Home / Europa / Nederland / Antitrust, Competition & Trade / Exportcontrole en sancties

Exportcontrole en sancties

Advocatenkantoor in Nederland gespecialiseerd in Exportcontrole en sancties

Terug naar Antitrust, Competition & Trade

In een steeds uitdagendere internationale zakenwereld helpt CMS ondernemingen om aan de regels te blijven voldoen en het functioneren van de supply chain niet onnodig door regels te laten belemmeren. Aangezien over de reikwijdte van regels over exportcontrole en sanctieregelingen vaak onduidelijkheid bestaat, kunnen zelfs schijnbaar routinematige zakelijke transacties aanzienlijke risico's opleveren. Dit is het geval in financieel opzicht maar ook op het vlak van de reputatie van de onderneming. Ons multi-jurisdictionele team staat cliënten bij in het navigeren door snel veranderende en complexe exportcontrole-eisen, sancties en embargoregels op EU- en nationaal niveau. Indien nodig, behartigen wij de belangen van cliënten in het kader van procedures bij Nederlandse Ministeries of douane-autoriteiten.

Ook adviseren wij cliënten in handelsgerelateerde geschillen zoals antidumping- of antisubsidieprocedures. Indien nodig, staan wij ondernemingen bij in procedures bij instellingen van de EU of de WTO.

Aanmelden voor Antitrust, Competition & Trade (ACT) onderwerpen
Blijf up-to-date met onze client services.

Feed

29/08/2024
European Commission’s call for evidence on the revision of the guidelines...
The European Commission has launched on 27 August a public consultation on State aid in the aviation sector. The consultation will run until 8 October 2024.The 2014 Guidelines on State aid to airports...
06/08/2024
Antitrust, Competition & Trade update: mei & juni 2024
In het kort Op 6 mei 2024 kondigt de ACM aan dat Stichting Milieukeur (SMK) een duur­zaam­heids­ver­goe­ding mag invoeren voor producenten van groenten en fruit die het keurmerk On the Way to PlanetProof (OPP) hanteren. Deelnemende supermarkten betalen voor de kosten die de producenten moeten maken om aan het keurmerk te voldoen. Het is echter niet waarschijnlijk dat de duur­zaam­heids­ver­goe­ding de mededinging beperkt of de con­su­men­ten­prij­zen doet stijgen. De boer en de supermarkten blijven immers vrij om zelf hun prijs te bepalen en de vergoeding beslaat slechts een beperkt deel van de prijs. De vergoeding draagt anderzijds bij aan duurzamere productie en handel in land­bouw­pro­duc­ten (zie bijvoorbeeld de hernieuwde leidraad samenwerking landbouwers). Op 8 mei 2024 besluit de ACM dat er meer onderzoek dient te worden gedaan naar de overname van Oliehandel Klaas de Boer door FincoEnergies. Beide ondernemingen zijn actief in het leveren van scheeps­brand­stof­fen aan onder andere vissers, veerboten en sleepdiensten in meerdere Nederlandse havens. Door de overname zou FincoEnergies in veel van de (vooral in het Noorden gelegen) havens vrijwel de enige aanbieder van scheeps­brand­stof­fen worden. Uit marktonderzoek volgt dat havengebonden afnemers weinig of geen alternatieven zien. Een tweede fase is daarom aangewezen. Op 17 mei 2024 besluit de ACM dat er aanvullend onderzoek nodig is naar de overname van RTL Nederland (RTL) door DPG Media (DPG). Door de overname zou DPG een nog sterkere positie krijgen als aanbieder van (on)betaald nieuws, zowel online als offline. Daardoor kan zij de kwaliteit en toegankelijkheid van algemene nieuwsdiensten verlagen. De ACM betrekt (voor het eerst) in haar overwegingen dat er door de overname nadelige gevolgen op de arbeidsmarkt kunnen ontstaan. In een tweede fase onderzoek zal dat nader moeten worden beoordeeld. Op 30 mei 2024 publiceert de ACM haar advies aan het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) over de voorwaarden voor de veiling van de regionale ra­dio­fre­quen­ties. Die organiseert EZK begin 2025. De vei­ling­voor­waar­den vormen een mogelijk risico voor de concurrentie op de ra­dio­luis­ter­markt en ra­dio-ad­ver­ten­tie­markt. Daarom dient  een cap (maximum) te worden gezet op de hoeveelheid ‘regionale digitaal spectrum’ die een partij mag verwerven bij de veiling. Op 30 mei 2024 maakt de ACM bekend dat het Maastricht UMC+ het St. Jans Gasthuis Weert mag overnemen. Uit het con­cen­tra­tie­be­sluit dat op 20 juni 2024 is gepubliceerd blijkt dat er na de overname voldoende concurrentie en daarmee voldoende keuze voor de patiënten overblijft. Negatieve gevolgen voor de on­der­han­de­lings­po­si­tie van zorgverzekeraars of afhankelijkheid inzake doorverwijzingen voor omliggende ziekenhuizen zullen niet ontstaan na de concentratie. Op 4 juni 2024 publiceert ACM een rapport naar aanleiding van een gezamenlijk onderzoek van de ACM en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) naar de zorg­ver­ze­ke­rings­markt. De consument heeft moeite met het kiezen van een zorgverzekering, doordat het aanbod van zorg­ver­ze­ke­rin­gen weinig tot geen verschillen kent en het lastig is om de verschillen te begrijpen. De toezichthouders doen enkele aanbevelingen om het keuzeproces voor consumenten te verbeteren, waaronder het verminderen van het aantal (vrijwel) identieke polissen per zorgverzekeraar en bij elk type basisverzekering het verplicht toegang geven tot alle aanvullende verzekeringen bij dezelfde zorgverzekeraar. Op 5 juni 2024 publiceert Paul de Bijl – de hoofdeconoom van de ACM – een blog over de stilzwijgende afstemming op de Nederlandse spaarmarkt (zie in dit verband ook het rapport van de ACM van 28 mei 2024 dat in deel 2 van deze update wordt besproken). De Bijl gaat in algemene zin in op de theorie achter stilzwijgende afstemming en hoe dat in de praktijk kan uitwerken. Hij omschrijft hoe concurrerende ondernemingen onderling het begrip delen dat zij baat kunnen hebben bij rust op