Home / Publicaties / De IDD: naar een level playing field voor de verz...

De IDD: naar een level playing field voor de verzekeringstussenpersoon

26/02/2018

Op 23 februari jl. verstreek de wettelijke implementatiedatum van de Richtlijn Verzekeringsdistributie (IDD) (Insurance Distribution Directive - Richtlijn (EU) 2016/97). De IDD is de opvolger van de Richtlijn Verzekeringsbemiddeling (Insurance Mediation Directive - Richtlijn 2002/92/EG) en heeft hoofdzakelijk tot doel het creëren van een gelijk speelveld voor alle marktpartijen die bij de verkoop van verzekeringen zijn betrokken. De IDD heeft directe gevolgen voor verzekeringstussenpersonen. Daar waar verzekeringstussenpersonen onder de huidige wet- en regelgeving onder bepaalde omstandigheden geheel zijn vrijgesteld van de reikwijdte van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en onderliggende wet- en regelgeving, zal dat onder de IDD niet langer het geval zijn. Deze bijdrage zet de belangrijkste veranderingen op een rij.

Op 20 december 2017 kwam de Europese Commissie overigens met het voorstel de inwerkingtreding van de IDD uit te stellen tot 1 oktober 2018. Dit voorstel tot uitstel is gelegen in het feit dat veel marktpartijen nog niet klaar zouden zijn voor inwerkingtreding van de IDD op de oorspronkelijke datum van 23 februari 2018. Naar verwachting geven het Europees Parlement en de Europese Raad op 28 februari a.s. formeel hun akkoord op dit voorstel. Hoewel de inwerkingtreding van de IDD hiermee wordt uitgesteld, blijft de wettelijke implementatiedatum van 23 februari 2018 onverminderd van kracht. Desondanks heeft Nederland de IDD tot op heden nog niet geïmplementeerd in nationale wetgeving. Wij baseren ons in deze bijdrage dan ook op de momenteel voorhanden zijnde relevante (concept-)wetsvoorstellen.

Huidige vrijstellingen
Op basis van de huidige wet- en regelgeving is een bemiddelaar in verzekeringen (daar waar de IDD spreekt over ''(neven-)verzekeringstussenpersoon'', spreekt de Wft over ''bemiddelaar'') onder bepaalde voorwaarden geheel uitgezonderd van de reikwijdte van de Wft en onderliggende wet- en regelgeving. Een dergelijke vrijstelling betekent dat een bemiddelaar niet vergunningplichtig is bij het uitoefenen van zijn bemiddelingswerkzaamheden en evenmin gebonden is aan de (gedrags)verplichtingen die voortvloeien uit financieelrechtelijke wet- en regelgeving.

Uit de tekst van het huidige artikel 1:21 Wft volgt dat de Wft in het geheel niet van toepassing is op bemiddelaars in verzekeringen, voor zover aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan:

  1. het bemiddelen vergt slechts kennis van de verzekeringsdekking die geboden wordt;
  2. het betreft een verzekering die geen levensverzekering is en geen aansprakelijkheidsrisico's dekt;
  3. de betreffende bemiddelaar heeft een andere hoofdberoepswerkzaamheid dan bemiddelen in verzekeringen;
  4. het betreft een verzekering die een aanvulling is op de levering van een zaak of de verlening van een dienst door de betreffende bemiddelaar; en
  5. het betreft een verzekering waarvan het bedrag van de jaarlijkse premie niet hoger is dan € 500 en waarvan de volledige looptijd niet langer is dan een periode van vijf jaar.

Voorts voorziet tevens de Vrijstellingsregeling Wft (VrWft) in specifieke vrijstellingen voor bemiddelaars in hagelschadeverzekeringen, paarden- en veeverzekeringen, glasverzekeringen en reisbureaus en reisorganisaties. Deze bemiddelaars zijn vrijgesteld van de vergunningplicht op grond van de Wft, maar zijn wel gehouden te voldoen aan een deel van de overige verplichtingen die voortvloeien uit de Wft.

Toekomstige vrijstellingen
Onder de IDD wordt de huidige vrijstellingsbepaling ingrijpend veranderd. Op basis van het nieuwe artikel 1:21 Wft zullen enkel bemiddelaars die ''incidenteel advies verstrekken aan een klant en een andere hoofdberoepswerkzaamheid hebben dan bemiddelen in verzekeringen'' nog geheel zijn uitgezonderd van de reikwijdte van de Wft. Als voorbeeld van dergelijke bemiddelaars noemt de memorie van toelichting bij het nieuwe artikel 1:21 Wft belastingadviseurs, accountants of advocaten die hun klanten incidenteel adviseren over verzekeringen. Voorts voorziet het nieuwe artikel 1:21 Wft in een algehele vrijstelling voor bemiddelaars die beroepshalve schadegevallen afhandelen voor een verzekeraar of wanneer het schaderegeling en schade-expertise betreft.

Een vergelijkbare bepaling als het huidige artikel 1:21 Wft komt na de implementatie van de IDD in artikel 7 van de VrWft terecht. Op basis van het nieuwe artikel 7 VrWft zal de vergunningplicht voor bemiddelaars onder meer niet van toepassing zijn op bemiddelaars in verzekeringen voor zover:

  1. de bemiddelaar een andere hoofdberoepswerkzaamheid heeft dan het bemiddelen in verzekeringen;
  2. de verzekering een aanvulling is op de levering van een zaak of de verlening van een dienst door de betreffende bemiddelaar, en de verzekering het risico dekt van defect, verlies of beschadiging van de geleverde zaak of het niet-gebruik van de verleende dienst; en
  3. het bedrag van de premie voor de verzekering niet hoger is dan € 600 pro rata per jaar. (Indien het gaat om verzekeringen in aanvulling op een dienst waarvan de duur gelijk is aan of minder dan 3 maanden, mag het bedrag van de premie niet hoger zijn dan € 200 per persoon.)

Daar waar dit type bemiddelaar onder de huidige vrijstellingsregeling geheel is vrijgesteld van de Wft, is een dergelijke bemiddelaar onder de IDD niet langer geheel uitgezonderd van de reikwijdte van deze wet en geldt dat hij wel gehouden is te voldoen aan diverse (gedrags)verplichtingen die voortvloeien uit de Wft.

De specifieke vrijstellingen voor bemiddelaars in hagelschadeverzekeringen, paarden- en veeverzekeringen, glasverzekeringen en reisbureaus en reisorganisaties komen onder de nieuwe wet- en regelgeving te vervallen.

Tot slot
Het voorgaande kan als volgt in een overzichtsschema worden samengevat:

Auteurs

Portret vanLaurens Pronk
Laurens Pronk
Advocaat
Amsterdam
Portret vanLeonard Böhmer
Leonard Böhmer
Partner
Amsterdam