Home / Publicaties / Ontslag op staande voet van bedrijfsleider na verdwijning...

Ontslag op staande voet van bedrijfsleider na verdwijning sealbags

16/05/2013

Werknemer is op 1 mei 2002 bij werkgever in dienst getreden. Met ingang van 1 augustus 2007 is hij als bedrijfsleider in de winkel van werkgever gaan werken. Op 28 april 2010 heeft werknemer aan werkgever medegedeeld dat op 9 februari 2010 vijf sealbags met in totaal € 22.600,= zijn kwijtgeraakt. Hierop heeft werkgever de werknemer – in afwachting van het onderzoek naar de vermissing van de sealbags – voor twee weken geschorst zonder loondoorbetaling. Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek wordt de werknemer op staande voet ontslagen, kort gezegd, vanwege financiële onregelmatigheden. Werknemer roept hierop de nietigheid van het ontslag in.

Oordeel kantonrechter

Werkgever stelt dat werknemer door opzet of schuld een dringende reden heeft gegeven de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. De werkgever vordert dat werknemer zal worden veroordeeld tot vergoeding van diverse schadeposten, waaronder interne kosten, de kosten van de ingeschakelde bedrijfsrecherche en de aan werknemer geleverde – maar niet betaalde – goederen, waaronder een televisie. De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer zijn verplichtingen als bedrijfsleider grovelijk heeft veronachtzaamd en dat de ontstane schade uitsluitend daaraan is te wijten. De kantonrechter wijst de vorderingen toe, op de vordering met betrekking tot de door werkgever gemaakte interne kosten na. De kantonrechter is van oordeel dat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. De werknemer kan zich niet vinden in deze uitspraak en gaat in hoger beroep.

Oordeel Hof

Werknemer stelt zich op het standpunt dat het door werkgever gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven (en dus vernietigbaar is). Het Hof oordeelt eveneens dat de werknemer zijn verplichtingen als bedrijfsleider grovelijk heeft veronachtzaamd door op 9 februari 2010 vijf sealbags uit de kluis te halen en op een doos in kantoor te leggen en daarna klanten te gaan helpen zonder dat er een collega aanwezig was en zonder het kantoor af te sluiten. Daarnaast oordeelt het Hof dat er voor werkgever mede een dringende reden is om werknemer op staande voet te ontslaan, nu werknemer tot 28 april 2010 heeft getracht te verhullen dat de sealbags waren verdwenen.

Volgens het Hof kunnen de gedragingen van werknemer als bewust roekeloos worden gekwalificeerd. Van werknemer had als bedrijfsleider zonder meer mogen verwacht dat hij niet de buitengewoon onzorgvuldige handeling verrichtte door vijf sealbags met een aanzienlijke geldinhoud buiten de kluis te laten en deze verder onbewaakt in het niet door hem afgesloten kantoor achter te laten. Deze handelwijze is niet aan te merken als een “verminderde oplettendheid” of “onvoorzichtigheid” die van een werknemer onder omstandigheden kan worden geaccepteerd, aldus het Hof. Werknemer heeft namelijk geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat zijn aandacht zodanig is afgeleid geweest en/of dat hij om andere redenen niet ten volle heeft gerealiseerd dat de aanzienlijke kans bestond dat de sealbags zouden worden weggenomen. Het Hof neemt hierbij ook in aanmerking dat werknemer er zelf op heeft gewezen dat er in de winkels van werkgever al eerder is gestolen en dat beveiliging in de winkels ontbrak.

Gelet op het voorgaande laat het Hof de uitspraak van de kantonrechter in stand. Naar het oordeel van het Hof is er geen reden om tot matiging van voornoemde schadevergoedingen over te gaan. Het Hof neemt daarbij de overige omstandigheden in ogenschouw. Het feit dat werknemer niet over de geldmiddelen beschikt om de schadevergoeding aan werkgever te betalen, dat hij en zijn gezin thans onder het bestaansminimum leven en dat hij al door het ontslag op staande voet enorm is getroffen, kan volgens het Hof niet meebrengen dat werkgever zijn schade zelf moet dragen. De omstandigheid dat werknemer altijd als een goed werknemer heeft gefunctioneerd, speelt hierbij eveneens geen rol, aldus het Hof.

Conclusie

Zoals in vaste jurisprudentie is bepaald, is de vraag of een ontslag op staande voet stand houdt, mede afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Het Hof beoordeelt die omstandigheden in deze uitspraak wel, zij het beperkt, maar komt tot het oordeel dat de gedragingen van de werknemer zo ernstig zijn dat zij zowel objectief als subjectief tot een dringende reden leiden. Waar overige omstandigheden normaal gesproken een verzachtende rol kunnen spelen, ziet het Hof daar in dit geval in het geheel geen aanleiding voor. Dat is opmerkelijk, maar kan in onze ogen gezien de casus wel worden gerechtvaardigd.

Auteurs

Frank Verlaan