de markt zonder dat naar elkaar uit te spreken. Dit is qua effecten vergelijkbaar met een kartel. Hij benoemt hoe lastig het is om hier oplossingen voor te vinden. Ces­sie­over­een­kom­sten geldig in rechtszaak tegen Google omtrent misbruik van machtspositie Op 1 mei 2024 oordeelt de rechtbank Amsterdam in een tussenvonnis in een rechtszaak tegen Google dat de ces­sie­over­een­kom­sten waarin de benadeelden hun vorderingen aan Wolfson (eiser) hebben overgedragen geldig zijn. Google Shopping is een zoekdienst van Google, waarmee klanten producten kunnen vergelijken bij online verkopers. Op 27 juni 2017 heeft de Europese Commissie Google beboet voor een bedrag van EUR 2,42 miljard voor misbruik van machtspositie door in het kader van de exploitatie van haar zoekmachine haar eigen prijs­ver­ge­lij­kings­dienst Google Shopping gunstiger te positioneren dan concurrerende ver­ge­lij­kings­dien­sten. Het hoger beroep tegen het besluit is aanhangig. De Compare Group biedt prijs­ver­ge­lij­kings­web­si­tes aan. Wolfson heeft met de Compare Group twee ces­sie­over­een­kom­sten gesloten inzake de vorderingen tot schadevergoeding wegens het misbruik door Google. De ces­sie­over­een­kom­sten zijn op 28 april 2022 ondertekend namens XelNeb Holding B.V. als bestuurder van Compare Beheer B.V., die handelde namens de andere entiteiten van de Compare Group. Op 2 mei 2022 is Wolfson de onderhavige procedure tegen Google gestart. Google betwist de rechtsgeldigheid van de ces­sie­over­een­kom­sten. XelNeb Holding B.V. was al voor het moment van ondertekenen uit functie getreden als zelfstandig bevoegd bestuurder van Compare Beheer B.V. Wolfson erkent in de procedure dat XelNeb Holding B.V. inderdaad niet bevoegd was om de ces­sie­over­een­kom­sten te ondertekenen, maar heeft een brief overlegd waarin verklaard wordt dat een rechtsgeldige cessie wel degelijk de bedoeling was van beide partijen bij de ces­sie­over­een­komst. De rechtbank stelt dat in de verhouding tussen de cessionaris (Wolfson) en de schuldenaar (Google) niet beslissend is of de overdracht van de vordering geldig is geschied. Ook als aan die overdracht gebreken kleven, staat in de verhouding tussen Wolfson en Google centraal of Google de overdracht tegen zich moet laten werken. Zij mag in beginsel afgaan op de mededeling van de cessie, de akte en de titel. Met de verklaring staat het volgens de rechtbank voldoende vast dat het de bedoeling was van Compare Group en Wolfson om met de twee ces­sie­over­een­kom­sten de vorderingen aan Wolfson over te dragen. Bij Google kan er geen misverstand over bestaan dat de entiteiten van Compare Group zich gebonden achten aan de cessie en dat Google aan Wolfson kan betalen. De betwisting van de rechtsgeldigheid van de ces­sie­over­een­kom­sten slaagt dus niet. Daarnaast had Google een beroep op verjaring gedaan, wat ook door de rechtbank wordt afgewezen. Google meent dat Compare Group ruim voor 26 december 2011 bekend was met de schade, aangezien zij bekend was met het afnemende aantal bezoekers dat via Google op haar websites kwam. Dat Google haar algoritmes had gewijzigd, was ook publiekelijk bekend. Bovendien had de Commissie al op 30 november 2010 bekendgemaakt dat ze Google Shopping zou onderzoeken. De rechtbank volgt Google hier niet in. Uit het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Heureka Group/Google blijkt dat in beginsel vanaf het moment dat een samenvatting van het besluit van de Europese  Commissie in het Publicatieblad is verschenen ervan uit kan worden gegaan dat een benadeelde beschikt over de informatie die nodig is om een schadevordering in te kunnen stellen. De verjaring kan echter niet gaan lopen vóór het moment waarop de inbreuk is beëindigd. Dit kan ertoe leiden dat bij een voortdurende inbreuk (zoals hier het geval is) de ver­ja­rings­ter­mijn niet alleen nog niet was verstreken, maar zelfs nog niet was ingegaan. De dagvaarding dateert van 22 mei 2022 en dat is binnen de termijn van 5 jaar na het besluit van de Commissie. Dat betekent dat er geen sprake is van verjaring. Rechtbank Amsterdam, 1 mei 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:2292 ACM oordeelt over weinig concurrerende spaarmarkt voor consumenten Op 28 mei 2024 concludeert de ACM naar aanleiding van haar onderzoek naar het functioneren van de Nederlandse spaarmarkt dat de spaarrentes voor consumenten bij de Nederlandse grootbanken (ABN Amro, ING en Rabobank) achterblijven bij de recent gestegen beleidsrente van de Europese Centrale Bank. De ACM ziet een gebrek aan concurrentie op de spaarmarkt als mogelijke verklaring. Uit haar onderzoek komt een aantal oorzaken van deze weinig concurrerende spaarmarkt naar voren. Het leeuwendeel van de Nederlandse spaarders heeft een rekening bij een van de drie grootbanken en slechts een zeer kleine groep van deze spaarders stapt over naar andere banken met hogere rentes. De drie grootbanken hebben dus het overgrote deel van de spaarmarkt in handen. Hoewel de ACM geen aanwijzingen heeft gevonden voor verboden afspraken tussen deze banken om de rente laag te houden, meent zij dat het wel aannemelijk is dat er sprake is van 'stilzwijgende afstemming' tussen de grootbanken. De ACM veronderstelt dat de banken elkaars tarieven scherp in de gaten houden en elkaar qua rentepercentage op de voet volgen en dus stilzwijgend hun gedrag op elkaar afstemmen. Nu er geen sprake is van onderlinge afspraken, valt er niet te handhaven onder het kartelverbod. De ACM stelt daardoor vast dat zij geen bevoegdheden heeft om de concurrentie op de spaarmarkt te verbeteren, en doet (wederom) een oproep om een New Competition Tool in te voeren (zie hiervoor o.a. de vorige update: ACT update maart & april 2024). De ACM doet diverse aanbevelingen aan