Onderstaand treft u een overzicht van een aantal relevante ontwikkelingen op het gebied van mededingingsrecht.
ACM en andere mededingingsautoriteiten over toezicht tijdens de coronacrisis
18/20/23 maart 2020
De Autoriteit Consument & Markt (“ACM”) heeft een toelichting gegeven op het toezicht op de naleving van de mededingingsregels gedurende de coronacrisis. Hoewel ondernemingen geen misbruik mogen maken van onzekerheden en schaarste en dus bijvoorbeeld geen prijsafspraken mogen maken, bieden de mededingingsregels, aldus de ACM, “veel ruimte” om samen te werken. Welke ruimte dat zou zijn, wordt in het midden gelaten.
Het European Competition Network (“ECN”), het EU-wijde samenwerkingsverband van nationale mededingingsautoriteiten en de Europese Commissie (“Commissie”), heeft een soortgelijke verklaring uitgebracht. Het ECN zal tijdens de crisis niet actief ingrijpen tegen “noodzakelijke en tijdelijke” afspraken tussen ondernemingen die worden gemaakt om een aanbodtekort te voorkomen. Tegelijkertijd maakt het ECN duidelijk dat met name producten die in deze tijd essentieel zijn om consumenten in de EU te beschermen (bijv. gezichtsmaskers en ontsmettingsgel) beschikbaar moeten blijven tegen concurrerende prijzen. Het ECN wijst erop dat de bestaande regels fabrikanten in staat stellen maximumprijzen voor hun producten op te leggen. Dit laatste zou nuttig kunnen zijn om ongerechtvaardigde prijsverhogingen op distributieniveau te beperken, aldus het ECN.
ACM 18 maart 2020: nieuwsbericht Toezicht ACM tijdens coronacrisis
CMS 20 maart 2020: publicatie Is meer samenwerking tussen concurrenten mogelijk in tijden van corona?
ECN 23 maart 2020: publicatie Joint statement of application of competition law during the corona crisis
Nederlandse overheid neemt maatregelen ter bestrijding van de coronacrisis
17/19 maart 2020
De coronacrisis leidt tot grote belemmeringen voor vele ondernemingen en zzp’ers. De Commissie heeft maatregelen genomen die het mogelijk maken voor lidstaten om ondernemingen in nood te steunen zonder het staatssteunverbod te schenden. De Nederlandse overheid heeft op haar beurt een hele reeks aan maatregelen afgekondigd die “zo lang als nodig is, maandelijks voor miljarden euro’s aan steun” zal bieden voor ondernemingen die door de crisis zijn getroffen. CMS is in een eerdere publicatie al op beide ontwikkelingen ingegaan.
Overheid 17 maart 2020: nieuwsbericht coronavirus: kabinet neemt pakket nieuwe maatregelen voor banen en economie
Europese Commissie 19 maart 2020: nieuwsbericht Staatssteun: Commissie neemt tijdelijke kaderregeling aan zodat de lidstaten de economie verder kunnen ondersteunen in de context van de uitbraak van COVID-19
CMS 20 maart 2020: publicatie COVID-19 en staatssteun
Meer weten? CMS houdt u ook in de komende weken graag op de hoogte van de ontwikkelingen op het gebied van het mededingingsrecht, staatssteun ingevolge de coronacrisis en de door de Commissie of de Nederlandse overheid vastgestelde openbare maatregelen ter ondersteuning van uw ondernemingen.
ACM moet besluiten openbaar maken bij het niet-opleggen van een boete
18 februari 2020
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (“CBb”) heeft in twee met elkaar samenhangende uitspraken geoordeeld over formele aspecten bij een besluit van de ACM om geen boete op te leggen aan een overtreder, terwijl wel een overtreding van het kartelverbod werd vastgesteld en aan de moederonderneming werd toegerekend.
In de eerste uitspraak concludeert het CBb dat de ACM verplicht is alle beschikkingen te publiceren waarin een overtreding is vastgesteld waarvoor een boete van maximaal 10% van de (groeps)omzet van de overtreder kan worden opgelegd, zelfs als van boeteoplegging wordt afgezien. Het boetemaximum van 10% geldt voor de meest ernstige overtredingen, zoals de overtreding van het kartelverbod of het verbod op het misbruik maken van een economische machtspositie. In die gevallen prevaleert het belang van waarschuwing van het publiek boven de belangen van de overtreder en zal de ACM dus altijd moeten publiceren, aldus het CBb. Het CBb licht toe dat deze verplichting voortvloeit uit artikel 12v Instellingswet (“Iw”), waarin geen mogelijkheid tot belangenafweging voorafgaand aan de publicatie van een besluit is voorzien. De ACM moet dus overgaan tot publicatie zonder de belangen van de onderneming bij het (niet-)publiceren van een besluit in overweging te nemen.
