06/08/2024
Antitrust, Competition & Trade update: mei & juni 2024
In het kort Op 6 mei 2024 kondigt de ACM aan dat Stichting Milieukeur (SMK) een duurzaamheidsvergoeding mag invoeren voor producenten van groenten en fruit die het keurmerk On the Way to PlanetProof (OPP) hanteren. Deelnemende supermarkten betalen voor de kosten die de producenten moeten maken om aan het keurmerk te voldoen. Het is echter niet waarschijnlijk dat de duurzaamheidsvergoeding de mededinging beperkt of de consumentenprijzen doet stijgen. De boer en de supermarkten blijven immers vrij om zelf hun prijs te bepalen en de vergoeding beslaat slechts een beperkt deel van de prijs. De vergoeding draagt anderzijds bij aan duurzamere productie en handel in landbouwproducten (zie bijvoorbeeld de hernieuwde leidraad samenwerking landbouwers). Op 8 mei 2024 besluit de ACM dat er meer onderzoek dient te worden gedaan naar de overname van Oliehandel Klaas de Boer door FincoEnergies. Beide ondernemingen zijn actief in het leveren van scheepsbrandstoffen aan onder andere vissers, veerboten en sleepdiensten in meerdere Nederlandse havens. Door de overname zou FincoEnergies in veel van de (vooral in het Noorden gelegen) havens vrijwel de enige aanbieder van scheepsbrandstoffen worden. Uit marktonderzoek volgt dat havengebonden afnemers weinig of geen alternatieven zien. Een tweede fase is daarom aangewezen. Op 17 mei 2024 besluit de ACM dat er aanvullend onderzoek nodig is naar de overname van RTL Nederland (RTL) door DPG Media (DPG). Door de overname zou DPG een nog sterkere positie krijgen als aanbieder van (on)betaald nieuws, zowel online als offline. Daardoor kan zij de kwaliteit en toegankelijkheid van algemene nieuwsdiensten verlagen. De ACM betrekt (voor het eerst) in haar overwegingen dat er door de overname nadelige gevolgen op de arbeidsmarkt kunnen ontstaan. In een tweede fase onderzoek zal dat nader moeten worden beoordeeld. Op 30 mei 2024 publiceert de ACM haar advies aan het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) over de voorwaarden voor de veiling van de regionale radiofrequenties. Die organiseert EZK begin 2025. De veilingvoorwaarden vormen een mogelijk risico voor de concurrentie op de radioluistermarkt en radio-advertentiemarkt. Daarom dient een cap (maximum) te worden gezet op de hoeveelheid ‘regionale digitaal spectrum’ die een partij mag verwerven bij de veiling. Op 30 mei 2024 maakt de ACM bekend dat het Maastricht UMC+ het St. Jans Gasthuis Weert mag overnemen. Uit het concentratiebesluit dat op 20 juni 2024 is gepubliceerd blijkt dat er na de overname voldoende concurrentie en daarmee voldoende keuze voor de patiënten overblijft. Negatieve gevolgen voor de onderhandelingspositie van zorgverzekeraars of afhankelijkheid inzake doorverwijzingen voor omliggende ziekenhuizen zullen niet ontstaan na de concentratie. Op 4 juni 2024 publiceert ACM een rapport naar aanleiding van een gezamenlijk onderzoek van de ACM en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) naar de zorgverzekeringsmarkt. De consument heeft moeite met het kiezen van een zorgverzekering, doordat het aanbod van zorgverzekeringen weinig tot geen verschillen kent en het lastig is om de verschillen te begrijpen. De toezichthouders doen enkele aanbevelingen om het keuzeproces voor consumenten te verbeteren, waaronder het verminderen van het aantal (vrijwel) identieke polissen per zorgverzekeraar en bij elk type basisverzekering het verplicht toegang geven tot alle aanvullende verzekeringen bij dezelfde zorgverzekeraar. Op 5 juni 2024 publiceert Paul de Bijl – de hoofdeconoom van de ACM – een blog over de stilzwijgende afstemming op de Nederlandse spaarmarkt (zie in dit verband ook het rapport van de ACM van 28 mei 2024 dat in deel 2 van deze update wordt besproken). De Bijl gaat in algemene zin in op de theorie achter stilzwijgende afstemming en hoe dat in de praktijk kan uitwerken. Hij omschrijft hoe concurrerende ondernemingen onderling het begrip delen dat zij baat kunnen hebben bij