de wetgever om de concurrentie op de Nederlandse spaarmarkt op gang te helpen; zo dient (i) de in­for­ma­tie­voor­zie­ning door banken transparanter te worden, (ii) er een verbod te komen op koppelverkoop van spaar- en betaalproducten en (iii) een verplichte overstapservice van banken te worden gecreëerd. Deze zouden moeten bijdragen aan het verlagen van overstapdrempels voor de consument en de versterking van de con­cur­ren­tie­druk. Zie in dit kader ook de artikelen uit het FD over het onderzoek van de ACM en een interview met be­stuurs­voor­zit­ter Martijn SnoepPersbericht ACM 28 mei 2024 (ACM: spaarrentes blijven achter door te weinig concurrentie | ACM. nl) ACM mag openbaarmaking van door haar vervaardigde stukken afwijzen op grond van de Instellingswet Op 10 juni 2024 oordeelt de rechtbank Rotterdam dat de ACM terecht heeft geweigerd om documenten openbaar te maken op grond van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (In­stel­lings­wet). Eiser had op 6 juli 2022 bij de ACM een verzoek ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo), omdat hij de tarieven van Essent niet redelijk vond en wilde inzien wat de ACM daar al aan gedaan had. De ACM wees het verzoek op 15 augustus 2022 af met een beroep op de Instellingswet in plaats van de Woo. De ACM stelde dat openbaarmaking van haar be­oor­de­lings­mo­del­len ener­gie­le­ve­ran­ciers in staat zou stellen hun tarieven aan te passen aan de maximaal toegestane prijzen. Dat zou de marktwerking verstoren en zou leiden tot hogere prijzen voor consumenten. In de rechtszaak voert de eiser aan dat hij inzicht wil in de be­oor­de­lings­mo­del­len van de ACM om te begrijpen waarom bepaalde hoge tarieven zijn goedgekeurd. Hij betoogt dat het argument van de ACM dat openbaarmaking in strijd zou zijn met het toezichtdoel achterhaald is. Volgens de eiser zijn de ta­rief­ver­schil­len tussen verschillende ener­gie­le­ve­ran­ciers al groot genoeg om te kunnen afleiden welke tarieven door de ACM waren goedgekeurd. De rechter volgt dit betoog niet en stelt  voorop dat de relevante artikelen uit de Instellingswet een uitputtende regeling vormen die voorrang heeft op de Woo. Hoewel de Instellingswet de ACM toestaat om documenten openbaar te maken, moet de ACM dit onder specifieke omstandigheden weigeren, vooral wanneer openbaarmaking het toezicht zou ondermijnen. Dit geldt ook voor vertrouwelijke bedrijfsgegevens die met de overheid zijn gedeeld en die niet openbaar mogen worden gemaakt op basis van de Woo. De ACM brengt naar voren dat documenten uit toe­zichts­dos­siers meestal niet openbaar worden gemaakt omdat ze vertrouwelijke informatie bevatten van onder toezicht gestelde partijen. Openbaarmaking zou de ver­trou­wens­re­la­tie tussen de ACM en bedrijven schaden en de uitvoering van haar wettelijke taken bemoeilijken. Verder bevatten de documenten strategische informatie over hoe de ACM invulling geeft aan het kartelverbod in artikel 6 Mededingingswet en aan verzoeken om informele zienswijzen. Openbaarmaking zou eveneens het me­de­din­gings­toe­zicht ondermijnen. De rechtbank onderschrijft dit standpunt. Openbaarmaking van de bandbreedtes voor energietarieven zou inderdaad schadelijk zijn voor de mededinging. De rechtbank erkent dat als ener­gie­le­ve­ran­ciers de bandbreedte zouden kennen, ze hun tarieven aan de bovenkant van die bandbreedte zouden kunnen vaststellen. Dat zou nadelig zijn voor de mededinging en voor de consumenten. Rechtbank Rotterdam 10 juni 2024,  ECLI:NL:RBROT:2024:5177 CBb oordeelt dat de ACM openbaarmaking van documenten terecht heeft geweigerd Op 11 juni 2024 stelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) de ACM in het gelijk in een zaak omtrent de weigering van openbaarmaking van documenten. Op 17 maart 2020 had de aanvrager op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) de ACM verzocht om schriftelijke informatie over boetes die de ACM had opgelegd aan een onderneming in het kader van de Rotterdamse taxi-zaak. De aanvrager, zelf ook beboet voor deelname aan het betreffende kartel, wilde namelijk weten of die boetes na de oplegging daarvan waren kwijtgescholden of gematigd en of er met betrekking tot (de incasso van) deze boetes nadere besluiten waren genomen. Op 14 april 2020 heeft de ACM dit verzoek afgewezen op grond van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (In­stel­lings­wet). De ACM meende dat de Instellingswet hier van toepassing was en niet de Wob, omdat het verzoek zag op gegevens die de ACM had vervaardigd in verband met werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van haar wettelijke taak. De ACM zag geen aanleiding om gebruik te maken van haar discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 12w Instellingswet. Openbaarmaking van de verzochte informatie zou niet nuttig of nodig zijn uit een oogpunt van voorlichting en transparantie. De sanctiebesluiten in de kartelzaak waren immers al openbaar gemaakt en de handelwijze met betrekking tot de betalingen van boetes waren al voldoende kenbaar op haar website, aldus de ACM. Op 17 maart 2020 heeft de rechtbank Rotterdam het beroep hiertegen ongegrond verklaard. De rechtbank was van oordeel dat de Instellingwet niet ziet op besluiten tot kwijtschelding of niet-invordering van opgelegde boetes. Met openbaarmaking van de sanctiebesluiten is het met de Instellingswet nagestreefde doel van openbaarmaking bereikt, omdat daarmee (i) de overtreder, (ii) de aard en ernst van de overtreding en de (iii) op basis daarvan opgelegde sanctie openbaar zijn gemaakt. Als later wordt beslist tot kwijtschelding van de opgelegde boetes, wordt er niets gewijzigd in deze drie aspecten. Evenmin is er sprake van een heroverweging van een besluit tot het opleggen van een sanctie, waardoor