In de tweede uitspraak komt het CBb – onder verwijzing naar een eerdere uitspraak van 30 juli 2019 – tot het oordeel dat de vaststelling van een overtreding en de toerekening daarvan aan de moederonderneming voldoende is voor het aannemen van procesbelang. De vaststelling dat het kartelverbod is overtreden kan namelijk resulteren in uitsluiting bij aanbestedingsprocedures, civielrechtelijke aansprakelijkheidsstelling voor schade geleden door het (beweerde) kartel en verhoging van de boete in geval van recidive. De rechtbank heeft het beroep van de moederonderneming tegen de beschikking waarin de ACM deze vaststelling deed daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard en moet de zaak opnieuw beoordelen, aldus het CBb.
CBb 18 februari 2020: openbaarmakingsverplichting ACM (ECLI:NL:CBB:2020:92). De uitspraak in eerste aanleg met nummer ROT 18/679 is niet gepubliceerd.
CBb 18 februari 2020: procesbelang (ECLI:NL:CBB:2020:91). De uitspraak in eerste aanleg met nummer ROT 17/7081 is niet gepubliceerd.
CBb 30 juli 2019: boete van € 0,- (ECLI:NL:CBB:2019:329). Deze uitspraak is door ons besproken in onze Newsflash Competition & EU (Issue 8) van 6 september 2019, zie hier.
Cogeco toegepast in follow-on zaak natriumchloraatkartel: vorderingen niet verjaard
4 februari 2020
Het Gerechtshof Amsterdam heeft zich gebogen over de vraag in hoeverre vorderingen in een zogenoemde follow-on kartelvergoedingsactie naar aanleiding van het natriumchloraatkartel zijn verjaard. Eerder had de rechtbank daarvoor al de regels uit de verschillende toepasselijke rechtstelsels, zoals het Fins, Spaans, Zweeds, Tsjechisch en Slowaaks recht, aangewend.
Omdat de verjaringsregimes ten tijde van het sanctiebesluit nog niet geharmoniseerd waren, zijn de nationale verjaringsregimes leidend. Die moeten op hun beurt weer worden uitgelegd in het licht van het Unierecht. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (“HvJEU”) oordeelde in de zaak Cogeco dat in het bijzondere geval van follow-on vorderingen de benadeelde de definitieve beslissing van de (in Cogeco nationale) mededingingsautoriteit moet kunnen afwachten en daarna nog voldoende tijd moet hebben om zijn vordering tot schadevergoeding in te stellen. Een nationaal verjaringsregime mag hieraan niet in de weg staan. Om te bepalen welke rechtspersoon voor welke periode als overtreder is aangemerkt, moet de “definitieve beslissing” kunnen worden afgewacht. In het natriumchloraatkartel is dit, de uitspraak van het Gerecht op 17 mei 2011, waartegen geen nadere rechtsmiddelen zijn ingesteld, aldus het Gerechtshof.
De nationale regimes van Spanje, Finland en Zweden zijn naar het oordeel van het Gerechtshof onvoldoende afgestemd “op het specifieke karakter van het mededingingsrecht”, vanwege de korte verjaringstermijn die wordt gehanteerd en de eisen die in dat kader worden gesteld. Dit maakt de stelsels in redelijkheid niet uitvoerbaar en zij kunnen dus ook niet als zodanig aan de afnemers worden tegengeworpen. Het Gerechtshof concludeert daarom dat de Spaanse, Finse en Zweedse vorderingen niet zijn verjaard.
Gerechtshof Amsterdam 4 februari 2020: follow-on kartelschadevordering (ECLI:NL:GHAMS:2020:194)
Rechtbank Amsterdam in eerste aanleg 10 mei 2017: follow-on kartelschadevordering
(ECLI:NL:RBAMS:2017:3166)
HvJEU 28 maart 2019: Cogeco (C-637/17)
Vorderingen in follow-on zaak spanstaalkartel niet verjaard
28 januari 2020
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft zich uitgelaten over de verjaring van vorderingen in een follow-on kartelvergoedingsactie; ditmaal met betrekking tot het spanstaalkartel. Bij de beantwoording van de vraag of de vorderingen waren verjaard moest ook Duits recht, met name de Duitse mededingingswet GWB, betrokken worden.
