Home / Wet Werk en Zekerheid / Passende arbeid & WW

Passende arbeid & WW

"Passende arbeid" bij WW is gewijzigd per 1 juli 2015

Passende arbeid

De uitkeringsgerechtigde is verplicht om zich in te spannen om passende arbeid te vinden. Als de duur van de werkeloosheid langer wordt, dient de uitkeringsgerechtigde ook arbeid te accepteren die onder zijn opleidings-/ervaringsniveau ligt.

Na zes maanden WW-uitkering wordt alle arbeid, ongeacht (loon)niveau of reistijd, als passend gezien, tenzij sprake is van op 1 juli 2015 al lopende uitkeringen. Dan geldt de oude regel waarbij de uitkeringsgerechtigde zich de eerste 6 maanden mag richten op het vinden van arbeid op hetzelfde niveau als zijn laatste arbeid. Na 6 maanden wordt ook arbeid met een lager opleidingsniveau (en daarmee corresponderend salaris) passend geacht. Na 1 jaar werkloosheid is alle arbeid passend.

Inkomensverrekening

Gaat de uitkeringsgerechtigde weer (gedeeltelijk) werken dan wordt de eerste twee maanden 75% en vanaf de derde maand 70% van de inkomsten van de uitkeringsgerechtigde verrekend met de WW-uitkering. Het doel van deze regeling is dat werken in een WW-situatie altijd lonend is. De verrekening wordt vanaf de eerste werkloosheidsdag toegepast. Het recht op WW eindigt als een uitkeringsgerechtigde geen relevant loonverlies meer heeft, dat wil zeggen op het moment dat de inkomsten uit werk per maand hoger zijn dan 87,5% van het WW-maandloon.

Op een, op 1 juli 2015, al lopend WW-recht blijft de urenverrekeningssystematiek van toepassing, waarbij het aantal uren dat de uitkeringsgerechtigde werkt in mindering wordt gebracht op de WW-uitkering.

Per 1 juli 2015 is ook het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen gewijzigd. Onder de oude regeling gold onder meer dat het dagloon werd bepaald op grond van het loon dat een werknemer had verdiend in de dienstbetrekking waaruit hij werkloos was geworden. Dit kon echter niet representatief zijn voor hetgeen een werknemer gemiddeld per dag had verdiend in het laatste jaar voordat hij werkloos werd. Nu wordt het dagloon berekend door het loon dat genoten is in alle dienstbetrekkingen gedurende de referteperiode van een jaar voorafgaande aan (de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voor) het intreden van de werkloosheid, te delen door 261 dagen.
Daarnaast is in een nieuwe algemene dagloongarantie voor de WW voorzien voor werknemers die na een dienstbetrekking van ten minste een jaar, aansluitend een lager beloonde dienstbetrekking hebben aanvaard waardoor geen recht op een reguliere WW-uitkering is ontstaan, en vervolgens na korte tijd werkloos worden uit die nieuwe dienstbetrekking. In dit geval wordt het dagloon gebaseerd op de hoger beloonde arbeid. Voorwaarden voor deze garantie zijn:

  • de eerdere dienstbetrekking heeft minimaal één jaar geduurd
  • er is geen recht op een reguliere WW-uitkering ontstaan na beëindiging van die eerdere dienstbetrekking, omdat aansluitend een andere dienstbetrekking is aangevangen en
  • de werkloosheid treedt in binnen 54 weken na beëindiging van deze eerdere dienstbetrekking

Vanaf 1 januari 2016 worden de werknemers die op de eerste dag van werkloosheid nog 1 jaar verwijderd zijn van de AOW-leeftijd vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Voorheen gold deze vrijstelling voor werknemers die op de eerste dag van werkloosheid 64 jaar of ouder waren.