een dergelijke beslissing buiten de reikwijdte van de Instellingswet valt. Eerder had de rechtbank al geoordeeld dat  de ACM in redelijkheid kon besluiten om enkel van de bevoegdheid uit artikel 12w Instellingswet gebruik te maken als zij dat nuttig en nodig vindt uit een oogpunt van voorlichting en transparantie. In het geschil in hoger beroep gaat het om de vraag welk open­baar­ma­kings­re­gime van toepassing is op het verzoek en of het oordeel van de rechtbank dat de ACM het verzoek (mede) mocht afwijzen op grond van de Instellingswet juist is. Naar het oordeel van het CBb heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de Instellingswet niet van toepassing is op besluiten tot kwijtschelding of niet-invordering van opgelegde boetes. Het was de bedoeling van de wetgever dat deze wet van toepassing zou zijn op besluiten waarbij een overtreding wordt vastgesteld. De Instellingswet is niet van toepassing wanneer louter een be­ta­lings­ver­plich­ting wordt gewijzigd, aldus het CBb, aangezien bij die beslissing geen overtreding wordt vastgesteld. Het CBb is, anders dan de ACM, van oordeel dat openbaarmaking van de verzochte gegevens over de vermindering van de be­ta­lings­ver­plich­ting van opgelegde boetes op zichzelf nuttig en nodig is uit een oogpunt van voorlichting en transparantie. Deze gegevens bieden namelijk inzicht aan consumenten en marktpartijen over de handelwijze van de ACM. Tegenover het belang bij openbaarmaking van de verzochte gegevens staat echter het belang van de betrokken onderneming dat daarvan wordt afgezien. Het zou namelijk gaan om gegevens over haar financiële draagkracht. Dergelijke informatie is op zichzelf al con­cur­ren­tie­ge­voe­lig. Het belang bij bescherming van zulke bedrijfsgegevens is groot. Naar het oordeel van het CBb wegen de transparantie- en voor­lich­tings­be­lan­gen in dit geval niet op tegen de negatieve gevolgen daarvan. Voor zover artikel 12w Instellingswet van toepassing is, mocht de ACM het verzoek dus afwijzen. De rechtbank heeft het beroep van aanvrager daarom terecht ongegrond verklaard. College van beroep voor het bedrijfsleven, 11 juni 2024, ECLI:NL:CBB:2024:392 Toezeggingen Ticketmaster leiden tot meer keuze bij doorverkoop van kaartjes Op 19 juni 2024 publiceert de ACM haar besluit inzake toezeggingen van Ticketmaster over doorverkoop van tickets. De toezeggingen leiden ertoe dat consumenten hun mobiele Tic­ket­mas­ter-tic­kets ook buiten het platform van Ticketmaster kunnen doorverkopen. Ticketmaster is actief op het gebied van zowel de primaire verkoop van tickets als de secundaire verkoop van tickets. Onlinetickets hebben doorgaans de vorm van een Pdf-bestand waardoor zij gemakkelijk kunnen worden overgedragen en doorverkocht (ook op andere door­ver­koop­plat­forms dan die van Ticketmaster). Ticketmaster heeft echter eigen mobiele Tic­ket­mas­ter-tic­kets ontwikkeld die gebonden zijn aan een Tic­ket­mas­ter-ac­count en daardoor alleen tussen dergelijke accounts overdraagbaar zijn. In mei 2023 startte de ACM een onderzoek naar mogelijke beperkingen voor consumenten bij de verkoop van mobiele tickets op een ander door­ver­koop­plat­form dan dat van Ticketmaster. Alhoewel de ACM geen overtreding van het verbod op misbruik van een economische machtspositie heeft vastgesteld, heeft zij wel enkele risico's ge­ï­den­ti­fi­ceerd. Het gesloten transfersysteem met te strenge voorwaarden rondom de doorverkoop van tickets kan leiden tot hogere kosten en slechtere voorwaarden voor de consument. Door de toezeggingen van Ticketmaster kunnen consumenten nu een door­ver­koop­plat­form kiezen dat past bij hun voorkeuren en zijn zij daardoor niet beperkt tot doorverkoop via het platform van Ticketmaster. Ticketmaster zal consumenten en andere door­ver­koop­plat­forms informeren over het gebruik van de zogenoemde ‘trans­fer­func­ti­o­na­li­teit’ en zal ervoor zorgen dat deze functionaliteit ook beschikbaar blijft bij doorverkoop van mobiele Tic­ket­mas­ter-tic­kets via door­ver­koop­plat­forms van derden. Door deze toezeggingen kunnen andere platforms nu ook concurreren om de doorverkoop van mobiele Tic­ket­mas­ter-tic­kets. Persbericht ACM 19 juni 2024 (Toezegging Ticketmaster: consument heeft weer keuze uit door­ver­koop­plat­forms | ACM. nl)Besluit ACM 19 juni 2024 (Ontwerpbesluit toezegging Ticketmaster over doorverkoop tickets (acm. nl))
02/07/2024
The General Court of the EU annuls the Commission decision on restructuring...
On 8 May 2024, the General Court of the EU annulled the Commission decision of 26 July 2021 approving restructuring aid to German airline Condor following an annulment action lodged by Ryanair. The Commission...
30/05/2024
Antitrust, Competition & Trade update: maart & april 2024
In het kort Boetebesluit aanbesteding schoolterrein Roermond Op 7 maart 2024 publiceert de ACM een boetebesluit ten aanzien van kartelvorming in het kader van een openbare aanbesteding door een scho­len­ge­meen­schap in Roermond. Twee aannemers hadden informatie uitgewisseld over hun voorgenomen inschrijfgedrag en zich aan prijslenen schuldig gemaakt. Eén van de ondernemingen heeft na een clementieverzoek immuniteit gekregen, de ander is beboet. Sterkere on­der­han­de­lings­po­si­tie varkenshouders na toezegging Vion Op 19 maart 2024 accepteert de ACM de toezegging van Vion, een vleesproducent, om niet langer eenzijdig contracten met varkenshouders te wijzigen. De onderneming zal contracten niet langer per direct beëindigen indien varkenshouders besluiten nieuwe con­tract­con­di­ties niet te aanvaarden. Volgens de ACM wordt de on­der­han­de­lings­po­si­tie van de varkenshouders verbeterd. Dat is in lijn met de doelstelling van de op 1 november 2021 in werking getreden Wet Oneerlijke Han­dels­prak­tij­ken