rust op de markt zonder dat naar elkaar uit te spreken. Dit is qua effecten vergelijkbaar met een kartel. Hij benoemt hoe lastig het is om hier oplossingen voor te vinden. Cessieovereenkomsten geldig in rechtszaak tegen Google omtrent misbruik van machtspositie Op 1 mei 2024 oordeelt de rechtbank Amsterdam in een tussenvonnis in een rechtszaak tegen Google dat de cessieovereenkomsten waarin de benadeelden hun vorderingen aan Wolfson (eiser) hebben overgedragen geldig zijn. Google Shopping is een zoekdienst van Google, waarmee klanten producten kunnen vergelijken bij online verkopers. Op 27 juni 2017 heeft de Europese Commissie Google beboet voor een bedrag van EUR 2,42 miljard voor misbruik van machtspositie door in het kader van de exploitatie van haar zoekmachine haar eigen prijsvergelijkingsdienst Google Shopping gunstiger te positioneren dan concurrerende vergelijkingsdiensten. Het hoger beroep tegen het besluit is aanhangig. De Compare Group biedt prijsvergelijkingswebsites aan. Wolfson heeft met de Compare Group twee cessieovereenkomsten gesloten inzake de vorderingen tot schadevergoeding wegens het misbruik door Google. De cessieovereenkomsten zijn op 28 april 2022 ondertekend namens XelNeb Holding B.V. als bestuurder van Compare Beheer B.V., die handelde namens de andere entiteiten van de Compare Group. Op 2 mei 2022 is Wolfson de onderhavige procedure tegen Google gestart. Google betwist de rechtsgeldigheid van de cessieovereenkomsten. XelNeb Holding B.V. was al voor het moment van ondertekenen uit functie getreden als zelfstandig bevoegd bestuurder van Compare Beheer B.V. Wolfson erkent in de procedure dat XelNeb Holding B.V. inderdaad niet bevoegd was om de cessieovereenkomsten te ondertekenen, maar heeft een brief overlegd waarin verklaard wordt dat een rechtsgeldige cessie wel degelijk de bedoeling was van beide partijen bij de cessieovereenkomst. De rechtbank stelt dat in de verhouding tussen de cessionaris (Wolfson) en de schuldenaar (Google) niet beslissend is of de overdracht van de vordering geldig is geschied. Ook als aan die overdracht gebreken kleven, staat in de verhouding tussen Wolfson en Google centraal of Google de overdracht tegen zich moet laten werken. Zij mag in beginsel afgaan op de mededeling van de cessie, de akte en de titel. Met de verklaring staat het volgens de rechtbank voldoende vast dat het de bedoeling was van Compare Group en Wolfson om met de twee cessieovereenkomsten de vorderingen aan Wolfson over te dragen. Bij Google kan er geen misverstand over bestaan dat de entiteiten van Compare Group zich gebonden achten aan de cessie en dat Google aan Wolfson kan betalen. De betwisting van de rechtsgeldigheid van de cessieovereenkomsten slaagt dus niet. Daarnaast had Google een beroep op verjaring gedaan, wat ook door de rechtbank wordt afgewezen. Google meent dat Compare Group ruim voor 26 december 2011 bekend was met de schade, aangezien zij bekend was met het afnemende aantal bezoekers dat via Google op haar websites kwam. Dat Google haar algoritmes had gewijzigd, was ook publiekelijk bekend. Bovendien had de Commissie al op 30 november 2010 bekendgemaakt dat ze Google Shopping zou onderzoeken. De rechtbank volgt Google hier niet in. Uit het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Heureka Group/Google blijkt dat in beginsel vanaf het moment dat een samenvatting van het besluit van de Europese Commissie in het Publicatieblad is verschenen ervan uit kan worden gegaan dat een benadeelde beschikt over de informatie die nodig is om een schadevordering in te kunnen stellen. De verjaring kan echter niet gaan lopen vóór het moment waarop de inbreuk is beëindigd. Dit kan ertoe leiden dat bij een voortdurende inbreuk (zoals hier het geval is) de verjaringstermijn niet alleen nog niet was verstreken, maar zelfs nog niet was ingegaan. De dagvaarding dateert van 22 mei 2022 en dat is binnen de termijn van 5 jaar na het besluit van de Commissie. Dat betekent dat er geen sprake is van verjaring. Rechtbank Amsterdam, 