In eerste aanleg werd een beroep op artikel 33 (5) GWB die na de einddatum van het kartel in werking was getreden, afgewezen. Dit artikel bepaalt dat een vordering tot vergoeding van schade als gevolg van een inbreuk op het mededingingsrecht van rechtswege is geschorst vanaf de dag waarop een mededingingsautoriteit een procedure heeft ingeleid.
Het Gerechtshof oordeelde echter dat de eiseressen zich wel degelijk op artikel 33 (5) GWB konden beroepen. Hij verwijst daarvoor naar het arrest van het Bundesgerichtshof (“BGH”) van 12 juni 2018 (Grauzementkartel II) waarin de Duitse rechter bepaalde dat artikel 33 (5) GWB ook van toepassing is op schadevorderingen die gebaseerd zijn op inbreuken op het mededingingsrecht die vóór de inwerkingtreding van dit artikel hebben plaatsgevonden en die op het moment van inwerkingtreding van dit artikel nog niet waren verjaard. Aangezien deze situatie zich hier voordeed, concludeerde het Gerechtshof dat een beroep op de schorsende werking van dit artikel terecht is en dat de vorderingen niet verjaard zijn. Het commentaar in de literatuur over het Duitse arrest werd door het Gerechtshof terzijde geschoven.
Gerechtshof Den Bosch 28 januari 2020: verhaal schade spanstaalkartel (ECLI:NL:GHSHE:2020:293)
BGH 12 juni 2018 - KZR 56/16: Grauzementkartel II (ECLI:DE:BGH:2018:120618UKZR56.16.0)
ACM bevoegd om boetes op te leggen in koel- en vrieshuiskartel
14 januari 2020
In twee uitspraken over het koel- en vrieshuiskartel oordeelt het CBb dat – anders dan de rechtbank eerder had geconcludeerd – de door de ACM verrichte onderzoekshandelingen wel kwalificeren als handelingen die de verjaringstermijn konden stuiten.
In de zaak stond de discussie centraal of het onderzoeksdoel zoals dat door de ACM tijdens een bedrijfsbezoek in 2012 en in een verzoek om inlichtingen in 2013 was omschreven ook de activiteiten omvatte waarvoor de ACM uiteindelijk een boete had opgelegd. De rechtbank was van oordeel dat dit niet het geval was. Als gevolg daarvan was het verjaringstermijn van vijf jaar niet door een “onderzoekshandeling” gestuit en beschikte de ACM niet meer over de bevoegdheid om voor de betreffende overtreding een boete op te leggen. Het CBb onderschrijft deze conclusie niet. Zij overweegt dat het onderzoek dient ter verificatie van een vermoeden, zodat een initieel ruimer vermoeden dan alleen de opslag van vis alleen niet aan een stuiting in de weg staat. Het omschreven doel, de “exploitatie van koel- en vrieshuizen en/of de productie en opslag van vruchtensappen en aanverwante producten” kon daarmee, aldus het CBb, ook de opslag van vis in vrieshuizen omvatten. Het CBb neemt bij haar overweging mee dat de ACM reeds over een vermoeden beschikte dat het kartel (mede) op de opslag van vis zag. Dit maakt zij op uit bepaalde documentatie en een verhoor uit 2012. Bovendien kon de ACM niet op voorhand uitsluiten dat de productie en opslag van vruchtensappen een andere markt of een deelmarkt betrof.
CBb 14 januari 2020: bevoegdheid ACM opleggen boete (Samskip) (ECLI:NL:CBB:2020:34)
Rechtbank Rotterdam in eerste aanleg 12 april 2018 (Samskip) (ECLI:NL:RBROT:2018:2777)
CBb 14 januari 2020: bevoegdheid ACM opleggen boete (feitelijk leidinggever Daalimpex)
(ECLI:NL:CBB:2020:33)
Rechtbank Rotterdam in eerste aanleg 12 april 2018 (feitelijk leidinggever Daalimpex)
(ECLI:NL:RBROT:2018:2781)
ACM 22 december 2015 (Samskip + feitelijk leidinggever Daalimpex) (ACM/DJZ/2015/206993_OV)
Socialemedia-cookies verzamelen informatie over het delen van informatie op onze website via sociale media en/of uw surfgedrag tussen sociale media, onze socialemediacampagnes en onze websites om dit beter te begrijpen. Wij doen dit om de mix van kanalen te optimaliseren via die wij onze inhoud ter beschikking stellen. Details over de gebruikte hulpmiddelen ("tools") kunt u vinden in onze Privacyverklaring.