Landbouw. Besluit tot centralisering van prij­zen­ma­na­ge­ment in de professionele wielersport door UCI/CPA Op 19 maart 2024 bevestigt het Gerechtshof Den Bosch dat het besluit tot centralisering van prij­zen­ma­na­ge­ment in de professionele wielersport niet in strijd is met het me­de­din­gings­recht. De be­lan­gen­be­har­ti­gings­or­ga­ni­sa­tie voor de professionele wielrenners, de CPA (Cyclistes Professionels Associés), heeft dat gecentraliseerde prij­zen­ma­na­ge­ment­sys­teem in 2019 ingevoerd en verplicht gesteld. Anders dan werd betoogd door Cycling Services, een be­mid­de­lings­or­ga­ni­sa­tie tussen wielrenners en wed­strijd­or­ga­ni­sa­ties, heeft dat besluit geen me­de­din­gings­be­per­ken­de strekking. KPN mag Youfone overnemen Op 21 maart 2024 geeft de ACM een on­voor­waar­de­lij­ke vergunning af aan KPN voor de overname van Youfone. In de eerste fase had de ACM twijfels bij de overname wegens de kans dat er belangrijke concurrentiedruk weg zou kunnen vallen in het budgetsegment van de telecommarkt. Het onderzoek in de tweede fase wees volgens de ACM uit dat de overname weinig tot geen effect zal hebben op con­su­men­ten­prij­zen en de con­cur­ren­tie­druk, zelfs niet in het segment voor scherper geprijsde mobiele te­le­foon­abon­ne­men­ten. KPN zal na de overname onverminderd prikkels hebben om andere mobiele aanbieders zonder eigen netwerk toegang te bieden tot haar netwerk. Vastgoedplatform ROZ schrapt automatische in­fla­tie­cor­rec­tie uit mo­del­con­trac­ten Op 10 april 2024 kondigt de ACM aan dat de vereniging Raad voor Onroerende Zaken (ROZ) haar modelcontracten voor de huur van kantoor- en winkelruimtes heeft aangepast. Daarin stond een jaarlijkse huuraanpassing verwerkt die was gekoppeld aan de con­su­men­ten­prijs­in­dex. Volgens de ACM mag een bran­che­or­ga­ni­sa­tie haar leden niet adviseren over prijzen, en dus ook niet een automatische aanpassing van de huurprijs faciliteren. De gebruikers van de mo­del­over­een­kom­sten kunnen inmiddels kiezen voor een vast percentage, index naar keuze of kunnen afzien van een automatische stijging in het geheel. ACM: duur­zaam­heids­ini­ti­a­tief Thuiswinkel past binnen con­cur­ren­tie­re­gels Op 11 april 2024 geeft de ACM haar goedkeuring voor een duur­zaam­heids­ini­ti­a­tief van Thuiswinkel (Thuiswinkel. org), de bran­che­or­ga­ni­sa­tie voor de e-commerce sector. Het is de eerste sectorbrede non-profit standaard voor ondernemers die hun impact op het milieu willen verminderen. De standaard verdraagt zich met het kartelverbod omdat webwinkels zelf kunnen kiezen of ze al dan niet de duur­zaam­heids­stan­daard hanteren, zelf keuzes op het vlak van duurzaamheid blijven maken en de standaard biedt ruimte voor deelnemers om nieuwe duurzame innovaties aan te bieden. De ACM beschouwt als cruciaal dat is gewaarborgd dat commercieel gevoelige informatie niet wordt uitgewisseld. Blog Martijn Snoep: Grote bedrijven, grote risico’s Op 12 april 2024 publiceert de be­stuurs­voor­zit­ter van de ACM, Martijn Snoep, een blog waarin hij de risico’s bespreekt van grote ondernemingen. In voorkomend geval verhogen zij eenzijdig prijzen, verlagen zij de kwaliteit van producten of diensten en maken zij misbruik van in­for­ma­tie-asym­me­trie­ën. Snoep onderstreept de rol van onafhankelijke toezichthouders als noodzakelijke tegenmacht van grote ondernemingen bij het goed laten functioneren van markten. Hij geeft drie lessen voor de toekomst mee; (i) preventie is beter dan genezen, (ii) een gestroomlijnde één-overheid aanpak is noodzakelijk om de problemen aan te pakken en (iii) er bestaat geen panacea om alle me­de­din­gings­pro­ble­men op te lossen. Tegen deze achtergrond benoemt de be­stuurs­voor­zit­ter opnieuw de noodzaak van invoering van een nieuw me­de­din­gings­in­stru­ment (the new competition tool). ACM publiceert aangepaste werkwijze bij con­cen­tra­tie­za­ken Op 26 april 2024 publiceert de ACM haar laatste versie van de werkwijze bij con­cen­tra­tie­za­ken. De werkwijze beschrijft hoe de ACM omgaat met meldingen en ver­gun­nings­aan­vra­gen. De werkwijze bevat nu een uitgebreidere toelichting op het gebruik van omzetcijfers. Verder is de tekst geactualiseerd. Afwijzing hand­ha­vings­ver­zoek DHL en GLS Op 29 april 2024 kondigt de ACM aan dat zij de hand­ha­vings­ver­zoe­ken van DHL en GLS jegens PostNL afwijst op basis van haar pri­o­ri­te­rings­be­leid. PostNL zou volgens hen de me­de­din­gings­re­gels overtreden in verband met ex­clu­si­vi­teits­af­spra­ken die zij heeft met bepaalde retailpunten in Nederland. Uit het preliminaire onderzoek van de ACM blijkt evenwel dat er voldoende mogelijkheden voor het verwerven van servicepunten zijn op de Nederlandse markt. Verder groeit DHL ten opzichte van PostNL op de pak­ket­be­zor­gings­markt en is het aantal servicepunten van concurrenten van PostNL de afgelopen jaren toegenomen. 
29/04/2024
Afslagenbeleid Zilveren Kruis niet in strijd met het me­de­din­gings­recht
