas Baks
Bas Baks
Partner
Advocaat | Co-Head van de CMS Insurance Groep
Amsterdam
Marlot Tak
Marlot Tak
Advocaat
Amsterdam
Annelies Zwart
Annelies Zwart
Advocaat
Amsterdam
Leonard Böhmer
Leonard Böhmer
Partner
Advocaat
Amsterdam
Lissa Boersma
Lissa Boersma
Advocaat
Amsterdam

Nieuwsbrief

Heeft u interesse in onze nieuwsbrieven en uitnodigingen voor events? Schrijf u dan in voor onze nieuwsbrief.

Contactpersonen

Bas Baks
Partner
Advocaat | Co-Head van de CMS Insurance Groep
Amsterdam
T +31 20 301 62 49
Marlot Tak
Advocaat
Amsterdam
T +31 20 301 6251
Annelies Zwart
Advocaat
Amsterdam
T +31 20 301 6267
Leonard Böhmer
Partner
Advocaat
Amsterdam
T +31 20 301 62 48
Lissa Boersma
Advocaat
Amsterdam
T +31 20 3016 496