1 mei 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:2292 ACM oordeelt over weinig concurrerende spaarmarkt voor consumenten Op 28 mei 2024 concludeert de ACM naar aanleiding van haar onderzoek naar het functioneren van de Nederlandse spaarmarkt dat de spaarrentes voor consumenten bij de Nederlandse grootbanken (ABN Amro, ING en Rabobank) achterblijven bij de recent gestegen beleidsrente van de Europese Centrale Bank. De ACM ziet een gebrek aan concurrentie op de spaarmarkt als mogelijke verklaring. Uit haar onderzoek komt een aantal oorzaken van deze weinig concurrerende spaarmarkt naar voren. Het leeuwendeel van de Nederlandse spaarders heeft een rekening bij een van de drie grootbanken en slechts een zeer kleine groep van deze spaarders stapt over naar andere banken met hogere rentes. De drie grootbanken hebben dus het overgrote deel van de spaarmarkt in handen. Hoewel de ACM geen aanwijzingen heeft gevonden voor verboden afspraken tussen deze banken om de rente laag te houden, meent zij dat het wel aannemelijk is dat er sprake is van 'stilzwijgende afstemming' tussen de grootbanken. De ACM veronderstelt dat de banken elkaars tarieven scherp in de gaten houden en elkaar qua rentepercentage op de voet volgen en dus stilzwijgend hun gedrag op elkaar afstemmen. Nu er geen sprake is van onderlinge afspraken, valt er niet te handhaven onder het kartelverbod. De ACM stelt daardoor vast dat zij geen bevoegdheden heeft om de concurrentie op de spaarmarkt te verbeteren, en doet (wederom) een oproep om een New Competition Tool in te voeren (zie hiervoor o.a. de vorige update: ACT update maart & april 2024). De ACM doet diverse aanbevelingen aan de wetgever om de concurrentie op de Nederlandse spaarmarkt op gang te helpen; zo dient (i) de informatievoorziening door banken transparanter te worden, (ii) er een verbod te komen op koppelverkoop van spaar- en betaalproducten en (iii) een verplichte overstapservice van banken te worden gecreëerd. Deze zouden moeten bijdragen aan het verlagen van overstapdrempels voor de consument en de versterking van de concurrentiedruk. Zie in dit kader ook de artikelen uit het FD over het onderzoek van de ACM en een interview met bestuursvoorzitter Martijn SnoepPersbericht ACM 28 mei 2024 (ACM: spaarrentes blijven achter door te weinig concurrentie | ACM. nl) ACM mag openbaarmaking van door haar vervaardigde stukken afwijzen op grond van de Instellingswet Op 10 juni 2024 oordeelt de rechtbank Rotterdam dat de ACM terecht heeft geweigerd om documenten openbaar te maken op grond van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet). Eiser had op 6 juli 2022 bij de ACM een verzoek ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo), omdat hij de tarieven van Essent niet redelijk vond en wilde inzien wat de ACM daar al aan gedaan had. De ACM wees het verzoek op 15 augustus 2022 af met een beroep op de Instellingswet in plaats van de Woo. De ACM stelde dat openbaarmaking van haar beoordelingsmodellen energieleveranciers in staat zou stellen hun tarieven aan te passen aan de maximaal toegestane prijzen. Dat zou de marktwerking verstoren en zou leiden tot hogere prijzen voor consumenten. In de rechtszaak voert de eiser aan dat hij inzicht wil in de beoordelingsmodellen van de ACM om te begrijpen waarom bepaalde hoge tarieven zijn goedgekeurd. Hij betoogt dat het argument van de ACM dat openbaarmaking in strijd zou zijn met het toezichtdoel achterhaald is. Volgens de eiser zijn de tariefverschillen tussen verschillende energieleveranciers al groot genoeg om te kunnen afleiden welke tarieven door de ACM waren goedgekeurd. De rechter volgt dit betoog niet en stelt voorop dat de relevante artikelen uit de Instellingswet een uitputtende regeling vormen die voorrang heeft op de Woo. Hoewel de Instellingswet de ACM toestaat om documenten openbaar te maken, moet de ACM dit onder specifieke omstandigheden weigeren, vooral wanneer openbaarmaking het toezicht zou ondermijnen. Dit geldt ook voor vertrouwelijke bedrijfsgegevens