Het gerechtshof Den Haag oordeelt op 16 april 2024 dat, anders dan ge­nees­mid­de­len­groot­han­del Eureco-Pharma meent, gedragingen van zorgverzekeraar Zilveren Kruis, van de fabrikant van het geneesmiddel Imbruvica en van enkele ziekenhuizen geen strijd opleveren met het kartelverbod. Imbruvica is een intramurale geneesmiddel voor leukemie en lym­fe­klier­kan­ker. De fa­bri­kant ver­koopt het geneesmiddel aan ziekenhuizen in Nederland. Eureco-Pharma is een pa­ral­lel­im­por­teur. Zij koopt het geneesmiddel in andere lidstaten en verkoopt het aan ziekenhuizen in Nederland. Ziekenhuizen declareren de zogenaamde apotheker inkoopprijs (AIP, ook wel de lijstprijs genoemd) die als een maximale prijs geldt bij de zorg­ver­ze­ke­raars. Als de ziekenhuizen een lagere inkoopprijs afspreken met de fabrikant of de pa­ral­lel­im­por­teur, komt het verschil met AIP voor rekening van de ziekenhuizen. In 2019 hebben Zilveren Kruis en andere verzekeraars gezamenlijk een raamovereenkomst gesloten met de fabrikant en afspraken gemaakt over de inkoopprijs. Tevens is afgesproken dat ziekenhuizen Imbruvica op basis van nacalculatie en zonder toepassing van afslagen op de AIP bij de zorgverzekeraar kunnen declareren. De voorwaarde hiervoor was echter dat ziekenhuizen het middel rechtstreeks inkopen bij de fabrikant. Daarnaast hanteerde Zilveren Kruis een afslag (49% in 2020, 7% voor capsules en 17% voor tablets in 2021) op de AIP voor het gedeclareerde geneesmiddel dat de ziekenhuizen niet rechtstreeks bij de fabrikant inkochten. Ook de andere verzekeraars hanteerden een afslagenbeleid maar de percentages verschilden. Door dit afslagenbeleid werd het voor ziekenhuizen financieel onaantrekkelijk om bij een pa­ral­lel­dis­tri­bu­teur zoals Eureco-Pharma te kopen. Het marktaandeel van Eureco-Pharma voor Imbruvica is in het eerste kwartaal van 2020 gedaald van 60-70% tot nihil. Het marktaandeel van de fabrikant is in diezelfde periode gestegen naar 100 procent. Eureco-Pharma stelde zich, o.a., op het standpunt dat (i) de raam­over­een­komst een verboden overeenkomst of een onderling afgestemde feitelijke gedraging (oafg) was tussen de zorgverzekeraars (en ook de fabrikant) en (ii) er sprake was van verboden verticale afspraken tussen Zilveren Kruis en ziekenhuizen. Ten aanzien van de raamovereenkomst maakt het gerechtshof een onderscheid tussen de afspraak over korting op de inkoopprijs op basis van nacalculatie en afslagenbeleid van zorg­ver­ze­ke­raars. Verwijzend naar de ACM “Leidraad gezamenlijke inkoop ge­nees­mid­de­len”, oordeelt het gerechtshof dat door de zorgverzekeraars gezamenlijk met de fabrikant gemaakte afspraken over de korting op basis van nacalculatie toegestaan zijn. Wat betreft afslagenbeleid merkt het gerechtshof op dat afspraken/oafg tussen zorgverzekeraars om afslagen toe te passen indien ziekenhuizen Imbruvica niet bij de fabrikant inkopen in strijd kunnen zijn met het kartelverbod. Daar ziet het gerechtshof echter onvoldoende aan­kno­pings­pun­ten voor. Uit het bestaan van kor­tings­af­spra­ken of het toepassen van afslagen door zorgverzekeraars kan niet worden afgeleid dat er ook afspraken zijn gemaakt of feitelijk onderling is afgestemd over afslagen. In dat kader acht het gerechtshof relevant dat: (i) iedere zorgverzekeraar een zelfstandige prikkel heeft om een afslag toe te passen want hoe meer ziekenhuizen het middel bij de fabrikant inkopen, hoe groter de korting die de zorgverzekeraar krijgt; (ii) diverse zorgverzekeraars wisselende afslagen hanteren. Het gerechtshof is ook niet overtuigd van het bestaan van verticale afspraken of een oafg tussen Zilveren Kruis en de ziekenhuizen. Hoewel Zilveren Kruis eenzijdig de rechts­be­trek­kin­gen met de ziekenhuizen heeft gewijzigd, doordat zij het afslagenbeleid is gaan hanteren, kan dit niet als een overeenkomst of oafg worden gekwalificeerd. Om deze eenzijdige handeling als een overeenkomst tussen Zilveren Kruis en de ziekenhuizen te kunnen kwalificeren, dienen de ziekenhuizen hiermee uitdrukkelijk of stilzwijgend te hebben ingestemd. Dat ligt hier niet voor de hand, nu de ziekenhuizen juist geen belang hebben bij het afslagenbeleid van Zilveren Kruis. Ook heeft het inkoopverband van ziekenhuizen in een brief aan Eureco-Pharma hun ongenoegen geuit over het afslagenbeleid van Zilveren Kruis en tevens opgemerkt dat zij door dit beleid worden “gedwongen” om Imbruvica in te kopen bij de fabrikant. Onder deze omstandigheden acht het gerechtshof het enkele feit dat de ziekenhuizen Imbruvica zijn gaan afnemen bij de fabrikant onvoldoende om aan te kunnen nemen dat sprake is van wils­over­een­stem­ming of een oafg tussen Zilveren Kruis en de ziekenhuizen. Gerechtshof Den Haag 16 april 2024 (ECLI:NL:GHD­HA:2024:608) Contact Heeft u vragen of opmerkingen over deze publicatie? Neem dan contact met ons op, wij gaan graag met u in gesprek.
10/04/2024
CMS adviseert Daihen Corporation bij de overname van Rolan Robotics
CMS heeft Daihen Corporation geadviseerd bij haar overname van Rolan Robotics. Daihen Corporation is een Japanse ontwikkelaar van innovatieve elektrische apparatuur, lasmachines, industriële robots en...
05/04/2024
Groningse samenwerking in de zorg niet nader onderzocht door de ACM
Op 4 maart 2024 wijst de ACM het hand­ha­vings­ver­zoek af van Zelfstandige Klinieken Nederland (ZKN) om op te treden tegen een samenwerking tussen de zorgverzekeraars VGZ, Zilveren Kruis en Menzis enerzijds en het Martini Ziekenhuis, het Ommelander Ziekenhuis en het UMCG anderzijds, met toepassing van haar pri­o­ri­te­rings­be­leid. De samenwerking op het gebied van beweegzorg, cardiologische zorg, rectumchirurgie en plastische chirurgie beoogt de zorg in de regio Groningen duurzaam en toegankelijk te houden en houdt verband met een stijgende zorgvraag en een tekort aan personeel. Volgens ZKN zou de samenwerking evenwel (ook) tot doel hebben om zelfstandige behandelcentra (ZBC's) op de regionale zorgmarkt te weren. De ACM komt tot de conclusie dat daarvoor voorshands geen aanwijzingen bestaan. De ziekenhuizen en verzekeraars in kwestie hebben immers publiekelijk aangegeven dat zij in gesprek gaan met ZBC's om hen bij zorgoplossingen te betrekken en dat er geen sprake is van uitsluiting van dergelijke partijen. Bovendien streeft de samenwerking concrete doelen na om de zorg te verbeteren in de regio. Besluit ACM 28 maart 2024 (publicatie 4 april 2024 (ACM/23/187351)) Contact Heeft u vragen of opmerkingen over deze publicatie? Neem dan contact met ons op, wij gaan graag met u in gesprek.
