Home / Publicaties / Na 15 jaar weer arrest Hoge Raad over omzetprogno...

Na 15 jaar weer arrest Hoge Raad over omzetprognoses!

06/03/2017

In het Paalman/Lampenier-arrest dat de Hoge Raad in 2002 heeft gewezen (ECLI:NL:HR:2002:AD7329), is bepaald dat een franchisegever in beginsel niet gehouden is om omzetprognoses aan een potentiele franchisenemer te verstrekken. Doet de franchisegever dit wel dan rust er op hem een zorgplicht. In het geval dat de prognoses gebaseerd zijn op onjuiste feiten of indien deze niet juist zijn uitgewerkt, dan kan de franchisegever aansprakelijk zijn op grond van onrechtmatige daad voor schade geleden door de franchisenemer en/of heeft de franchisenemer de mogelijkheid de franchiseovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling.

Aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad is volgens voornoemd arrest aan de orde als er sprake is van een fout in de prognose, de franchisegever wist dit, maar heeft dit desondanks niet verteld aan de franchisenemer.
Vernietiging van de franchiseovereenkomst op grond van dwaling is mogelijk, indien de franchisenemer een franchiseovereenkomst is aangegaan op basis van prognoses die niet juist zijn. Ook als de franchisegever dat niet wist.

In het afgelopen vrijdag 24 februari jl. door de Hoge Raad gewezen arrest (ECLI:NL:HR:2017:311) zijn de voorwaarden voor aansprakelijkheid van de franchisegever op grond van onrechtmatige daad verduidelijkt. Volgens de Hoge Raad gelden de voorwaarden zoals geformuleerd in het Paalman/Lampenier-arrest alleen in het geval de prognose is opgesteld door een door de franchisegever ingeschakelde derde partij. Bijvoorbeeld een gespecialiseerd bureau. In dat geval mag ook de franchisegever vertrouwen op de juistheid van de prognose en is hij alleen aansprakelijk als hij wist dat er sprake was van een fout.

Stelt de franchisegever echter zelf (of een persoon waarvoor hij aansprakelijk is) een rapport op dan kan sprake zijn van onzorgvuldig handelen van de franchisegever en aansprakelijkheid zonder dat hij weet dat het rapport fouten bevat. Bij grote franchiseketens komt het vaak voor dat er een gespecialiseerde afdeling is die omzetprognoses maakt. Indien deze afdeling onzorgvuldig is en een fout maakt in de prognose dan is de franchisegever hiervoor dus aansprakelijk, ook indien de afdeling of de franchisegever niet op de hoogte is van de fout.

De redenering van de Hoge Raad is niet vreemd. Immers, de franchisegever wordt geacht de meeste kennis in huis te hebben over haar formule en dient daarom in staat te zijn een deugdelijke prognose af te geven. Vanzelfsprekend is de onderzoeksplicht van de franchisenemer hierbij ook van belang.
Indien men echter de redenering toepast zoals die tot nu toe veelal uit het Paalman/Lampenier-arrest werd gehaald (naar thans blijkt ten onrechte), dan zou de franchisegever pas aansprakelijk zijn indien er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Dat gaat best ver. Zo meent ook advocaat-generaal mr. W.L. Valk in zijn conclusie.

Advocaat-generaal Valk

Valk gaat echter nog veel verder in zijn conclusie. Enkele kanttekeningen.
Ten eerste verwijst hij naar een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 december 2014. Deze procedure loopt echter nog bij het Hof, nu Albert Heijn in hoger beroep is gegaan omdat de feitenvaststelling door de rechtbank onjuist is.
Voorts bespreekt hij uitgebreid de NFC, terwijl deze op dit moment niet algemeen bindend is, maar zelfregulering betreft die nog niet of nauwelijks wordt toegepast.
Gelukkig geeft hij wel aan dat artikel 3.6 sub d van de NFC "in staan door een franchisegever voor de deugdelijkheid van een verstrekte prognose", te ver gaat indien hier een garantieverbintenis mee is bedoeld.
Dit is zeker van belang nu nationale wetgeving in de geest van de NFC volgens Valk min of meer aannemelijk is.
In dit verband dient te worden opgemerkt dat het zeer onwenselijk is als de NFC in de huidige vorm wet zou worden nu de NFC en de toelichting daarop vele onduidelijkheden bevatten (bijvoorbeeld voornoemd artikel) en zelfs op meerdere punten in strijd zijn met wet en jurisprudentie. De discussies tussen franchisegevers en franchisenemers zullen daardoor toenemen, hetgeen niet zal bijdragen om franchise in een rustiger vaarwater te brengen. Dan pleit ik meer voor een nieuw wetgevingstraject, waarbij met name aan de precontractuele fase (prognose) meer aandacht wordt besteed.

Wat nu?

Er wordt reeds gewaarschuwd dat franchisegevers nu extra zorgvuldig moeten zijn. Daar ben ik het niet mee eens: franchisegevers dienen altijd zorgvuldig te zijn bij het opstellen van een prognose.

Weliswaar behoeft de franchisenemer op grond van dit arrest niet langer te stellen en bewijzen dat de franchisegever op de hoogte was van de fout, indien de franchisenemer zijn vordering baseert op een onrechtmatige daad en franchisegever de prognose zelf heeft opgesteld.
Echter, de kern blijft nog steeds dat er sprake dient te zijn van onzorgvuldig handelen dat heeft geleid tot een fout in de prognose. Indien hiervan sprake is, dan had de franchisenemer -ook vóór het onderhavige arrest- reeds de mogelijkheid de franchiseovereenkomst op grond van dwaling te vernietigen of de rechter te vragen om de nadelige gevolgen van de ondeugdelijke prognose op te heffen. Ook als de franchisegever niet wist van de fout. Het is de vraag of dit arrest in de praktijk franchisenemers de mogelijkheid biedt om zich veel eerder te verhalen op de franchisegever.

Kortom, het advies aan franchisegevers is nog steeds: wees zorgvuldig bij het opstellen van prognoses en vertel de franchisenemer welke waarde hij aan een prognose kan hechten.

Auteurs

Portret vanAnita Canta
Anita Canta
Counsel
Amsterdam