die met de overheid zijn gedeeld en die niet openbaar mogen worden gemaakt op basis van de Woo. De ACM brengt naar voren dat documenten uit toezichtsdossiers meestal niet openbaar worden gemaakt omdat ze vertrouwelijke informatie bevatten van onder toezicht gestelde partijen. Openbaarmaking zou de vertrouwensrelatie tussen de ACM en bedrijven schaden en de uitvoering van haar wettelijke taken bemoeilijken. Verder bevatten de documenten strategische informatie over hoe de ACM invulling geeft aan het kartelverbod in artikel 6 Mededingingswet en aan verzoeken om informele zienswijzen. Openbaarmaking zou eveneens het mededingingstoezicht ondermijnen. De rechtbank onderschrijft dit standpunt. Openbaarmaking van de bandbreedtes voor energietarieven zou inderdaad schadelijk zijn voor de mededinging. De rechtbank erkent dat als energieleveranciers de bandbreedte zouden kennen, ze hun tarieven aan de bovenkant van die bandbreedte zouden kunnen vaststellen. Dat zou nadelig zijn voor de mededinging en voor de consumenten. Rechtbank Rotterdam 10 juni 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:5177 CBb oordeelt dat de ACM openbaarmaking van documenten terecht heeft geweigerd Op 11 juni 2024 stelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) de ACM in het gelijk in een zaak omtrent de weigering van openbaarmaking van documenten. Op 17 maart 2020 had de aanvrager op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) de ACM verzocht om schriftelijke informatie over boetes die de ACM had opgelegd aan een onderneming in het kader van de Rotterdamse taxi-zaak. De aanvrager, zelf ook beboet voor deelname aan het betreffende kartel, wilde namelijk weten of die boetes na de oplegging daarvan waren kwijtgescholden of gematigd en of er met betrekking tot (de incasso van) deze boetes nadere besluiten waren genomen. Op 14 april 2020 heeft de ACM dit verzoek afgewezen op grond van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet). De ACM meende dat de Instellingswet hier van toepassing was en niet de Wob, omdat het verzoek zag op gegevens die de ACM had vervaardigd in verband met werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van haar wettelijke taak. De ACM zag geen aanleiding om gebruik te maken van haar discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 12w Instellingswet. Openbaarmaking van de verzochte informatie zou niet nuttig of nodig zijn uit een oogpunt van voorlichting en transparantie. De sanctiebesluiten in de kartelzaak waren immers al openbaar gemaakt en de handelwijze met betrekking tot de betalingen van boetes waren al voldoende kenbaar op haar website, aldus de ACM. Op 17 maart 2020 heeft de rechtbank Rotterdam het beroep hiertegen ongegrond verklaard. De rechtbank was van oordeel dat de Instellingwet niet ziet op besluiten tot kwijtschelding of niet-invordering van opgelegde boetes. Met openbaarmaking van de sanctiebesluiten is het met de Instellingswet nagestreefde doel van openbaarmaking bereikt, omdat daarmee (i) de overtreder, (ii) de aard en ernst van de overtreding en de (iii) op basis daarvan opgelegde sanctie openbaar zijn gemaakt. Als later wordt beslist tot kwijtschelding van de opgelegde boetes, wordt er niets gewijzigd in deze drie aspecten. Evenmin is er sprake van een heroverweging van een besluit tot het opleggen van een sanctie, waardoor een dergelijke beslissing buiten de reikwijdte van de Instellingswet valt. Eerder had de rechtbank al geoordeeld dat de ACM in redelijkheid kon besluiten om enkel van de bevoegdheid uit artikel 12w Instellingswet gebruik te maken als zij dat nuttig en nodig vindt uit een oogpunt van voorlichting en transparantie. In het geschil in hoger beroep gaat het om de vraag welk openbaarmakingsregime van toepassing is op het verzoek en of het oordeel van de rechtbank dat de ACM het verzoek (mede) mocht afwijzen op grond van de Instellingswet juist is. Naar het oordeel van het CBb heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de Instellingswet niet van toepassing