12/03/2024
Antitrust, Competition & Trade update: januari en februari 2024
In het kort In een op 18 januari 2024 gepubliceerde uitspraak oordeelt de rechtbank Amsterdam dat zij bevoegd is kennis te nemen van een collectieve actie die Stichting App Stores Claims aanhangig heeft gemaakt namens particuliere en zakelijke gebruikers van de Play Store. De claimstichting stelt Google en haar moederbedrijf Alphabet aansprakelijk voor vermeend misbruik van een economische machtspositie, als gevolg waarvan de gebruikers van de Play Store – kort gezegd – te veel zouden hebben betaald voor hun aankopen. Nu de rechter zich bevoegd acht van de zaak kennis te nemen, zal deze zich buigen over de vraag of de claimstichting de belangen van de gebruikers (exclusief) mag behartigen. Op 23 januari 2024 publiceert de ACM haar Focus Werkzaamheden voor 2024. De ACM geeft aan zich net als in 2023 op de digitale economie, de energietransitie en verduurzaming te zullen richten. De ACM gaat consumenten en ondernemers voorlichten over hun rechten en plichten onder nieuwe digitale wetgeving (Digital Services Act, Digital Markets Act en Plat­form-to-Bu­si­ness Verordening). De ACM wil voorts de drukte op het stroomnet aanpakken en de tarieven van leveranciers in de energiemarkt scherp in de gaten blijven houden. Wat betreft verduurzaming zal onverminderd aandacht blijven uitgaan naar misleidende duur­zaam­heids­claims (greenwashing). Op 24 januari 2024 publiceert de ACM de vernieuwde Leidraad samenwerking landbouwers. Daarin zijn de mogelijkheden neergelegd voor samenwerking tussen landbouwers binnen de geldende me­de­din­gings­re­gels. Indien een afspraak voldoet aan de voorwaarden die in de Leidraad worden genoemd is de samenwerking altijd toegestaan, aldus de ACM. Met de praktische Leidraad beoogt de ACM bij te dragen aan het bevorderen van een duurzamere productie en handel in agrarische producten. Op 30 januari 2024 oordeelt het Gerechtshof Den Bosch dat de leden van het spanstaalkartel, die in 2010 al voor in totaal EUR 500 miljoen door de Europese Commissie waren beboet, een schadevergoeding moeten betalen aan Deutsche Bahn. Waar de vorderingen door de rechtbank eerder nog werden afgewezen wegens verjaring, oordeelt de beroepsrechter dat de producenten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Deutsche Bahn geleden schade. De hoogte van de schadevergoeding zal worden bepaald in een scha­de­staat­pro­ce­du­re. Op 2 februari 2024 trekt een consortium van vier telecombedrijven na kennisneming van een voorlopig oordeel van de ACM de klacht in betreffende de uitzendrechten van de Eredivisie. De vier bedrijven (Delta Fiber, KPN, Odido en VodafoneZiggo) hadden op 5 oktober 2023 de ACM verzocht om handhavend op te treden tegen de aan Disney verleende licentierechten met betrekking tot de uitzendrechten van Ere­di­vi­sie­voet­bal. Zij voerden aan dat de gunning van de uitzendrechten door middel van een openbare aanbesteding diende te geschieden. De ACM zag echter na haar initiële beoordeling geen reden de overeenkomst op basis waarvan de licentierechten aan Disney zijn verleend als strijdig met de me­de­din­gings­re­gels aan te merken. Op 9 februari 2024 kondigt DPG Media aan RTL Nederland te willen overnemen en daartoe een con­cen­tra­tie­mel­ding te hebben ingediend. DPG Media is onderdeel van de Belgische DPG Media Group en is met name bekend als uitgever van dagbladen, tijdschriften en online nieuws en eigenaar van radiozenders Qmusic en JOE. De transactie volgt op een recent verbod van de ACM van de overname van Talpa door RTL. Op 14 februari 2024 kondigt de ACM aan een onderzoek te zijn gestart naar Bol. com. Dit doet de ACM naar aanleiding van signalen uit de markt dat Bol. com zichzelf en bepaalde ondernemers zou hebben bevoordeeld (self preferencing) op haar website. De ACM heeft de exploitant van het online platform vragen gesteld om te kunnen onderzoeken of daar inderdaad sprake van is. Op 14 februari 2024 wijst de ACM het bezwaar van deelnemers van het inkoopkartel voor eieren tegen de door de ACM aan hen opgelegde boetes af. De ACM had op 22 december 2022 drie fabrikanten van eierproducten beboet wegens het onderling afstemmen van inkoopprijzen, verdelen van leveranciers en delen van con­cur­ren­tie­ge­voe­li­ge informatie. De rechtbank Rotterdam verklaart op 19 februari 2024 het beroep van een der­de-be­lang­heb­ben­de niet ontvankelijk betreffende de vergunning voor de overname Landal door Roompot. De ACM had de vergunning verleend onder toezegging van het afstoten van enkele vakantieparken aan een derde partij, Dormio. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheid dat de belanghebbende va­kan­tie­ac­com­mo­da­ties bezit op een aan Dormio overgegaan vakantiepark in dit geval niet voldoende is om als belanghebbende te worden aangemerkt. Op 21 februari 2024 publiceert hoofdeconoom van de ACM Paul de Bijl een blog over zijn visie omtrent de maatschappelijke ver­ant­woor­de­lijk­heid van het bedrijfsleven, vooral in de digitale economie. Hij betoogt dat steeds verdergaande regulering onvoldoende is om de cirkel te doorbreken. De oplossing ziet hij in “corporate purpose”. Dat houdt in dat bedrijven wel streven naar winst, maar niet naar het afwentelen van de kosten op anderen. Op 27 februari 2024 bevestigt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) een door de ACM aan een deelnemer van het dakdekkerskartel in 2020 opgelegde boete. Tijdens een aanbesteding met vier inschrijvende partijen voor een renovatieklus in Amsterdam hadden twee dakdekkers  vooraf heimelijke afspraken gemaakt over hun inschrijving. Net als de rechtbank Rotterdam oordeelt het CBb dat de ACM het bewijs dat zij had verzameld in haar onderzoek niet verkeerd had beoordeeld. De boete blijft dus in stand. Gerechtshof oordeelt dat twee liftproducenten onrechtmatig hebben gehandeld jegens wo­ning­cor­po­ra­ties en andere afnemers Het Gerechtshof Den Haag heeft op 23 januari 2024 voor recht verklaard dat de liftproducenten Kone en Otis onrechtmatig hebben gehandeld jegens Nederlandse wo­ning­cor­po­ra­ties en andere afnemers van liften en roltrappen van de producenten. De producenten zijn aansprakelijk voor de nader te bepalen schade, aldus de beroepsrechter. Op 21 februari 2007 had de Europese Commissie boetes opgelegd van in totaal  bijna één miljard euro wegens schending van het kartelverbod door vijf lift- en rol­trap­fa­bri­kan­ten die actief zijn op de Europese markt. Er waren onderling afspraken gemaakt over de verdeling van de markt voor de installatie en het onderhoud van hun producten, alsmede over de toewijzing van openbare aanbestedingen (bid rigging). Sindsdien zijn meerdere claimstichtingen in het leven geroepen namens de gedupeerde afnemers van liften en roltrappen in Nederland. Zowel Stichting Elevator Cartel Claim als Stichting De Glazen Lift hebben bij de rechtbank Rotterdam vorderingen ingediend. De rechtbank heeft die toegekend waarna de liftproducenten beroep hebben aan­ge­te­kend. Het Gerechtshof wijst het argument van Kone en Otis dat de precieze prijseffecten van het kartel onmogelijk te meten zijn en de kartelinbreuk geen prijsopdrijvend effect zou hebben gehad af. Enkel relevant is dat vast komt te staan dat aannemelijk is dat het kartel tot hogere prijzen heeft geleid en niet dat die hogere prijzen daadwerkelijk vast zijn komen te staan. Gerechtshof Den Haag 23 januari 2024 (ECLI:NL:GHD­HA:2024:141) Ge­rechts­hof Den Haag 23 januari 2024 (ECLI:NL:GHD­HA:2024:132) Gerechtshof wijst scha­de­ver­goe­dings­vor­de­rin­gen af wegens niet vaststaan van toerekenbaarheid schade aan ACM Op 30 januari 2024 wijst het Gerechtshof Den Haag de scha­de­ver­goe­dings­vor­de­rin­gen van enkele huizenhandelaren tegen de ACM af. Eind 2011 had de ACM  boetes opgelegd aan huizenhandelaren wegens schending van het kartelverbod. Uit onderzoek was gebleken dat deze handelaren bij exe­cu­tie­vei­lin­gen samenwerkten om zowel de inzet- als afmijnprijs zo laag mogelijk te houden. Hierna konden de handelaren de onroerende goederen in een besloten "naveiling" aan elkaar voor hogere prijzen doorverkopen, waarbij het verschil in prijs tussen beide veilingen onderling verdeeld werd. De boetebesluiten van de ACM zijn in 2017 door het CBb herroepen, hoofdzakelijk omdat de ACM onvoldoende duidelijk had gemaakt waarom alle gedragingen als een enkele voortdurende inbreuk van het kartelverbod golden. Daarvan is enkel sprake wanneer de ACM een plan daartoe kan aantonen. Het CBb oordeelde dat de ACM dat ten aanzien van een groot aantal zogenoemde "besmette veilingen" niet had gedaan. Het CBb was van oordeel dat de ACM bij de exe­cu­tie­vei­lin­gen waar een naveiling had plaatsgevonden wel voldoende had aangetoond dat die gedragingen het doel hadden de mededinging te beperken. Nu de besluiten van de ACM echter gestoeld waren op het bestaan van een enkele voortdurende inbreuk ten aanzien van alle "besmette veilingen" kon het CBb de besluiten niet in stand houden. Daarop heeft een groep handelaren collectief met de ACM onderhandeld over een minnelijke regeling ter compensatie van de schade die de handelaren als gevolg van het handelen en de publicaties van de ACM stelden te hebben geleden. Daaronder viel ook de schade die de handelaren zouden hebben geleden door het opzeggen van de bancaire relatie van hun bank naar aanleiding van de oorspronkelijke besluiten van de ACM. De onderhandeling met de ACM resulteerde in een vast­stel­lings­over­een­komst (VSO) waarin de handelaren een vaste vergoeding werd geboden. In aanvulling daarop konden de handelaren voor een hogere vergoeding in aanmerking komen als ze aan bepaalde voorwaarden voldeden. Die voorwaarden heeft de ACM vastgelegd in een aanvullend schikkingskader. De handelaren die niet met dit aanvullend schikkingskader instemden, hebben via een gerechtelijke procedure alsnog getracht (aanvullende) schadevergoeding van de ACM te vorderen. Daarin voerden zij aan dat de ACM in de VSO een causaal verband aanvaardde tussen haar handelen en de door de handelaren geleden schade waardoor de ACM schadeplichtig was voor alle geleden schade. Deze argumentatie trof bij de rechtbank geen doel. Net als de rechtbank wijst het Gerechtshof de vorderingen af. In tegenstelling tot wat partijen aanvoerden had de ACM in de VSO geen blijk gegeven van een causaal verband tussen de daarin vastgelegde vergoedingen en de handelingen van de ACM. De handelaren hadden volgens het Gerechtshof dus niet kunnen volstaan met een verwijzing naar dat kennelijk aanvaarde causale verband, maar hadden hun vorderingen beter moeten onderbouwen. Voorts oordeelt het Gerechtshof dat schade die zag op het opzeggen van de bankrelatie door de bank van de handelaren als gevolg van hun me­de­din­gings­be­per­ken­de gedragingen niet aan de ACM was toe te rekenen. Gerechtshof Den Haag 30 januari 2024 (ECLI:NL:GHD­HA:2024:59) Recht­bank Den Haag 15 februari 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:13809)
12/03/2024
After EU Commission's first decision on Carbon Contracts for Difference,...
The European Commission approved the first Carbon Contracts for Difference (CCfD) scheme under the new Guidelines on State aid for climate, environmental protection and energy 2022 (CEEAG).Fol­lo­wing the...
07/03/2024
Practical guidance on how to assess the existence of aid for risk financing...
On 26 January 2024, the Commission adopted practical guidance for Member States on assessing the existence of State aid for measures aimed at facilitating access to financing for certain bu­si­nes­ses.Risk...
05/03/2024
European Commission authorises EUR 550 million Italian hydrogen aid scheme
On 30 January 2024, the European Commission authorised an Italian hydrogen aid scheme with a budget of EUR 550 million under the Temporary Crisis and Transition Framework.The Green Deal industrial planThe...
01/03/2024
Oordeel misbruik economische machtspositie Buma/Stemra onvoldoende gemotiveerd
De Hoge Raad vernietigt op 1 maart 2024 het arrest van het gerechtshof Amsterdam over het vermeende misbruik van een economische machtspositie door Buma/Stemra op de markt voor het bedrijfsmatig afspelen van muziek. Associated Business Music Distributors (ABMD) vertegenwoordigt aanbieders van ach­ter­grond­mu­ziek aan zakelijk gebruikers. Zij betalen elk een li­cen­tie­ver­goe­ding aan collectieve be­heers­or­ga­ni­sa­tie Buma/Stemra. Buma/Stemra verleent ook licenties aan strea­ming­dien­sten voor privégebruik van muziek. ABMD-leden betalen een hoger tarief dan strea­ming­dien­sten. Sommige abonnees van strea­ming­dien­sten, zoals café-eigenaren, gebruiken hun particuliere abonnement bedrijfsmatig. Volgens ABMD gaat dit ‘lek’ ten koste van hun marktpositie. Buma/Stemra zou onrechtmatig handelen door verschillende licentietarieven voor privé en zakelijk gebruik te hanteren en door te gedogen dat pri­vé­abon­ne­men­ten voor commerciële doeleinden worden gebruikt. Dit zou misbruik van een economische machtspositie betekenen, zo stelde ABMD ter onderbouwing van haar vordering in een civiele zaak. Het gerechtshof Amsterdam oordeelde in 2022 dat Buma/Stemra een economische machtspositie had. Dat een ongelijke situatie tussen de leden van ABMD en strea­mings­dien­sten bleef voortbestaan, vormde een misbruik van die machtpositie (zie ACT update van mei/juni 2022). Volgens de Hoge Raad heeft het gerechtshof echter nagelaten een analyse te maken van alle relevante omstandigheden bij zijn oordeel dat de prijs­dis­cri­mi­na­tie leidt tot een nadeel bij de mededinging. Het enkele aannemen dat het voor de hand ligt dat de ABMD en haar leden van de ongelijke behandeling nadeel kunnen ondervinden in hun concurrentie met afnemers van wie Buma/Stemra deze vergoeding niet verlangt (dat wil zeggen de strea­mings­dien­sten) is onvoldoende, aldus de Hoge Raad. De concrete invloed van de prijs­on­ge­lijk­heid op de con­cur­ren­tie­po­si­tie van de (afzonderlijke) aanbieders had moeten worden beoordeeld. De Hoge Raad verwijst naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling en beslissing. Hoge Raad 1 maart 2024 (ECLI:NL:HR:2024:300) Contact Heeft u vragen of opmerkingen over deze publicatie? Neem dan contact met ons op, wij gaan graag met u in gesprek.