is op besluiten tot kwijtschelding of niet-invordering van opgelegde boetes. Het was de bedoeling van de wetgever dat deze wet van toepassing zou zijn op besluiten waarbij een overtreding wordt vastgesteld. De Instellingswet is niet van toepassing wanneer louter een betalingsverplichting wordt gewijzigd, aldus het CBb, aangezien bij die beslissing geen overtreding wordt vastgesteld. Het CBb is, anders dan de ACM, van oordeel dat openbaarmaking van de verzochte gegevens over de vermindering van de betalingsverplichting van opgelegde boetes op zichzelf nuttig en nodig is uit een oogpunt van voorlichting en transparantie. Deze gegevens bieden namelijk inzicht aan consumenten en marktpartijen over de handelwijze van de ACM. Tegenover het belang bij openbaarmaking van de verzochte gegevens staat echter het belang van de betrokken onderneming dat daarvan wordt afgezien. Het zou namelijk gaan om gegevens over haar financiële draagkracht. Dergelijke informatie is op zichzelf al concurrentiegevoelig. Het belang bij bescherming van zulke bedrijfsgegevens is groot. Naar het oordeel van het CBb wegen de transparantie- en voorlichtingsbelangen in dit geval niet op tegen de negatieve gevolgen daarvan. Voor zover artikel 12w Instellingswet van toepassing is, mocht de ACM het verzoek dus afwijzen. De rechtbank heeft het beroep van aanvrager daarom terecht ongegrond verklaard. College van beroep voor het bedrijfsleven, 11 juni 2024, ECLI:NL:CBB:2024:392 Toezeggingen Ticketmaster leiden tot meer keuze bij doorverkoop van kaartjes Op 19 juni 2024 publiceert de ACM haar besluit inzake toezeggingen van Ticketmaster over doorverkoop van tickets. De toezeggingen leiden ertoe dat consumenten hun mobiele Ticketmaster-tickets ook buiten het platform van Ticketmaster kunnen doorverkopen. Ticketmaster is actief op het gebied van zowel de primaire verkoop van tickets als de secundaire verkoop van tickets. Onlinetickets hebben doorgaans de vorm van een Pdf-bestand waardoor zij gemakkelijk kunnen worden overgedragen en doorverkocht (ook op andere doorverkoopplatforms dan die van Ticketmaster). Ticketmaster heeft echter eigen mobiele Ticketmaster-tickets ontwikkeld die gebonden zijn aan een Ticketmaster-account en daardoor alleen tussen dergelijke accounts overdraagbaar zijn. In mei 2023 startte de ACM een onderzoek naar mogelijke beperkingen voor consumenten bij de verkoop van mobiele tickets op een ander doorverkoopplatform dan dat van Ticketmaster. Alhoewel de ACM geen overtreding van het verbod op misbruik van een economische machtspositie heeft vastgesteld, heeft zij wel enkele risico's geïdentificeerd. Het gesloten transfersysteem met te strenge voorwaarden rondom de doorverkoop van tickets kan leiden tot hogere kosten en slechtere voorwaarden voor de consument. Door de toezeggingen van Ticketmaster kunnen consumenten nu een doorverkoopplatform kiezen dat past bij hun voorkeuren en zijn zij daardoor niet beperkt tot doorverkoop via het platform van Ticketmaster. Ticketmaster zal consumenten en andere doorverkoopplatforms informeren over het gebruik van de zogenoemde ‘transferfunctionaliteit’ en zal ervoor zorgen dat deze functionaliteit ook beschikbaar blijft bij doorverkoop van mobiele Ticketmaster-tickets via doorverkoopplatforms van derden. Door deze toezeggingen kunnen andere platforms nu ook concurreren om de doorverkoop van mobiele Ticketmaster-tickets. Persbericht ACM 19 juni 2024 (Toezegging Ticketmaster: consument heeft weer keuze uit doorverkoopplatforms | ACM. nl)Besluit ACM 19 juni 2024 (Ontwerpbesluit toezegging Ticketmaster over doorverkoop tickets (acm. nl))
Socialemedia-cookies verzamelen informatie over het delen van informatie op onze website via sociale media en/of uw surfgedrag tussen sociale media, onze socialemediacampagnes en onze websites om dit beter te begrijpen. Wij doen dit om de mix van kanalen te optimaliseren via die wij onze inhoud ter beschikking stellen. Details over de gebruikte hulpmiddelen ("tools") kunt u vinden in onze Privacyverklaring.